
Zondag 31 mei 2015. Blogpost van Fred: Hongerklop
Vandaag klopte de hongerklop aan mijn deur. Het scheelde niet veel of hij was met geweld binnen gevallen. Het is zo’n prachtwoord uit het wieleridioom: hongerklop. Een trefzeker begrip dat omschrijft wat er gebeurt. De klap die honger kan geven. Niet Knud Hamsuns’ honger, die soms fraai beschrijft wat er met de menselijke geest gebeurt. De niet literaire wielervariant is gewoon: te laat en te weinig eten en de pedalen niet meer rond krijgen. Fysiek onvermogen, al is ook onnavolgbaar wat er in je hoofd gebeurt. Ik zag ooit het zwart voor de ogen, trilde, had het koud en warm toen ik de magistrale Col d’Izoard beklom. Duizend flarden van gedachten raasden als hongerige ratten door mijn hoofd. En tijdens een Spaans trainingsritje in kokende hitte, kon ik na een zware klim mijn stuur niet meer vasthouden. Ik stortte mij naar beneden, de eerste de beste akker invluchtend om – god betere – een watermeloen weg te graaien en op het asfalt stuk te gooien, mijn handen klauwend in onrijp vruchtvlees.
Toen had ik The Rules nog niet gelezen. Een mooi boekje van fanatieke ‘ Velominati’ die daarin ‘The way of the Cycling Disciple’ beschrijven. regel één: Obey the Rules. Regels als: de pootjes van je bril moeten over de helmriempjes worden geplaatst, kruiden dit boekje. Aan het einde van de vermakelijke zin en onzin staat rule #91: no food in training rides under four hours. Daarin staat de gouden regel dat je bij langere tochten begint met eten voor je honger krijgt. De tocht vandaag is langer dan gepland. Geen 120, maar 140 km. En we missen onze lunchplek door een misverstand. In mijn hoofd stond die op 80 km. Het extra banaantje ben ik vergeten. Na Horta de Sant Joan, op de flank van het prachtige massief van Els Ports, zou de lunchplek van onze begeleider Bert zijn. De maag voelt al wat leeg, de benen wat slap, het hoofd minder stabiel. Maar die plek komt maar niet. Ik word onvaster. Lichte paniek. We rijden in straf tempo door. Waar is Bert? Beelden van banaantjes, boterhammen met Nutella en soep uit een pakje nemen bezit van mijn hoofd. Zelfs Jamie Oliver passeert in de maalstroom. Voorzichtig deel ik mijn zorg. Maar stilte heerst in het hunkerende peloton, waar meer pijn rondrijdt. We gaan door, Jaap en Cornelis voorop, omhoog, dalend, weer een klimmetje. De dag dat wegkapitein Noud per ongeluk zijn track met de route wist, dreig ik zelf het spoor te verliezen. Hongerklop spookt door mijn hoofd. Een bocht, weer een klimmetje. Ik word een rijdende personage uit Hamsuns’ honger: onsamenhangend, klagend, worstelend vooral. De schitterende omgeving kan mij gestolen worden, de overvliegende wielewaal is voor mij een spreeuw, het wegdek vijandig terrein: ik wil eten! En dan doemt Bot op. Bert is zoek, maar Bot is redding. Een onduidelijk dorpje met een krankzinnige naam. Een snelle, nerveuze zoektocht volgt. In een foeilelijk vreetlokaal met hilarisch gewelfd plafond en onverdraagzame herrie vind ik de verlossing. Een cola en hamburger – meer is er niet – doen mij terugkeren in de wereld van wielerheren. Heren die The Rules kennen en wielrennen omarmen als een way of life, ‘obsessed with style, heritage, authenticity and wisdom as with performance’. Mooi verhaal. Het laagje tussen beschaving, regels en woest wielrennen is dun. Hongerklop is genoeg. Niets meer, niets minder. De weg naar Flix is na het maaltje een peulenschil. En de wielewaal is weer de wielewaal.