RSS feed
2019

2 juni, Even inkomen, door Jaap

Naar het land van Nooit meer slapen van Hermans, waar de zon niet onder gaat, daar begint onze tocht. Het Nooit meer slapen had thuis al toegeslagen, de week voor ons vertrek sliep ik telkens maar een uurtje her en der, verspreid over de nacht. De spanning van de tocht, het afscheid voor lange tijd, ik weet niet wat het is. Fred is er niet veel beter aan toe, ook nauwelijks geslapen. We zitten uitgeput op Schiphol als de tassen en de fietsen, in joekels van fietsdozen, zijn ingecheckt. De vlucht is, uiteindelijk, drie uur vertraagd door mist op Schiphol en langzaam richten we ons wat op uit onze lethargie. De over-sized fietsdozen zorgen dat de vlucht nog verder vertraagt waardoor een man of 20 aan boord, waaronder wij zelf, de aansluitende vlucht naar Tromsø missen. Er is een latere vlucht maar we beginnen ons zorgen te maken of de fietsen wel mee kunnen als het hier op Schiphol al een probleem is, vooral de laatste vlucht in een mini-propellertje naar Honningsvåg. Denken in oplossingen, niet in obstakels, ik zoek al naar een busvervoerder in Tromsø die ons vandaar naar Honningsvåg kan brengen, 10 uur rijden. Maar wat is 10 uur op drie maanden? Langzaam daalt in dat we eigenlijk helemaal geen stress hoeven te hebben, ook al gaat het grandioos mis met de vluchten. We hebben letterlijk alle tijd. Dat is even wennen, wanneer was dat voor het laatst? Oh ja, was dat ook niet het doel, een van de doelen, van onze tocht? Uit de dagelijkse hectiek waar alles onmiddellijk moet.De tijd anders ervaren. Door het fietsen vooral lange tijd in het nu zijn, weinig tot niets eromheen. We moeten er nog even inkomen.
De fietsdozen gaan in Tromsø zonder probleem het propellertje in, je vraagt je af waar ze op Schiphol mee bezig waren. We vliegen over de noordelijke archipel, van eiland naar eiland, tussenlandingen oa in Hammersfest en daar zijn we, Honningsvåg! 11 uur s avonds. De aankomst en vertrekhal toveren we snel om tot een fietsassemblage-hal. Om middernacht stappen we op, met klaar licht als in NL om 8 uur s avonds, de fietsen doen het ongeveer, al hobbelt er wat en schakelt ook niet alles vlot. We zien voor ons de afslag naar de Nordkapp, zullen we nu al vast gaan? We kunnen de hele nacht fietsen, dan slapen we morgen wel. De jongensogen sprankelen, maar de wijsheid overwint, toch maar naar het hotel.
Dat blijkt een wijze beslissing. Vanmorgen, na voor het eerst een lange nacht slapen, na een vorstelijk goed ontbijt, nadat de lokale fietsenmaker in een blink de band van Fred goed heeft gekregen waar we zelf al een drie kwartier mee aan het prutsen waren, na dat alles zijn we eindelijk op weg, naar ons startpunt, de Nordkapp. We zijn onder de indruk van de ruige natuur, de onverwachte beelden van meertjes, huizen, rotsen en sneeuw, veel sneeuw nog langs de kant. Iets van 35 km te gaan, we moeten een klimmetje over van 300 mtr, een mooie, rustige etappe om in een zen-mode te komen op de fiets denken we. Niet dus. Na tien km komt die klim. Ondertussen is het gaan regenen, onze spullen zijn goed, maar in het gezicht slaat de regen hard toe. Het waait stevig, wind tegen omhoog. We kruipen. Rustig aan, zeggen we tegen onszelf en tegen elkaar, we hebben alle tijd. Dit is steil, ai, we moeten echt aan de bak, ook als we rustig omhoog willen. Boven denken we dat het voorbij is. Het waait er alleen nog wat harder, windkracht zes, vol in onze snuit. En het klimmen is nog lang niet gedaan. Het gaat voortduren omhoog en naar beneden. We kruipen naar de Nordkapp, maar 35 km en we doen er twee uur over. Het laatste stuk voelt als een November-storm, en ijskoud. Daar is de Nordkapp, een lelijk gebouw met veel campers en bustoeristen. Op een uitstulping in de kust staat achter het gebouw een beeldachtig iets, daar moeten we heen. Met 5 km per uur waait de wind ons bijna onderuit. We kwakken de fietsen tegen het beeld en proberen foto’s te maken, mn toestel waait uit mn handen bijna. We lopen, schuifelen terug naar het gebouw. De wind krijgt mn fiets te pakken, ik heb haar net genoeg vast maar ze vliegt in de lucht. Ik loop, struikel een meter of tien met mn fiets horizontaal op ooghoogte voor me. Eindelijk binnen worden we verkwikt door een klassieke, Scandinavische hotdog. We kijken elkaar aan en vragen ons af waar we in vredesnaam aan begonnen zijn. Terug hebben we wind mee, praten we onszelf moed in. Niet dus, de wind is nu vooral zuid-west ipv noord-west. We hangen schuin op onze fietsen als de wind van meer opzij komt, in een afdaling met 45/uur worden we bijna gepakt door een windvlaag. Klimmen is zwaar. Een paar verdwaalde rendieren beuren ons op. Nog een keer omhoog en dan de laatste afdaling naar zeeniveau. Dit kunnen we niet eens overdrijven, zegt Fred als we beneden zijn. Lekker trainingsritje, pers ik eruit als we eindelijk weer zo’n beetje vlak fietsen. En dan, als een wonder, komt ineens de zon door. Ze schijnt op een paar huizen op een eilandje, met een prachtige regenboog erachter. De eerste dag blijkt toch gezegend, al moesten we er lang op wachten. 70 km gefietst, 1400 hoogtemeters, windkracht 5-10 en de helft van de tijd regen. Niks aan de hand, we moesten er gewoon nog even inkomen.