RSS feed
2019

Ploert, 1 juni, door fred

Vandaag een makkie. Tussen Aigen en Leoben wacht ons slechts één echte berg. We zijn dus wat balorig. Onno en Noud beginnen als van de weeromstuit met een ongenadig tempo: gewoon omdat het zo lekker is. Even warm draaien. Al snel komen de eerste voorzichtige protesten. ‘Hé, jongens!’ Er wordt wat aarzelend achterom gekeken. Zelfs Simon – toch ook een klepperaar – vindt deze opening wat teveel van het goede. De trendbreuk komt definitief bij een lekke band. In de volle afdaling sta ik ineens leeg. Eerst een geluidje, dan voel ik het schudden. Remmen, heel voorzichtig. Jongens! En dan daalt de rust over de groep. Maurits en Noud helpen mij uit de brand waardoor we in no time verder kunnen. Daarna is als bij toverslag het tempo ‘genormaliseerd’. We zijn weer kameraden op reis. Het bestand van de lekke band. Na de koffie op 50 km wacht ons de klim naar Eisenerz en Präbichl. Een lange aanloop beginnend bij ongeveer 250m boven zeeniveau, eindigend met een echte klim naar ruim 1200 meter. Maurits neemt wat voorsprong. Hij rijdt graag alleen. Snel nadat de rest opstapt vaart de onrust in het peloton: er komt een klassiek Onnootje. Hij spuit weg met die krachtige tred. Zonder wat te zeggen. Gewoon: boem! Al snel raakt Onno uit zicht. Simon wordt onrustig. Peter kent zijn pappenheimers: ‘maak je niet druk, die zien we zo terug’. Terwijl we door de meest prachtige valleien rijden, waar het groen lokt en roept dat het een aard heeft. En ik van vinkenslag naar koekoeksroep rijd (dat zegt verder niemand wat, dus ik zwijg). En dan wordt het Simon teveel. Hij versnelt, ook hij altijd met een krachtige tred. Ik pik aan. De rest van de groep denkt als Peter, al weet men dat ze Simon en mij niet snel terugzien. Jaap doet het ook even rustig aan. Kop over kop rijden Simon en ik naar Onno, die vervolgens achter ons blijft rijden. De verraderlijke stukjes vals plat en lichte stijging nemen we met het grote blad. Tot een stuk asfalt deze arrogantie straft: het gaat serieus omhoog. We zwoegen en zwijgen. Onno verdwijnt geluidloos achter ons. Hoog boven ons zien we een brug. ‘Een snelweg’, wensdenk ik. Daar moeten we toch niet naartoe? We laveren tussen de 9 en 10 procent stijging. Hartslag 178 tikte ik even aan. Simon schokschoudert omhoog. ‘Wat een ploert!’: kan hij nog net uitbrengen. Kop over kop wurmen we ons naar boven. Dan even rechtsaf. Die brug! ‘Ja, we moeten eraan geloven’. Ik let alleen nog maar op mn hartslag: 171-172-174-171-170 enz enz. Zou dit wel kloppen, deze getallen?, denk ik nog. Beneden ons zien we Onno ploeteren. De rest van de mannen zit ergens tussen de bomen. Arme Maurits. En dan denken we boven te zijn. We minderen tempo. Het zweet gutst op onze fietsen. En de klim… hij gaat door. In een wat lager tempo rijden we hem uit. Bovenop, net voorbij Präbichl zwaait onze begeleider Ben. Lunch! Na circa 12 minuten volgt Jaap, die alsnog hard de berg is opgereden. Iedereen volgt daarna, met een eigen verhaal. Maar het echte verhaal van de berg haalt Noud letterlijk naar boven. Er was iets met een Totenmarsch 1945-bord, onder de top. Hij fietst even terug. Blijkt dat hier op de berg aan het eind van de oorlog meer dan 200 Hongaars-Joodse dwangarbeiders zijn afgeslacht door een Eisenerz ‘Volkssturm’-groep. Nadat ze eerst hier naartoe waren gehaald om een verdedigingslinie tegen de het Rode Leger te bouwen. Plots moesten ze van de nazis terug naar het Mauthausen Konzentrationslager. Dit waren de Dodenmarsen, want velen werden hierbij gedood. De ergste slachting was op deze berg. Onze hele klim naar deze top krijgt een macaber, ijzingwekkend kader. De ploert was deel van de genocide, was het ewrkterrein van echte ploerten. Ons boek van dit jaar, ‘East West Street’ van Phillipe Sands, gaat over de veroordeling van de grootste ploerten. Neurenberg. Tijdens onze afdaling in duizelingwekkende vaart tolt het woord Totenmarsch als een van metaal op metaal herhaalde dreun door mijn hoofd. Alsof we keihard wegvluchten van weer een verschrikking. Allesbehalve ‘een makkie’.