RSS feed
2019

Vrijdag 5 juni 2015, blogpost van Fred

Lezer, weet u het nog? Waar was u op de 5e juni 1975, de dag dat Zoetemelk een Touretappe won en een Nederlandse equipe furore maakte? De wielerwereld zou daarna nooit, nooit meer hetzelfde zijn. Het was het begin van de gouden eeuw van het Nederlandse wielrennen. Die ene wedstrijd, de special edition Tour de France 1975. En die roemruchte etappe Valencia-Biarritz. Daar werd wielerhistorie geschreven. Theo Koomen: ‘dit is ongelooooooooflijk, dit is nog nooooooit vertoond, kijkers, grijp uw buurman vast, knijp hem, want u bent erbij geweest’.
Het begon rustig. Een etappe van zo’n ouderwetse tourafstand van koud 975 km. Het toen nog militaire vliegveld zag onder de wielermanschappen een team met vreemde kenmerken. Er ging een vreemd, wittig goedje in de broeken. En merkwaardig repen, met een dito wit laagje. Ze waren extreem getalenteerd, dat zag zelfs Lola Puig i Cadalfach die het team F4F, gehuld in shirts waarop in flamboyante letterkrullen de naam Chasseur des Cols was geborduurd, wegkuste. De blonde Moser, opvallend lang, gespierd en vooral gecoiffeerd, die de jonge donker Italiaan Francesco ruimschoots in de schaduw zette, zag in die Lola ook talent, maar een ander talent. In zijn ploeg een ware Flandrien, ene Noud, verder een meesterknecht Cornelis De Neus (met de neus en ook de stijl van Coppi), een dulle stoemper Barendrecht (voor al uw kopwerk), Onno ‘de Bom’ en Joost ‘de draaier’, vermaard om zijn rouleren. En last nut nog least de matadoren die het in Spanje en Zuid-Frankrijk moeten afmaken: Jaap, kopman met een kop en Fred, kopman twee: een grimpeur avec humeur. Kortom, een jonge, veelbelovende ploeg.
In het zinderende hitte weggeschoten peloton viel Onno in het startschot. De eerste demarrage, zo krachtig dat Mercx, Zoetemelk en van Impe elkaar elkaars blik zochten. Wat heeft deze gebruikt wat Thévenet nog niet kende. Thévenet zelf kijkt wild in de camera, het schuim van zijn mond poetsend, nu de cocktail al begint te werken. Onno is daarna niet meer gezien. Niet wordt uitgesloten dat hij de eerste olijfboom uitzocht voor een dutje, uitgeput, moegestreden door zijn explosie. Terwijl de Gan Merciers zich naar voren drongen, nam Noud de kop. Deze fietsende Dutch Windmill maalde wijdbeens tegen de wind, zo hard en onverschrokken dat de Kas-ploeg – van het rode drankje – de Stier, de Stier lieten en Spaans bescheiden zich aansloten in de siddering die door het peloton ging. De eerste berg, de col de …., is nooit bemerkt. De wedstrijdleiding, de verzamelde pers redden het domweg niet, opeengepakt in hun Franse auto’s vol luxe, zonder kracht. Alleen Theo Koomen wist commentaar te geven. ‘kijk, nou toch eens, jongens, kijk nou toch eens, de Neus die het peloton fietsles geeft, die zelfs vlieggewicht Lucien ‘de vlo’ van Impe doet kraken. Allemaaaachtig, wat gebeurt hier nu al.’
Een peloton, of wat daar van over was bereikte in luttele uren de voet van de Bonaigua, de Col de Ouverture voor de Pyreneeënkoers. Een langzaam monster, want meer dan 20 km, steeds steiler. Mercx keek naar van Impe, van Impe naar Zoetemelk, Zoetemelk naar Gimondi, die in de leegte keek. Verbijstering werd zichtbaar in het peloton toen de blonde Moser van F4F ontsnapte zoals Hannibal het in de Alpen zou hebben gedaan. Fier en koen. Wat was dit voor ploeg, deze F4F, wat was dat voor verdacht Goed Doel, waar zij voor fietsten? Wie doet dat trouwens, je fietst toch voor eeuwige roem? Dat, precies dàt was wat door het hoofd van de Blonde Moser, ook wel Peter genaamd, stroomde. En het onbegrepen ‘effe lekker, jongens’, dat nog nagalmde in het steeds bleker ziend peloton. De Molteni’s in hun iets minder mooie shirts dan die van de Chasseurs, gingen nu zelf in de jacht. Zij slaagden, maar waren onvoorbereid op een nakende Pyrrhus. Na de Bonaigua nam de stilist van het gezelschap, Jaap ‘met de kop’, zo krachtig en toch perfect stil zittend het initiatief, met een verzet dat het begrip ‘verzet’ voor eeuwig zou veranderen. Men zegt 56 x 13, bergop! Anderen spreken over een ‘electromoteur’ ontwikkeld door een Nederlandse sportuniversiteit. Theo Koomen schalde in zijn vochtig geworden microfoon superlatieven over de slag van de drie cols (Portillon, Peyresourde en Aspin) als ware het Alexander die Alexandrië, Rome en Constantinopel op één dag verovert. Opvallend details voor de vrouwelijke supporters: ondanks de snelheid bleef zijn haar goed zitten. Alsof de mecanicien het vet ook voor het raderwerk daarboven had benut. Klasse, stijl, de superatleet: je zag een machine met zuigers, cilinders, trekstangen. De zwijgende kracht van een Hollands gemaal. Op de Aspin keek hij pas om, in de paniekerende gezichten van wat als wielerelite werd versleten. Zij waren gedeklasseerd tot volgelingen, die deze Chasseur nog maar net kónden volgen. De jongelingen Moser en Kuiper vreesden hun toekomst. En het ergste moest nog komen.
