
20 augustus, Voorbij het Water, het Water voorbij, door Fred
Het is lunch. Dat is: er staan twee slappe stukjes pizza en foccacia op een plastic bordje. We kijken naar het foeilelijke, luidruchtige pandemonium van de hoofdstraat van Scalea. Het regent pijpenstelen. We zien tot vier keer toe een ambulance zich door de chaos wrikken. Weer&Radar biedt geen hoop: code rood. We kijken elkaar aan: we gaan er doorheen. Nog 30 kilometer vertier.
Gomorra
In Nederland hebben we een keurige strategie voor watermanagement. Vasthouden, bergen, afvoeren. In die volgorde. Hier aan de Calabrische kust is het anders: afvoeren voorop. En wel alles en zo snel mogelijk. Als wij opstappen is er iets minder af te voeren. De magie van het opstappen: de regen wordt subiet iets minder. Dat geldt niet voor het verkeer. Op de app zagen we al een lange rode slang richting Cirella. Eén lange file. Op het strookje asfalt rechts rijden we door de nattigheid. Al snel zien we een aanrijding. Twee auto’s hebben elkaar frontaal geraakt. Een moedeloos kijkende man bij zijn Audi. Even verderop een eveneens total loss Mercedes, met een acteur uit Gomorra. Tussen hen in ligt een band. En verwarde mensen. Ik zie een vrouw in bloemetjesjurk met een hand voor haar mond. Twee ernstige carabinieri, één maakt notities. Andere automobilisten regelen het verkeer. Wij zigzaggen er tussendoor.
Het begint echt te regenen. Langzaam wordt de SS18 een waterballet. Het wegdek is goed en rijdt soepel. De opdringerige automobilisten minder. Het ergert sommigen dat domme fietsers harder opschieten dan zij in hun kooi. Sommigen toeristen werpen ons een glimlach toe vanuit het open autoraam. Ik vul in ‘coragiosso!’, want dat motiveert om door te karren in de marge van al die stinkende auto’s, het aanzwellende water en de continue herrie van passerende auto’s, bussen, vrachtwagen en… ambulances. Die herrie vermengt zich tot een ware compositie Stradale zonder stilte.
Ambulance
En – pats! – daar is het tweede ongeluk. Het lijkt erop dat de zware vracht die bovenop een Fiat Panda geïmproviseerd was vastgebonden is gaan schuiven en bovenop een achterop komende auto is beland. Er staan twee Afrikanen bij en een groepje omstanders, waarbij een druk pratende Italiaan. Als dat maar goed gaat, met de immigranten-discussie hier, denk ik, terwijl ik links de auto’s passeer en voor een auto langs schiet om weer de zijkant te bereiken. Jaap rijdt achter me. Even later wijkt al het verkeer. We hoorden het al. Weer een ambulance. Dat is nummer acht (Jaap blijkt later hetzelfde aantal geteld te hebben). We zijn na het ongeluk verlost van de kilometerslange file.
Cats and dogs
Nu komt het water. Links van mij tegen de steile, met kleurige huisjes bekleedde helling. Daarboven een donkergrijze wolk. Boven zee is donkergrijs aan de onderkant getekend met een lichtgrijs regengordijn. We zien de mooie lichtflitsen, horen de donder. Hoor je hem?, vraagt Jaap retorisch. Kan nog wel bij de herrie. Bij Cirella beginnen de druppels in omvang en aantal toe te nemen. Even later zitten we er middenin. Een onweersbui stort zich met volle energie over ons uit. Dat is even wennen. Nat, wegdek moeilijk zichtbaar, plassen. En natuurlijk het sleutelmoment waarop je het water vanaf je kuit in je schoen voelt lopen. Je bent doorweekt, jasje aan of niet. We zijn nu onderdeel van de bui. Dat went. Zolang het wegdek goed is, er geen straffe wind is en de temperatuur aangenaam heeft het ook wel iets aangenaams. Ook al rij je op de SS18. Ik zie de tweede dode hond. Daarnet lag er ook al een kat. Raining cats and dogs.
Kreunende bruggen
Dan rijden we pardoes, onvoorbereid, een kleine donkere tunnel in. Ik schrik, mijn verlichting is leeg. Ik zoek mijn Garmin radar achter mijn zadel, die achteropkomend verkeer waarschuwt. Te laat. Het is stikdonker. Ik hoor verkeer achter, zie tegemoetkomend verkeer, maar oriënteer mijzelf moeilijk. Kijk naar het einde van de tunnel, Fred. Het werkt. Veilig. Snel activeer ik mijn radar, die achteropkomend verkeer spot, met een ‘bliep’ mij waarschuwt en een flikkerlicht ontbrandt. Ik verwijt mezelf onachtzaamheid. Jaap is achter mij ook door de tunnel. We moeten een stukje klimmen, terwijl de regen ons schoon spuit. Keiharde regen. Vlak voor Belvedere Maritima rijden we ons vast op een doodlopend stukje provinciale weg. Terug. We klimmen een schitterende klim, die in het onweer een gewone klim is. De prachtige dorpjes, de kasteeltjes, de fraaie hellingen links van ons, ik rijd er zonder aandacht voorbij. Rechts beneden ons zien we ravijnen, overgaand in donkere lavastranden. Lege stranden. Dat zien wij vanaf hoge bruggen die de ravijnen overkluizen. In de diepte. Klotsend water. Bruggen die kreunen, grommen als het verkeer over de drempels rijdt. Alle infrastructuur van Italië is nu suspect.
De laatste kilometers naar onze bestemming Piccolo Mondo rijden we gewoon hard door. Tempo. Beulen. Gaan. Blik op oneindig. Het wordt zelfs langzaamaan droger. Ons hotel ligt aan zee. Dan zijn we er ineens. Precies 100 km gereden. Niet alleen de tijd gaat voorbij. Het heet hier Aquappesa. Zwaar water? De verbaasde hotelgasten van de Kleine Wereld hebben ons net aangestaard, als het onweer nog even een nastoot geeft. En terwijl ik dit schrijf in de lobby, klinkt het vertrouwde geluid van een ambulance. Leed gaat voorbij.