
Koninginnerit, blogpost van Jaap, donderdag 6 juni 2013
We hadden eigenlijk nog niet bedacht of deze tocht ook een Koninginnerit heeft en zoja welke. De vorige tochten hadden die als vanzelfsprekend wel, sommige zelfs meer dan een. Maar deze tocht is het woord niet een keer gevallen. We hebben steeds gedacht dat de uitdaging van deze tocht vooral in de afstand zat, de lange dagen, over zware beklimmingen spraken we nooit. Wat kan ons na de Balon d’Alsace, de Chasseral, de Susten, de Oberalp, de Treminillo etc nog gebeuren? Jongens zoals wij draaien onze hand niet meer om voor een stevige klimpartij. Niets in het programma leek te duiden op overmatig klimmen. Tot dusver was dag 2 het zwaarst, qua klimmen dan, maar dat lag voor een deel ook aan het abominabele weer.
Ook vandaag stappen we ontspannen op. We hoeven voorlopig ook helemaal niet te fietsen. We moeten eerst met de boot naar de overkant, de Peleponnessos. Dan eerst 60 km vlak naar Olympia en daarna pas gaan we klimmen. Tot 1.000 mtr, dus waar gaat het over? Zo denken we en praten we erover. Gedachten aan een Koninginnerit in het onmiddellijke verschiet doemen niet op.
De boot neemt zn tijd, om te komen en om te varen. Aan boord valt het gehele peloton in diepe slaap op het stoelloze dek. Wat beteuterd worden we wakker, nu moeten we toch echt eens fietsen. Het is al 11.30 en nog niets gedaan. Er liggen wel weer 145 km te wachten, en vanaf 100 km is het voornamelijk klimmen. Nog breekt er geen paniek uit, koelbloedig rekent ieder voor zich uit dat het wel eens laat kon worden vanavond. Noud heeft ondertussen iets heel anders aan z’n hoofd. Hij is z’n fietsschoenen in het hotel op Kephalounia vergeten. Wat te doen, met de boot terug, schoenen halen en weer terug en dan met taxi of bus onze kant uitkomen? Natuurlijk niet, zegt Noud. Ik fiets gewoon op m’n sandalen. Noud heeft uitzonderlijk kleine pedaalsteunen moet u weten en het plan lijkt ons gekkenwerk. Maar Noud is vastberaden en daar gaan we dan.
Langs de grote weg naar Pyrgos, een stevig tempo, we moeten vaart maken. We rijden door de Po vlakte van de Peloponessos. Vlak, uitgestrekt, warm, een hoop lelijkheid om ons heen en een lange rechte weg met vrachtverkeer dat langs dendert. In Pyrgos zelf een snelle koffie en daar denken we de eerste tekenen van armoe door de eurocrisis te zien. Een schattig meisje van een jaar of tien loopt bij ons te bedelen. Zegt niks, zegt Joris, bij ons in Brussel zijn allemaal bedelaars, bij elk stoplicht staat wel iemand. Veel meer aan armoe zien we niet. Het ziet er allemaal redelijk georganiseerd uit. Het is veel schoner dan in Italië. De wegen zijn goed. We zijn Italië als fietsland al bijna weer vergeten, die Grieks eilanden, en ook hier als we de vlakte eenmaal verlaten, het is allemaal prachtig. Heel groen ook.
We fietsen nu hard door naar Olympia, de oude tempelstad waar eens in de vier jaar ter ere van Zeus de Panhelleense spelen werden gehouden. Daar fietsen we dan als Godenzonen, we voelen ons thuis zeg maar. Naar binnen gaan we niet, het is al laat en het lange, zware stuk klimmen moet nog komen. Nouds sandalen doen erg denken aan het schoeisel van de oude Griekse atleten. Wie heeft er al dat moderne spul nodig? De vallei waarin we fietsen is schitterend, daar worden we altijd stil van. Van het klimmen ook, het gaat weer omhoog. Eerst twee voorbulten, zoals het stijlvol wordt uitgedrukt, daarna komt het grote werk. Hier is het weer ieder voor zich. Ieder moet z’n eigen ritme vinden, net zoveel spanning op de spieren dat je vooruit blijft gaan, maar niet zoveel dat je je opblaast. Het elastiek oprekken maar het Verste Rekpunt voorblijven.
Het is al vijf uur, en nog 40 km voor de boeg, waarvan zo’n 30 km klimmen. Het gaat laat worden vanavond. Aan het begin van de grote klim zit ik helemaal achteraan de groep. Moet toch maar omhoog, dit tempo is te laag om lekker te fietsen. Zo trap ik langzaam de jongens voorbij. Het gaat soepel, kan heerlijk doortrappen. Wel voel ik de hitte naar m’n hoofd stijgen. Het syndroom van de Vesuvius dringt zich op. De hitte die me teveel wordt, die alle krachten wegzuigt, benen die gaan branden, het elastiek verslapt. Elke trap is ook een zucht. Gaat het weer deze kant op? Ik ben nu iedereen voorbij, zie alleen Fred nog voor me, maar ik kan niet meer aanzetten, kom niet meer dichterbij. Het is 35.8 graden zegt Cornelis later. Op het randje van smelten.
Na 10 km klimmen staat Filip met de bus, cola naar binnen, vers water, uitpuffen. Cornelis komt boven en ook Noud, op sandalen, of het geen enkel verschil maakt! Wat een krachtmens.
Met z’n vieren verder, Fred en ik laten Noud en Cornelis achter. De kracht is terug, de hitte weg, het is voorbij zes uur. Ik kan weer aanzetten nu. Samen met Fred hard omhoog. Maar Fred zwoegt, last van zn buik, diarree op komst en dan is de fiets geen fijne plek. We komen bij een dorp en Fred moet stoppen. “Rij maar door Jaap” zegt Fred, ” ik red me wel”. Dilemma, wat nu? Benen zijn sterk, zou graag hard door willen fietsen. Maar Fred is echt niet goed, kan ik toch niet zo achterlaten. De jongens achter kunnen hem wel opvangen. Maar het kan wel lang duren voordat ze hier zijn. Trouw en zorg winnen het uiteindelijk van de drang om weg te schieten. Ik wacht op Fred. Noud en Cornelis komen eraan, we drinken een glas prik en stappen dan met z’n vieren weer op. Nog vier km klimmen, en weer kan ik hard omhoog. Ook Fred moet nu lossen, maar hij fietst goed door zie ik. Bovenop de Peloponnessos verzamelen we weer, prachtige afdaling, over brede lege wegen. De hoofdweg over de Peloponnessos, waar niemand rijdt, behalve 11 verdwaalde fietsers. In een landschap dat ook Zuid-Duitsland had kunnen zijn, heeft iets weg van wat ik dacht dat het ruwe droge Griekenland was. Alles is groen, eindeloze sparren, schapen in het gras. Om 8 uur zijn we binnen. De laatsten komen pas om 9.15 binnen, het is al bijna donker. Was het toch een Koninginnerit, zonder dat we er erg in hadden.
wandtattooThe Best Eye Creams Serums