RSS feed
2019

26 augustus, Bergberg, door Fred

Stilte. Ruimte. Het is wat we normaal op onze tochten door het Groene Hart zoeken. En het is het eerste dat opvalt als we de Etna beklimmen. De berg die liefkozend Mongibello wordt genoemd, wat niet mooie berg, maar bergberg zou betekenen. Hij pronkt op onze speciale Etna shirts naast het wapen van Sicilië: de driebenige Medusa, met drie korenaren. We zouden best een extra been kunnen gebruiken: we gaan de Etna op vanuit Taormina. Op ons netvlies een profiel van 0 naar 1832 meter. Ruim 30 kilometer klimmen.

De Etna fascineert als grootste actieve vulkaan van Europa natuurlijk al eeuwen. Het is een rustige vulkaan, die slechts bij uitzondering verwoestend is. Er zijn dorpjes wel zeven keer verwoest door lava, asregen en puin. Als we de haarspelden van Taormina af suizen zien we hem majestueus liggen. We hebben al twee notte di fuoco meegemaakt, met deze reus. De erupties zien zichtbaar. De lavastromen gloeien op in de nacht. Maar nu zien we gewoon een vulkaan. Voor de gelegenheid hebben we hilarische shirts aangeschaft. We hebben een voorliefde voor gekke Italiaanse shirts. In de winkelstraat van Taormina tikten we twee Etna-shirts op de kop. Op de roodwitte van Jaap een spuwende vulkaan. Op de roodgele van mij een rokende vulkaan. Je hoeft je hier tussen al het Rapha, Café du Cycliste en ander modieus shirtjesgeweld in Nederland niet mee aan te komen. Hier juist wel. Lol.

Vanaf Taormina is er het gebruikelijke kustverkeer. Herrie, auto’s, stank. We slaan bij Fiumefreddo rechtsaf. ‘Wat een rust’, zeggen we, al is het in ons hoofd niet rustig. Op de achtergrond glimlacht de vulkaan. Na Piedimonte gaat het even omhoog. Er passeert een renner op een ‘echte’ racefiets. Je voelt in een fractie de natuurlijke neiging er achteraan te gaan. Zeker als het er niet uit ziet. Hij is geen stilist, to put it mildly. Een wild trekken en duwen van de pedalen, gekromd op het zadel zittend, alsof er windkracht 8 tegen staat. Een type Pollentier, voor wie hem nog kent. Tragische figuur. Maar deze Pollentier gaat sneller dan wij. Jaap toont de reflex. Zijn pedaalslag gaat omhoog, er komt een tandje bij. ‘Geen wedstrijdje, Jaap’, zeg ik nog. Overbodig. Dit is geen partij. De renner hebben we op de klim ook niet meer gezien. Na de bocht linksaf afgeslagen? Of huilend achter een boom over zoveel stijl en souplesse? Wij trappen namelijk soepel door. Links van ons zien we ineens de twee toppen van de Etna. De boccanuovo die inmiddels hoger lijkt dan de oude top, een wolk die zich opdringt naar de top en vage zwarte banen van lava, die als uitgelopen mascara de berg sieren. Wat een schoonheid.

Linguaglossa. Hier begint het echte klimmen, dus eerst koffie. Als we weer opstappen voor die echte klim begint de eerste vulkaanellende: er liggen door het hele dorp verschrikkelijke zwarte vulkaanstenen als bestrating. Onregelmatige, ruwe, vierkante of rechthoekige ‘tegels’, vol oneffenheden, waar je keihard op stuitert. Met onze comfi steelrides valt het ietsje mee. Buiten het dorp is de klim serieus. de weg gaat ineens boven de 7% en blijft daaromheen schommelen. En het wordt warm, heet. Het zweet druipt langs mijn gezicht. Bitter zout proef ik in mijn mond. Van de zonnebrand. Schakelen naar kleine blad, of nee, toch middenblad. Jaap aarzelt ook. We hebben dan al beetje bij beetje 600 meter geklommen. Nu nog 18 km.

WHoeeeeeammmm!!! Whoeeeeeeeammm! Twee motorrijders passeren alsof dit een circuit is. Plat liggend in de bocht. Schrik. Belachelijke snelheidsmaniakken in dit landschap. Ik voel boosheid, maar ook voor het eerst verkoeling. We komen op hoogte. Jaap en ik wisselen steeds de kop af. We spreken niet of nauwelijks, zijn een machine. Het gaat automatisch. Het klopt. Soepel. Boven ons verdwijnt de top in de wolken. Na het open landschap rijden we het bos in. Net als bij de Ventoux, maar minder steil. Wel schaduw. Ik voel stijfheid in mijn benen. Door de lengte van de klim? Even staan en zwaarder draaien. Jaap doet hetzelfde. ‘Even de billen ontlasten’. Ik schakel af en toe een iets lichter. Geniet van het bos. Ik hoor geen vogels. Niks. Zie wel wat planten. Dan begint een merkwaardige bochtendans. Haarspeld (‘tornante’) 1 wordt gevolgd door Tornante 2. Dat begrijpen we. Maar dan weer tornante 2. En dan weer 1. Waarna drie keer een Tornante 2. Dan ineens tornante 6. Heeft de mafia bochten gestolen?, denk ik nog. Het zweet druipt in stromen van mijn hoofd. Bij Jaap is het niet anders. Hoe lang nog? Mijn metertje is ermee gestopt. De Garmin staat verkeerd afgesteld. Doortrappen. Weer een bocht. Geen nummer. Een oude man in auto toetert als hij ons na een haarspeld voorbij wil. Irritatie. Rijden man! Waarom toeteren? Doen oude vrouwen bijna altijd, hier. “Geen fietsers meer’, zegt Jaap ineens. En verrek! Die zijn allemaal afgeslagen. Wel motorrijders die voorbij scheuren.

En dan, ineens, een soort uitspanning. Met motorvolk, vooral. Geen fietsers. We nemen de Via Provenzana. En Pats! Ineens stoot je je hoofd aan de bocht. Percentages gaan naar 12 en zelfs meer dan 13% (volgens Garmin). We kruipen, worstelen. Ik voel mijn hart-longmachine kraken. Mijn benen zijn goed. Jaap voelt de hamstring. Rustig. We gaan 8 à 9 km per uur. Lijkt de Ventoux wel. De beloning ná het bos is daar het zicht op de Kale Berg. Hier is het dat landschap van  gestolde lavastromen, die het bos dooraderen. Zwart. Groen. De energiestoot maakt dat ik zelfs foto’s maak. Jaap ook. We juichfietsen weer even. Als enorme banen van chocolademousse liggen de eruptiedrollen tussen de frisgroene bomen. En dan; boven. Verder kan niet, alleen met een mountainbike. Even later vragen we in Restaurant Monte Conca een extra bord pasta. De zoutkringen staan in mijn wielerbroek. Toch een serieuze klim.

De daling is lang, fraai en gevaarlijk vanwege wegdek en gemotoriseerde idioten. Als we even later naar Taormina klimmen lachen we om het stijgingspercentage daar. In de verte de Etna. Ook een driehoek, net als de driebenige Medusa. Wij bedwongen hem met twee benen. We zijn gewone mensen.