
Het clair-obscure van melkzuur, blogpost van Fred, donderdag 6 juni 2013
Zo ik iets kan op de fiets, is het klimmen. Ik heb de mazzel dat ik het geschikte lichaam daarvoor erbij geleverd heb gekregen. Licht, lang en pezig. Om met reisleider Filip te spreken: ‘gij hebt het ideale figuur, hè? Lucien van Impe zou zijn lichaam met het uwe geruild hebben’. Ik waag dat te betwijfelen, en ik zou zeker niet met hem – getooid met de bijnaam ‘de kleine van Mere’ – willen ruilen. Om den drommel niet! Maar dit terzijde, want vandaag gaat het over melkzuur. Na de boot uit Keftalonia landen we in Killin. Van daaruit moeten we op weg naar Vitina, dwars door de Peloponessos. 150 km lang door de hitte. Met na Olympia één of eigenlijk twee lange beklimmingen. Onderaan de eerste zet ik gelijk aan. Onno gaat weer als een dolle. Maar houdt tot mijn verrassing in, als ik hem zeg ‘het is 10 km klimmen, Onno’. Achter mij fietst Noud op sandalen – geen probleem – en Cornelis. Verder daar achter de groep met Jaap, die iets later aan de klim beginnen. Ik voel de macht in mijn benen. Een heerlijk gevoel: ik krijg mijn verzet soepel rond. Het is warm. Het wordt steeds warmer. Ik zie van alles, denk aan van alles, maar enige structuur is er niet. Flarden. Tandje erbij, dan bij steilere stukken tandje eraf. Aanzetten. Het asfalt is geduldig. Het is warm. Ik ruik het asfalt. Ik proef het zout dat ik zweet. Ik hoor…niks, behalve mijn fiets, de wind en de natuur. Het zijn de momenten waarop ik van klimmen hou: hard wegfietsen en dan onderweg je beloning al ophalen. Ik kijk op mijn teller. 106 km gefietst. Ik beloon mezelf: bij iedere kilometer een slok water. Het werkt. Ik voel mijn benen langzaam zeer doen. Maar dit zuur is zalig. Tandje erbij. Aanzetten. En daar ga ik weer. Ik hoor Mart Smeets in het zweethokje tegen Jean Nelissen mompelen: ‘dit is een renner waar we nog veel plezier van gaan krijgen, Jean?’ En onderweg hoor ik ook nog de uitgelaten hyperbolen van Theo Koomen:’het is ongelooflijk, hij wint per minuut 60 seconden op zijn achtervolgers, mensen! Dit is een fenomeen, ongeloooooooflijk”, want je moet ook onderweg wel om jezelf kunnen lachen. Anders is het een kruiswegstatie en Tantalluskwelling ineen. Ik voel het zuur. En de spieren die niettemin dansen onder mijn vel. Groots en meeslepend wil ik leven, was een thema op deze reis. Nou hier heb je het! 108 km. Slokje water. Ik rijd 17, dan weer 15 km, heel soms even 13. Nooit minder. Ik zet mijn bidon weer aan mijn lippen, net als het fenomenale landschap. Schitterend. En bomen. Schaduw, koelte. Het is 35 graden, schat ik. Ik kijk naar beneden het dal in. Onno, Noud zijn niet meer te zien, Jaap wel. Jaap! Ik verwachtte hem al. IJzersterk dit jaar. Macht in de benen. Hij is nog ver, maar heeft de anderen die zich omhoog wurmen gepasseerd. Ik passeer wat huizen. Oude mensen zonder dromen groeten mij vrolijk. Een auto toetert. Horen zij Theo Koomen op de radio? Weer lach ik om mezelf. En zet aan. Een splitsing. Wat nu? Ik gok links, naar boven de klim op. Voorgevoel: ik zit fout. Na 200 m keer ik om. In het dorpje geeft een man in een auto zekerheid: hij gesticuleert dat Vitana dáár ligt. Ik zat dus fout. Slokje water. Het melkzuur in de benen begint nu echt te gisten, maar ik dans. De top! 112,68 zegt mijn metertje. Filip met de auto. Ik ben moe, niet kapot. Ik drink een colaatje. Na een paar minuten zie ik Jaap komen. Nog steeds power. Vastberaden. Een echte atleet. Een paar minuten daarna onze wegkapitein Noud op zijn sandalen. Altijd goed. En Cornelis, die geen hitte verdraagt, maar wel doorjast. Knap. De andere helden zitten te ver. Wij gaan door.
De tweede klim is langer, minder moeilijk. We beginnen met zijn vieren en beloven samen op te rijden. Even later zijn Jaap en ik weer samen. Hij rijdt sterk. En ik worstel met maag en darmen. Zat er aan te komen. Buikpijn en het fenomeen dat ‘aandrang’ heet. Wat nu? Het zuur werkt nu tegen. Dat klerezuur ook. Ik kan Jaap nauwelijks volgen. Denk: stoppen! Maar dat kan niet. Zonde van de uitzending. Jean Nelissen zou zeggen: ‘ja, het is wel een klasbak, met talent, maar hij mist nog dat ene: echt kunnen afzien’. Kop overnemen dan maar. Het helpt niet. Darmkramp werkt zich door mijn lijf en naar mijn geest. Jaap suggereert te stoppen bij een cafeetje. Ik gooi mijn fiets tegen de gevel en storm naar binnen. Een schoon toilet. Het inestinaal ongemak gooit zich eruit. Opluchting. Buiten drinken we snel een colaatje met Noud en Cornelis. En door! Even denk ik dat het over is. Jaap en ik komen weer alleen te zitten.Dan voel ik dat Jean gelijk heeft. De kracht is weg, ik mis ‘dat extra’. Het denken dooft uit. Jaap fiets souverein langzaam bij mij weg, alsof hij het per ongeluk doet. Ik blijf tempo rijden. Maar geen versnelling meer. Ik voel nu het verkeerde zuur: de gillende spieren, de lichte kramp, het niet meer rond krijgen van dat ene verzet. Zuur dat bijt en steekt. Zuur dat niet meer onverschillig laat. De longen die overwerken. Nog even probeer ik terug aan het wiel te komen. Een soort sprint. Tegen de pijn in. Op een meter of 50 van Jaap rol ik over de top. Hij is ook diep gegaan. Mooi gereden, ook door Cornelis en Noud die in andere volgorde boven komen.
In het hotel horen we dat sommigen meer dan een uur achterstand hebben opgelopen in deze beestachtige etappe. En het is al 8 uur. Komen zij aan in het donker? Historisch en heroisch. Koomen zou er wel raad mee weten. Maar ik weet mijn broer daar. En Onno. En de anderen. Het schemert. Maar gelukkig, na al dat zuur komt het zoet. Iedereen binnen. Verhalen over de weg kwijt zijn, er doorheen zitten. Peter wil precies ‘het koersverloop’ weten. Helaas wordt de samenvatting niet uitgezonden. Jean, Mart en Theo zijn er niet. Ik vertel het verloop, voel aan mijn getarte benen. In mijn mond proef ik maagzuur.
burberry scarf6 tips to choosing exercise clothing