RSS feed
2019

19 augstus, Verval, door Jaap

Vandaag een prachtige etappe van Potenza naar een mooie agriturismo boerderij voorbij Casalbuono. Het oude centrum van Potenza ligt op een heuvel, daar bivakeerden wij met een rustdag van volledig dolce far niente gister. Om die heuvel ligt een geweldige spaghettibrij van wegen en weggetjes. Op goed geluk en een beetje richtinggevoel banen we ons een weg. Als we een hoek omslaan opent zich een prachtig vergezicht van groene dalen en her en der, van een afstand net als een klodder vla op de top van een heuvel een gelig dorpje gedrapeerd. De spaghetti is spontaan vergeten, we geven ons over aan de prachtige omgeving. We klimmen en dalen, het is niet heet maar aangenaam warm, de zon doet ons vandaag goed en we hebben een geweldige fietsdag. We proberen te lunchen in een Rosticceria die warme maaltijden zou moeten serveren, maar als we daarnaar vragen is het antwoord: Oggi no, vandaag niet. Onze eerdere Monty Python ervaringen leren ons niet te vragen naar wat ze wel hebben, we wijzen gewoon een gevulde croisant, een reepje en een magnum classic aan. Ik weet niet wat Parmenides hier over zei, maar als je iets kunt zien bestaat het, en dat blijkt tenminste hier een ware uitspraak. Na deze verkwikkende lunch, slaat de afgrijselijke lelijkheid van wat hier is gebouwd weer toe. Ze hebben er echt hun best op gedaan, zo lijkt het. Zo lelijk krijg je echt niet van zelf. Veel is vervallen voordat het afgebouwd is. Verlaten huizen, wegen en bruggen in verval, af en toe ook een viaduct over een weg dat van nergens naar nergens gaat, er valt moeilijk aan te ontkomen. We kijken ook anders naar de aarbeiden-vanille-vla-geel-rode dorpjes die zo mooi ver op die heuvels liggen, maar van dichtbij ook niet om aan te zien zijn. We fietsen maar in een strak tempo door het dal en in een verfrissende onweersbui eindigen we in een agriturismo-achtige boerderij. Een grote eetzaal en boven simpele kamers. Ik zit nu in de eetzaal, tegenover me aan het eind van de zaal een grote Italiaanse familie die een lange en langzame zondagmiddagmaaltijd nuttigt en op een meter of vier naast me staat een TV klassieke Italiaanse zondagmiddag pulp over me uit te strooien. Veel muziek, applaus en meezingen. Ik hoor ineens Umberto Tozzi. Ik kijk op en zie een halfkale grijsaard enthousiast het liedje Gloria zingen dat hij in 1979 uitbracht. Dat zongen onze Italiaanse vrienden vrolijk mee in Recanati toen ik daar in 1986 was voor een huwelijk. Het houdt niet op met Tozzi, een hele serie artiesten van toen die nog even enthousiast hun oude liedjes zingen. Daar is ineens Alan Parsons, van The Year of the Cat, keurig geknipte grijze man met een stralende onderkin. Rafaella Carra komt zelfs langs, A far l’amore commincia tu, weet u nog? En het Italiaanse publiek deint vrolijk klappend mee op de tribune. Man- en vrouwmoedig, of moeten we tegenwoordig genderneutraal mensmoedig zeggen?, slaan de artiesten zich door hun verleden heen. Of zingen ze nog steeds in het verleden? Is hun heden nooit verder gekomen dan hun succes van zo’n dertig, veertig jaar geleden? Hoe zit dat met Fred en mij, grijzende, gerimpelde maar overigens nog redelijk fitte fietsers? Houden wij ook aan iets vast wat eigenlijk allang achter ons ligt? Dertig jaar geleden trok ik sprintjes op een atletiekbaan. We racen deze zomer niet maar houden een keurig herentempo aan, al 5600 km lang. We hebben ons aangepast zou je zeggen, het oude repertoire vervangen door passend nieuw materiaal. Het voelt allemaal gezond zelfs. Het stelpt in ieder geval het verval in onszelf, althans dat denken we. Waarschijnlijk niet anders dan de stroom artiesten die langs komt op TV. Met de woorden van William James: Believe that you can stop the decay and your believe will help create the fact. Gold dat ook maar voor de Italiaanse infrastructuur.