RSS feed
2019

Blogpost van Jaap, 7 juni 2016, Omarm de ellende voor ze jou omarmt

We staan op tijd op, we willen vroeg de Kale Berg op om niet te worden gevangen in hitte of onweer. Aan het ontbijt gaat het maar over een ding, de Kale Berg en hoe die op te fietsen. Een aantal van ons hebben hem eerder gefietst, soms zelfs een aantal keer. Anderen waaronder ik hebben geen idee wat hen te wachten staat. We rijden in een egeltjes tempo naar Bedoin, mogen geen energie verspillen aan de voorbereiding. Sommigen willen nog een kop koffie voor we gaan klimmen, maar dat is niet aan Peter besteed. Hij weet als geen ander waar de marmeren streep in de weg ligt die als begin van de officiële tijdmeting geldt. Bij de Ventoux gaat het allemaal om de tijd die je fietst. Van de drie beklimmingen telt alleen die van Bedoin, als officiële tijd dan. Peter krijgt de marmeren streep in het vizier en pats, weg is ie. Hij stuift weg, zoals alleen hij dat kan. Het is nog niet eens een klim, maar hier is tijdwinst te behalen. Van de schrik moeten we er achteraan. Maar Peter trapt door, het hele eerste stuk. Pas kort voor het Bos halen we hem in. En dan begint de ellende. Jongens wat is dit steil. 10 km lang gemiddeld ongeveer 10%, met stukken van 12% erbij. Fred en ik voorop, Simon kort achter ons. We halen langzaam allerlei fietsers in. Een hele groep uit Seattle passeren we. We beginnen langzaam en zachtjes tegen elkaar te vloeken. Ik tel de kilometers af, let op de tijd en zeg tegen Fred dat we op schema liggen voor een tijd goed onder de 2 uur. Simon klampt aan, geholpen door een spetterende blondine die maar zo uit de Trek profploeg zou kunnen komen en die even later weer stopt. Hoogst verwarrend allemaal. In het ritme blijven, de kilometers verbijten. Voor me rijdt een lange kerel rechtop op een grote herenfiets met fietstas achter een racefietser aan. Huh? Fata Morgana. Ben ik er al zo erg aan toe? We halen hem in en hij pikt aan. 100 m verder gaat hij ons voorbij, met een niet aan het zicht onttrokken motor in z’n frame. Hij verontschuldigt zich, dat wel: een motor jongens, excuus. Daarmee maakt hij veel goed. Tergend langzaam trapt hij voor ons uit. Chalet Reynard, het Bos uit, en het vlakt iets af. Fred laat het nu iets gaan, toch last van de mini-valpartij in stand gistermiddag. Ik trap door voor wat ik waard ben, en dat wordt met de kilometer ietsje minder. Nog 6 te gaan door het onwerkelijke maanlandschap. Ik zie achter me ergens Fred met Simon fietsen. Twee kilometer later is Simon ineens bij me, wat een inspanning! En hij heeft nog over. Ik probeer nog eens wat maar het hoofd begint te duizelen, oppassen nu, ik weet hoe het werkt. Simon kruipt bij me weg. Nog een kilometer, nog een laatste grote bocht en daar is de top. Simon als eerste boven in 1 u 47, wat een meesterlijk debuut! In een keer de koning van de Ventoux. Ik volg op een kleine minuut, Fred drie minuten achter me. Noud net binnen de 2 uur, Peter er net een paar minuten over heen, dan Andre, Cornelis en Maurits als laatste op 2 uur 16. Boven is het een drukte van belang van fietsers die op en neer gaan. Sommigen gaan drie keer op een dag omhoog, van drie verschillende kanten. Wij moeten door, nog ruim 100 km koers te gaan. Een spetterende afdaling naar Malaucene. En dan nog maar eens klimmen. De duizelingen nemen het nu over, kalm blijven nu. Ik herinner me wat ik vrijdag op Schiphol heb bedacht:
Omarm de ellende voordat ze jou omarmt. Het moment is daar, dit voelt beroerd. Met enige weerzin houd ik me aan de pas verworven wijsheid en hou de benen rustig. Kom dan maar ellende, ik voel wel wat je met me doet, het is goed. Langzaam loop ik leeg, heb moeite met elk stukje dat net iets meer kracht vereist, gooi een bidon in m’n nek om wat te koelen, en worstel me zo zwijgend omhoog. Bij de late lunch in Montbrun les Bains val ik in slaap, dat is lekker. Ik word wakker van het onweer, donkere wolken hangen dreigend boven ons. Weer een klim dient zich aan, vrolijk aangeduid met Col de l’Homme Mort. Natuurlijk, doe die er ook nog maar bij. Als wij linksaf moeten, en de Dode Man naar rechts begint het zachtjes te regenen. Niet lang, want dan begint het hard te regenen. We schuilen onder een boom en in de bus van Bert als hij langs komt. Nog een klim, alles koud en nat nu en dan 40 km afdalen naar Sisteron. We rijden een serieus tempo vals plat naar beneden, alles doorweekt, alles koud, maar op een of andere manier vaart de ellende weer uit mijn lijf. De kracht is er weer, het duizelt niet meer, ik geniet weer van het tempo. De ellende heeft me los gelaten nadat ik haar omarmde. Quod erat demonstrandum.