
Blogpost van Fred, 6 juni 2016, K..Berg
Morgen de Kale Berg, zoals de Mont Ventoux heet. Een berg waar je niet mee spot, een berg vol legendes. Alles wat je leest over de Ventoux staat bol van dezelfde verhalen: met de dood van Tony Simpson in de Tour van 1967 voorop. Deze ploert van de Vaucluse is bepaald geen sluipmoordenaar. Fier toont hij zijn kale kop aan iedereen die hem benadert. Hier sta ik. al eeuwen. Ja, in de Middeleeuwen kon je er al niet omheen. Het was aan de dichter Petrarca die als eerste de beklimming beschreef. Het was meer dan recreatie. De gelukzaligheid van het fysieke werd bij hem overwonnen door het inzicht dat ‘het ene goede, ware, schone en blijvende’ alleen in de geest te vinden is. Die Petrarca heeft gezweet, wellicht gefoeterd zoals een Italiaan dat kan en kwam boven, toen de endorfines hun werk deden. Net als bij alle winnaars op deze géant uit het wielrennen. De Kale Berg vergt respect. Vanmiddag toonde hij zich plots – zoals het hoort – bijna vanuit het niets, na een bocht, ineens als een uitroepteken in het landschap. Moi, Ventoux! Wij, onnozelen, riepen kijk, daar is ie!, stopten, maakten foto’s, vonden hem mooi. Met de bewondering en het respect sloop de angst binnen. Wij zullen niet als de pelgrims naar boven gaan, maar als heuse wielertoeristen. Die dit jaar de moed tot waarheid als thema van het tafelgesprek hebben gekozen. Welke tijd kunnen wij halen? Natuurlijk, afhankelijk van weer en andere – zeer bepalende – omstandigheden. Hoe lang duurt dat? Om het te kruiden: de dwerg Charly Gaul, haalde in de Tour van 1958 de top op een onverharde weg in een speciale tijdrit in een ongelooflijke tijd. Hij deed er 1 uur, 2 minuten en 9 seconden over. echt! De beste klimmers halen het nu binnen het uur. Als ze goed zijn. En zonder Epo. Een hele goeie amateur/liefhebber doet er nu 1 uur en 45 minuten over. Of langer. Het is natuurlijk een kruiswegstatie. Je begint vlak buiten Bedoin. Je mag je in Bedoin nog in een sprookje wanen, een vriendelijk dorpje, gelardeerd met wat lavendelgeur zoals een gezellig Hollands toilet. Als je het spoor van de geur volgt verandert deze gaandeweg in een bosgeur, vermengd met zweet, uitputting, angst. In die melange kom je het bos uit – half dood, wanhopig. Dan is het nog zes kilometer door het ‘maanlandschap’ van geel puin. Dat is waar de geur des doods rondwaart: het monument van Tony Simpson. En waar het enorm kan spoken: mist, regen en wind, heel veel wind. Levensgevaarlijk. 21 (éénentwintig!) kilometer klimmen. Je wil dan naar dat uitroepteken, maar je vindt nooit je ritme, althans ik niet. En dan sta je ineens boven. Bij het observatorium, het werkelijke uitroepteken op deze berg. Waar Eddy Merckx wild om zich heen sloeg op zoek naar adem. Waar Pantani van Lance Armstrong mocht winnen, waar etc etc. Fietsers kennen deze verhalen. Wij van F4F ook goeddeels. Daarom zijn de prognoses voor onze klimtijden conservatief. Waar de overmoedige zegt dat enkelen van ons die 1 uur 45 moeten kunnen halen, zien anderen 2 uur als het hoogst haalbare. Hoe het ook zij: de berg zal immer overwinnen. Het is natuur in al zijn robuuste eenvoud. Kaal of niet. Ik heb er nu ik dit tik al schrik van. Gelukkig hoeven wij geen legende te worden. En ook verder moeten wij niets.