De Tourmalet en Aubisque zijn monumenten. Goddet brak het zweet uit in de volgauto. Die F4F. Gaan zij die reputatie vermorzelen? Wėg legende, nadat hij voor de oorlog was uitgemaakt voor moordenaar, toen hij de renners de Tourmalet voorschotelde, om ‘le spectacle du Tour de France’ te kruiden? Niemand was ontgaan dat in het dal daarna juist Joost ‘de draaier’ zijn kopmannen van munitie voorzag. Drank in stijlvolle flessen, trossen bananen, verse koffie en weer die vermaledijde repen in blauwe wikkel. Jaap op kop. Hij reed aan de voet van de Soulor weg of hij een boodschap moest doen. Cornelis en Noud stopten de tot dan toe als ‘vedetten van de weg’ en ‘wielergoden’ gekwalificeerde coureurs af alsof het een kudde makke schapen was. Zoetemelk zei later dat hij dacht: ‘Biarritz is nog ver’. De kleine van Impe heeft er nooit meer over gesproken. Mercx kreeg een stomp in de zij van een gefrustreerde supporter, die het niet kon velen dat de elite voor spot werd gezet.
Even leek het lot te keren. Fred, de tanige klimmer, meer Spanjaard dan Hollands, werd zwijgzaam, had een van pijn vertrokken gezicht. Felici Gimondi zag het, demarreerde en kreeg meer spijt dan ooit een gedrogeerde renner gehad moet hebben. Als bij toverslag zagen de aanstonds geslagenen een Wederopstanding. In één streep reed chasseur Fred naar zijn ploeggenoot. Zij vierden kort hun feestje. Een blik van verstandhouding was genoeg. Fred nam alvast de punten voor Tourmalet, Soulor en Aubisque op,  en reed bij de laatste – in volgens sommigen minachting, maar anderen juist eerbied voor de legendes – samen met Jaap naar de magistrale top. Hoger was er even niet in wielerland.
Voor wat er daarachter gebeurde had zelfs Theo Koomen woorden en volume tekort. De chasseurs die over waren – op Onno na –  lieten één voor één het kleurige gezelschap achter zich. Peter verzorgde zijn haar en poetste afdalend zijn fietsvoor de finishfoto. Noud checkte de route op mogelijke barrières. Maurits deed aan fietsdenken, en schijnt een artikel te hebben geschreven over ‘Recht en krom in wielerland’. Alleen Joost liet zich geheel terugzakken, om de Rode Lantaarn te kunnen opeisen (later als drone waargenomen rond Rotterdam). En dan Cornelis. Hij liet zich in een afdaling vanuit stilstand vallen, om de zegetocht van F4F ook een schaduwzijde te geven, voor het Grote Publiek. Toen de berglucht was overgegaan in hooilucht en die weer vervangen door de geur van de zee, was het gedaan. Biarritz hing over de hekken, turend in de verte. Maar er kwam van alles behalve de twee matadoren van F4F. Een totaal ontredderde Joop Zoetemelk ging per ongeluk als eerste over de finish – de hoofdschuddende ‘kannibaal’ Mercx  had hem over het hoofd gezien. De jonge goden van F4F bleken via een omweg aan zee te zijn gestrand. Zij namen en ijsje en polshoogte van het thuisfront. Hun tijd kwam nog wel. Alleen Joost haalde de rode trui op, want je weet maar nooit.
Zo kon Zoetemelk winnen, werden moeizaam verworven reputaties gebroken door een groep Hollandse Nieuwe die dat jaar niet vet maar wel voortreffelijk was. Theo Koomen sprak ook over ‘jonge goden, legendes van een dag, jagers met vergulde geweren’ en andere onnavolgbare taal.
Het is nu, decennia later, wielergeschiedenis. Er blijkt een groepje vijftigers, op zoek naar lieu de memoire, dezelfde tocht te hebben verreden. Er gaan verhalen, over lijden, kameraadschap en geluk. Maar er is geen Theo Koomen om ze u naar waarheid te vertellen. Mooi is het wel.

Naschrift: in de Tour van 1975 won Joop Zoetemelk de Pyreneeën-etappe. Uiteindelijk won Thévenet onder verdachte omstandigheden en nadat Mercx in een etappe was aangevallen door een supporter. Gimondi moest de koers verlaten vanwege doping. Het jongerenklassement werd door Francesco Moser gewonnen. Hennie Kuiper eindigde net achter hem. De Tourstart was dat jaar in Charleroi, waar wij vandaag met F4F landden. En in welke vlucht dit ‘blog’ werd geschreven.