
Maandag 1 juni 2015, blogpost van Jaap: Denken op de fiets
Waar denk je nou zo’n hele dag aan als je eindeloos op die fiets zit? vroeg onlangs iemand aan me. Vandaag stapten we iets over 9 uur op en iets over half zes vanmiddag weer af. Bijna 9 uur onder weg, je zou denken dat er dan toch wel wat gedachten langs komen, niet? Het goede nieuws is dat er echt wel wat wordt afgedacht zo onderweg. Het slechte nieuws, misschien, maar dat is een kwestie van perspectief, dat nagenoeg alle gedachten niet zijn om over naar huis te schrijven. Ik schat dat zo’n 80% van de bewust beleefde gedachten gaan over het fietsen op dat moment zelf. Dit is een hele rijke denkwereld. Het gaat dan bij voorbeeld over de kwaliteit van het wegdek. Vandaag reden we een lang stuk over een witte weg op weg naar Lleida, zo onbeduidend dat die de meeste kaarten niet haalt, nog net geen grindpad, maar geef het een paar jaar en het is zo ver; zowel het dalen als het stijgen zijn dan een crime, naar beneden wordt al snel gevaarlijk omdat je alle kanten opschiet, omhoog verlies je steeds vaart door alle oneffenheden, uitwijken voor gaten en bobbels, steeds corrigeren, alles in je lichaam wordt los of juist vastgerommeld. Bij zo’n wegdek denk je verder niks meer. Dan is er de positie in het peloton. Als je voorop rijdt bepaal je het tempo van de groep. Dat is nog een hele kunst. Wij zijn geen watjes, dus als je voorop komt betekent dat meestal dat er gas gegeven wordt. Sommigen onder ons kunnen zo ongenadig veel gas geven dat het peloton gaat muiten en de man voorop als kapitein zonder schip hard wegrijdt. Het wil nog wel eens 10 minuten duren voordat hij achterom kijkt om te constateren dat het peloton verdwenen is. Inspanning voor niets geweest. Maar ook als het goed gaat en je juist een mooi tempo maalt voor de groep vraagt dat alle aandacht. Ik reed aan het slot van de etappe vanmiddag voorop en zette een straf tempo in van zo’n 35 km/u. Niets is hier vlak, ook niet een vlakke weg, en hoe hard rijd je dan een lichte heuvel op? Bij vol doortrekken doemt het kapitein-zonder-schip syndroom op en hoe lang hou je het vol? Het tempo laten zakken en het peloton duikt over je heen. Kortom, lastig, keuzes maken. Het schijnt dat toen ik voorop reed we langs het meer van Tremp reden. Heb er een vaag beeld van, maar meer ook niet. Voorop rijden verengt de blik en het bewustzijn tot het tempo, de weg, de spierspanning en hoe lang hou ik het nog vol. Midden in het peloton rijden vraagt ook veel aandacht, vooral als er voorop tempo wordt gemaakt. Je bent voortdurend bezig snelheid, ritme en ietsje naar links of rechts aan te passen aan de man voor je, de windrichting en het wegdek. Spookbeelden van over elkaar heen buitelende profwielrenners zijn nooit ver weg. Moet je leren, dat dicht op elkaar fietsen, elk jaar weer. Het mooie is dat je brein zich hierop steeds weer instelt. Het gaat bij voorbeeld makkelijker als je niet naar de billen vlak voor je kijkt (zeker niet als zich daar de inmiddels bijna doorzichtige fietsbroek van Onno bevindt), maar naar de schouders van een man of drie, vier voor je. Het brein voert dan automatisch correcties uit op basis van al die subtiele factoren die sensorisch worden geregistreerd. Maar dit vraagt wel opperste concentratie. Sterke, bewuste gedachten van jezelf ontwikkelen midden in peloton is echt gevaarlijk. Je kunt eigenlijk alleen wat eigen denkwerk verrichten als je achterin in het peloton fietst. Geen wonder dat Joost, degene die aan tafel altijd voor wat extra diepgang zorgt, graag achterin vertoeft en ook Maurits, ook zo’n notoire denker, zich daar regelmatig laat zien. Klimmen veroorzaakt weer heel andere gedachten. Het is een voortdurend afwegen van tempo, stijgingspercentage, nog af te leggen afstand, pijn, verzuring en Verste Rekpunt, in een poging grip te krijgen en te houden op de hart-long machine die de spieren aan de praat moet houden. Als dat nog niet genoeg is heb je makkers in de buurt. Blijf je samen rijden, eerst maar eens rustig omhoog, arggh, hij zet aan, kan ik mee of laat ik hem gaan, waarom fietst hij nu door, is hij net zo stuk als ik, hoor ik hem zwaarder adem halen, moet ik dus niet aanzetten en kijken of ik hem eraf krijg? Kan ik de man voor me voorbij, en kan ik hem dan ook achter me houden? Ik word ingehaald, kan ik aanpikken? Enzovoort. Wij zijn in het geheel niet competitief, eigenlijk alleen als de ander zwakker lijkt te zijn, schijnen de chimpansees ook te hebben. Maar alle aandacht wordt verlamd wanneer je er doorheen zit, zoals Onno gister, soms door hongerklop, zoals Fred gister en Noud op het laatst vandaag. Het lijden neemt dan in korte tijd ellendige proporties aan. Alles wat zich aandient om het lijden te verzachten moet je dan aangrijpen. Je hebt nauwelijks nog door dat je fietst en je fietst ook nauwelijks nog. Het lichaam dat gevoed of gerust moet worden neemt dan de overhand, bye bye verstand. Met dit alles gaat dus zon 80% van het denken op zo’n dag heen. De resterende 20% gaat grotendeels naar de omgeving, het uitzicht, de vogels in de lucht, de vos die vanmorgen voor ons de berm in schoot. Vandaag was wat dat betreft een hoogtepunt. We reden het voorgebergte van de Pyreneeën in, indrukwekkende rotspartijen en vergezichten, we waren weer diep onder de indruk, zoals zo vaak door al dat moois waar we doorheen mochten fietsen de afgelopen jaren. Het laatste restje denken zou tijdens de lunch plaats kunnen vinden. Maar vandaag niet. De lunch lag ver weg, pas na 95 km, bijna net iets te ver zoals de stad Omsk in Drs. P’s magistrale trojka lied. Het was warm de zon brandde. We zegen neer bij de pleisterplaats die Bert voor ons in de schaduw had georganiseerd. Stilte, kauwen en drinken en toen nog meer stilte. We vielen allemaal in slaap, realiseerden we ons na een minuut of tien. Powernap voor 50+ers, moest even. Kortom, als we denken, denken we nagenoeg uitsluitend in het hier en nu. Dat schijnt een probaat geluksmiddel te zijn en niet voor niets verheugen we ons steeds een jaar lang op de nieuwe tocht die we gaan maken. Het is pure meditatie.