
Blogpost van Jaap, 6 juni 2017, Grote veldslag morgen op de hellingen van de Dolomieten
“Slecht weer. In de hotels en hotelletjes – terwijl zich in het noorden, waar de Dolomieten oprijzen, steeds meer grote zware wolken opstapelen – spreekt niemand vanavond over de laatste etappe… Er wordt alleen over morgen gepraat. Donderdag 2 juni …is de beslissende afrekening, de gesel, de vuurproef, waarbij de raadgevingen van collega’s, de gemakkelijke wijsheid uit de ”handboeken’ en de formules die op nagels en manchetten zijn geschreven geen enkel nut meer hebben.” Zo begint het verslag van Buzzati over de etappe van 1 juni 1949, die alleen maar betekenis heeft omdat zij aan de grote veldslag vooraf gaat. “De bergen laten zich niet om de tuin leiden. Statig en ontoegankelijk, gehuld in reusachtige wolkengordijnen, staan ze daar, de bergen waar het lot besloten ligt. Is dat overdreven, kun je zoiets alleen zeggen bij oorlogen, revoluties, tragedies en niet bij onschuldige niemendalletjes als de Wielerronde van Italië? Maar vanavond… is de Giro helemaal geen niemendalletje: de belangrijkste zaak van de wereld is het, in het kleine wereldje waarvan wij de zwervende bewoners zijn.”
Lees F4F in plaats van de Giro en u weet hoe het er met ons voor staat. We fietsen de Giro van 1949. “De etappe van vandaag was ook geen peulenschil. Het regende pijpenstelen (nog nooit hebben we op onze tochten door Europa zoveel regen meegemaakt als vandaag) – geen lieflijke plaatjes meer van zonovergoten velden, meisjes met blote armen, stormlopen op de emmers water die langs de kant van de weg waren gezet (wij dronken ook veel te weinig vandaag, heb m’n bidons niet bijgevuld, geen colaatje gehad onderweg), maar onafzienbare rijen glanzende paraplu’s (zo stellen wij het ons ook weer iedere dag voor), coureurs die er nu lelijk uitzagen met hun regenjacks die door de wind werden opgeblazen tot monsterlijke bobbels (kijk maar naar de foto’s en filmpjes van vandaag)…”
“Een schitterende rit, ondanks de regen en de modder. Niettemin is hij al weggestopt in de archieven. De geleerde heren, de oude vossen, de orakels, de professoren, de sterrenwichelaars, degenen die zijn ingewijd in de geheimen van het wielrennen achten het gebeurde van geen belang… Wat zal er morgen gebeuren op de Passo Rolle, de Passo Pordoi en de Passo Gardena? Dat is het enige waarover wordt gesproken in de geheime ploegbijeenkomsten, aan tafel, onder het eten, aan de bar, van bed tot bed, in het donker, voordat men door slaap wordt overmand.” En zo vergaat het ons ook. Wat heet, de parallel is haast volkomen. Morgen fietsen wij over de verschrikkelijke Passo Gardena en doen er de Passo Pordoi achteraan, of een andere pukkel tot 2100 mtr – onze generaals zijn het er nog niet over eens (zie blog van Fred van gister), ietwat zorgwekkend voor het gewone fietsvolk zoals ik, dat gewoon maar wat aanfietst. Aan tafel zojuist werd over niets anders dan de etappe van morgen gesproken, hoewel we door het onstuimige weer vandaag toch ook het nodige hebben meegemaakt. Maar morgen is het 70 km klimmen, drie keer zo’n duizend hoogtemeters, de zwaarste klimdag die we ooit hebben gehad. Dat vraagt alle aandacht, tot de slaap me dadelijk overmant.
Zo eindigt het verslag van Buzzati: “Die staan de slapende renners al op te wachten vannacht, dreigend en arrogant: visioenen van helse afgronden, beijzelde wegen zonder borstwering die over ‘loodrechte’ bergwanden lopen, en een monster zit hen op de hielen en zij werken zich moeizaam naar boven over gladde steile hellingen en boven op de top zijn ze gered want vandaar loopt er een weg tussen de rotsen door maar ze komen er nooit aan… Ze schrikken wakker, buiten adem. Ze doen het licht aan. Kijken op hun horloge. Zuchten. Het is tijd om te vertrekken.” Buzzati verslaat onze tocht, beschrijft de werkelijkheid van de jongens van F4F. Ik heb nog een paar uur voor ik wakker schrik, zucht en weet dat het tijd is om te vertrekken.
Jaap Winter