
11 juni, Water, overal water, door Jaap
Vandaag eindelijk weer op pad. Tromsø is een leuke stad, maar na de gedwongen rust is het echt tijd om te gaan. Naast Nansen en Amundsen durven we ook niet meer te blijven. Het gevoel zelf een watje te worden groeit met de dag. Dus vooruit, op de fiets. De dokter had vrijdag gezegd dat ik zeker vier dagen niet mocht fietsen, maar zij wist natuurlijk niet dat ik al twee dagen voordat ik in Tromsø kwam niet had gefietst door de koorts. Ik heb ruimschoots aan het medisch voorschrift voldaan houd ik mezelf voor. Mn longen denken er anders over merk ik op de eerste klim over het eiland Tromsøya heen. Dat schroeit. En in mn neus staat de kraan open, nog harder dan de regen die als voorspeld op ons neerdaalt. Een fijn begin. Langs het vliegveld en over weer een hoge brug fietsen we van Tromsøya af, naar het Westen, richting Senja. Volgens sommigen minstens zo mooi als de beroemde Lofoten. Met dit weer zal het niet veel uitmaken waar je fietst. De wolken hangen laag boven ons. Met bakken komt het eruit. We hebben hele goede kleding tegen regen en kou, maar dit slaat alles. Na een half uur voel ik het water in mn rechterschoen klotsen. Het is vier graden. Een uur later zijn beide handschoenen doorweekt, zo nat zijn mn handen nog niet geweest. We klimmen langzaam door het water dat over de weg naar beneden stroomt. Chasseral denk ik altijd als we zo fietsen. De berg in de Jura tijdens onze eerste F4F tocht naar Lausanne, stromende regen ook, maar wel 20 graden warmer! Door de kou gaan we onwillekeurig harder fietsen, om warm te blijven. Warmer omhoog en warmer doorkachelen. We wisselen geen woord, het gaat vanzelf, we maken een tempo dat aan onze trainingsritjes door het Groene Hart doet denken, vliegen het vals plat omhoog. De benen zijn verrassend sterk en de longen voelen weer als vanouds, niks gerochel en gedoe. Wat voelt dit goed, 40 km jakkeren we door, tot aan de boot in Brensholmen voor het pontje naar Botnhamn. Veel te vroeg zijn we en er is niks, helemaal niks. Geen cafeetje om op te drogen en warm te worden. Daar staan we dan met ons goed gedrag. Dit is eerlijk gezegd vrij wanhopig, de boot komt past over een kleine twee uur. Hier blijven kleumen en de bronchitis heeft een field day. We fietsen wat wanhopig weg, naar een haventje met een visoverslag of zoiets, niemand te zien. Daar, verderop, een huis met auto’s, daar maar vragen. Als we bij het huis zijn komt er net een auto aan. Een goedlachse vrouw stapt uit en we vragen of er ergens een plek is waar we wat kunnen opdrogen voordat de boot komt straks. Ze denkt na, wacht nog een paar seconden, en zegt dan met grote pretogen: Well, you will have to come with me. We mogen douchen zelfs, de kleren hangen in de woonkamer te drogen, ze zet warme koffie en bakt dan een gigantische stapel Noorse wafels voor ons. Wat een warme gastvrijheid, precies wat we nodig hadden. Eilin heet ze, Sven is haar man en is van de kustwacht. Als icing on the cake laat hij nog zijn spectaculaire foto’s zien van ijsberen op spitsbergen waar hij vaak patroullieert. Bijna missen we de boot, overhaast moeten we ineens weg. Na regen komt Noorse hartelijkheid. Vrolijk fietsen we na de boot nog een stukkie, met droge kleren, die binnen vijf minuten weer helemaal doorweekt zijn. Maar dat kunnen we hebben na zo’n warm bad. We zijn ook bijna bij Fjordbottn Camping en het is hier prachtig. Idyllische baaien en stille natuur. We pakken voldaan onze spullen uit op de camping. En komen erachter dat we toch iets te haastig zijn vertrokken uit het warme bad. Fred vertelt meer.