RSS feed
2019

16 augustus, In een Speelfilm, door Jaap

Het is half drie s nachts en ik word draaiend en gedesorienteerd wakker. Waar ben ik, wat doe ik hier? Als een waterval klateren allerlei beelden mn bewustzijn binnen. Van de fietstocht gister, van het stadje Lucera s avonds, als de hele stad Maria Tenhemelopneming viert en flaneert over het plein voor de basiliek onder felle groen, blauw en witte feestverlichting. Ik zit op een terras en het voelt alsof ik in een set van een speelfilm rondloop waar ik zelf geen rol in speel. Alles trekt zich aan me voorbij, het hele Italiaanse volksleven waar ik geen deel van uitmaak. Op het plein is het hele stadje uitgelopen voor het feest, een grote flaneerpartij van mensen, oudjes die elkaar groeten en aanspreken en hartelijk zoenen, sommigen onvoorstelbaar klein, oudere stellen in hun zondagse goed, de man soms met een stropdas uit de jaren zeventig, de enige ooit aangeschaft en uit de kast gehaald bij begrafenissen en andere partijen, groepen jongeren die opzichtig flaneren en opgewonden zichzelf willen laten  zien en anderen willen bekijken, kinderen die even los van de ouders mogen die een praatje maken, de kleinste kinderen tot s avonds laat meegezeuld in kinderwagen of op de arm. De basiliek lijkt een middelpunt, alle deuren open. Wij gaan ook naar binnen, er is geen dienst maar iedereen haalt als het hem of haar uitkomt wat zegen op en vertrekt dan weer naar het plein. Als we gegeten hebben zet in een evenfel verlichte muziekkapel een jazzband een onwerkelijk concert in, met een flamboyante en kwetsbare jonge zangeres die op de avond van haar leven staat te stralen en alles uit de kast haalt. Langs de kant zitten op plastic stoeltjes de oudjes van de stad, keurig op een rij en naast elkaar. Het ziet er uit alsof ze er elk jaar zitten, ongeacht wat er gespeeld wordt. “Vorig jaar was beter” hoor je het ene oude besje tegen het andere zeggen.

Het gevoel van een in speelfilm beland te zijn was al eerder begonnen. De oneindige lelijke drukte langs de Adriatische kust waar we ons een paar dagen doorheen hebben geworsteld en waar Fred al over schreef. Gisterochtend het instorten van de Morandi brug in Genua en het onmiddellijke elkaar de schuld geven door politici (en Europa de schuld geven ook: als Europa niet zulke strenge begrotingsregels stelde konden wij onze infrastructuur op orde houden). En tegen middernacht een aardbeving meemaken in Termoli, het huis waarin we zaten letterlijk voelen schudden en glijden haast. De tocht naar Lucera waar we langs de kant alleen maar rotzooi zien, iedereen flikkert alles maar weg. Soms zie je zulke grote stapels dat je denkt dat huisvuil dat is opgehaald hier gewoon langs de weg wordt gedumpt. We rijden een stuk over de SS 16 en zien ineens om de paar honderd meter hoeren langs de weg flaneren. S ochtends gebracht en s avonds pas thuis komen als je wat verdiend  De meesten gunnen ons geen blik, we zien er niet uit als klandizie. Het kan allemaal niet waar zijn denk je. Dit is dus ook Italie, meer en meer hoe zuidelijker we komen. Bestaat dit echt, denken we als we door deze fatale en laveloze bende rijden waar niemand zich kennelijk voor verantwoordelijk voelt en vervolgens s avonds het theater op het plein in Lucera meemaken van het leven in een klein stadje waar iedereen elkaar kent, een betrokken sociale gemeenschap? Is dit toch niet een speelfilm en niet echt? En de vervolgvraag waar filosofen eeuwen over twisten, bestaat het allemaal niet als wij er niet doorheen fietsen en waarnemen? Of nog erger, de omgekeerde vraag die mijn partner Erik me aan de telefoon stelde, in Zweden was het: Besta jij eigenlijk wel? Hij had over Parmenides gelezen, de griekse filosoof die nog voor Socrates als rationalist de wereld probeerde te begrijpen. Het Zijn is volgens Parmenides ruimtelijk, er is geen lege ruimte mogelijk en dus ook geen beweging, want als een voorwerp zich ergens heen zou bewegen zou daar eerst een lege ruimte (een niet-zijn) moeten zijn en dat bestaat niet. Dus fietsers bestaan niet, hield Erik me voor. Ik heb zijn opmerking wekenlang verdrongen, het was existentieel bedreigend. Maar nu komt het binnen. De Italiaanse broddelwereld bestaat wel, zij vult de ruimte hier tomeloos. Alleen wij bestaan niet die er doorheen fietsen. Verklaart dat de toenemende vervreemding? We hebben helemaal niet 5400 km inmiddels gefietst, we hebben al deze tijd niet bestaan. Eerst bestonden we niet in Noorwegen, nu niet in Italie. Zo word ik wakker, u begrijpt, dit hakt er even in. Maar al schrijvend kom ik tot de geruststellende ontdekking dat ik in bed lig, ik beweeg niet, dus ik besta wel, nu wel. Iaceo ergo sum, vrij naar Descartes. Met die gedachte probeer ik maar weer wat te slapen, hoe dat morgen op de fiets moet zie ik dan wel weer.