
Strijd, 2 juni, door jaap
Mensen die mij kennen weten dat ik denk dat ik heus niet zo vreselijk competitief ben. Natuurlijk, ik wil ook best eens een keer winnen, maar altijd moeten winnen, nee zo ben ik niet. Echt niet. Nou is dat best wel lastig als je op de racefiets zit. Het hele fietsen gaat eigenlijk maar om een ding, winnen. Zelfs als het niet een wedstrijd is wordt er toch steeds strijd geleverd. In Nederland gaat het dan over wie het eerst bij t plaatsnaambordje is, wie t eerst bovenop het viaduct is, wie de ander uit het wiel kan rijden en ga zo maar door. Wedstrijdjes te over, waarna we elkaar bij de koffie vriendschappelijk op de schouders slaan. De apenrots is bestegen, de posities zijn bepaald, de vrede is weer gekeerd. Omdat er zoveel verschillende wedstrijdjes binnen een tocht te winnen zijn ontstaat ook een ragfijn selectiespel. Waar zet je op in, welke wedstrijd wil je winnen? En, vooral ook, letten de anderen even niet op zodat ik er van tussen ben zonder dat ze nog een kans hebben. Naast gewoon fysiek de sterkste zijn komt er zo een forse dosis goochem bij het fietsen kijken, een cognitief-intuitieve vaardigheid, die deels onder woorden is te brengen, en zich deels alleen maar uit in handelingsvaardigheid, in beslissen en gaan in het moment. Wij van Fietsen4Fietsen hebben deze strijdvaardigheid volledig omarmd. Officieel zijn onze tochten geen wedstrijd, het is een ervaringstocht zeggen we dan, het gaat om het reizen, het in het landschap zijn, de kameraadschap op de fiets, het goede fietsen noemen we het ook wel eens. Laat u niet in de luren leggen. Onder dit dun laagje vernis, gaat een rauwe competitieve werkelijkheid schuil. Tijdens een gemiddelde dag op de fiets worden minstens twintig wedstrijdjes uitgevochten, soms wel vijftig. Vanzelfsprekend wie het eerste boven is op ieder als zodanig aangeduide col, dat ligt voor de hand. Maar er is zoveel meer gaande. Het gaat niet alleen om wie er als eerste boven is maar ook of je voor, met of na de man boven komt voor, met of na wie je altijd boven komt. Wedstrijdjes binnen wedstrijdjes. Elk glooiend landschap is verder goed voor een reeks aan tussensprintjes op elk bultje. Ook afdalingen zijn goed voor harde strijd, ook al doen we net alsof we inmiddels een stuk rustiger zijn geworden. Boven de 80 zat ik gister, al die jaren nog niet zo hard gegaan. Maar de echte wedstrijd blijft natuurlijk wie het eerste boven is. Sinds Simon mee doet is dat een moeizame strijd geworden, voor mij althans. Fred wil nog wel eens het gevecht aan gaan maar ik leg het af. Goede derde is ook leuk en ik was toch al niet zo competitief. Daar komt tegenwoordig ook fysiek ongemak bij. Als ik me vol in de strijd gooi kan ik er donder op zeggen dat ik boven van duizelingen van mn fiets val, en dat voelt niet aangenaam. Iets met bloeddruk. Dus ik hou me in, ga niet op mn allerdiepst en haal niet steeds door, en kan dat dankzij dit ongemak met opgeheven hoofd doen. Soit, zou je denken. Maar de strijd verplaatst zich in mij, blijkt nu. Ik zit me over het algemeen prettig in te houden en fiets de bergjes in mn eigen tempo op, maar soms doe ik dat niet. Dan is de Olifant in mij sterker dan zn Berijder die hem in toom probeert te houden (Jonathan Haidt, The Happiness Hypothesis dat we tijdens onze allereerste tocht lazen), wat die Berijder ook probeert. Een zo’n moment had ik op de eerste klim vandaag. Na een geweldig stuk Oostenrijk over fantastische boerenweggetjes in een vallei die erg doet denken aan de Shire van de Hobbits, komen we terecht op een echte ploert. Met stukken van 17%, dan kraakt alles. Noud zat achter me en zag zn kans schoon. Hij voelde dat hij me voorbij kon en mn Berijder zei: niet vechten, hou je in. Daar ging Noud, stoempend, hijgend, met groot geweld. Een meter, drie meter, tien meter, vijftig meter liep hij op me uit. En toen vlakte de berg af. Terug naar 10% en dat liet de Olifant zich geen twee keer zeggen. Het gas ging er vol op, de Berijder had niets in te brengen. Noud kwam weer dichterbij. Ik ging hem zo hard mogelijk voorbij, wil nog wel eens helpen als je dan toch in een wedstrijdje blijkt te zitten. En kwam voor Noud boven. Yes!! dacht de Olifant. De endorfines deden hun zalvende werk, van duizelingen niets gemerkt. De Olifant had de Berijder vakkundig verslagen. Noud zei na afloop dat hij zich ook geweldig had gevoeld toen hij mij voorbij ging en wegreedt. Het was van korte duur, maar toch. En zo strijden wij voort, ik vooral ook met mezelf. Ben blij dat de Olifant af en toe nog gewoon zn gang gaat, hard uithaalt en de Berijder beteuterd op het asfalt achterlaat.