
De zee, de zee!
Beziers, 1 juni, Fred
Noud kijkt op zijn navigatieapparaat. Hij kijkt nog eens. Verbazing en vertwijfeling. Onze wegkapitein weet het even niet meer. We rijden in een cohort achter hem aan, de mannen van F4F. Maar waar naartoe? Het verkeersinfarct van Béziers is waar we doorheen rijden. Over snelwegen en andere te drukke, te smalle wegen. Uitlaatgassen. Getoeter. Optrekkende auto’s. Noud stopt waar weer. Hij weet het ook niet meer. ‘Dit is geen goeie route’. Een ritje na aankomst in Béziers, dat zagen we wel zitten. Even de zee zien. Maar dit? En als bij toverslag, net als de eersten besluiten dat we terug naar het hotel moeten, vinden we een uitweg. Ineens rijden we op een prachtig weggetje langs het Canal du Midi. Ineens is er geen verkeer, maar stilte. Ineens slaat de betovering toe, zoals dat hier kan. We zien het licht zoals Van Gogh het hier zag. We zien de romantiek van de verroeste schepen hangend in het kanaal, als dronkaards aan de bar. We zien het troebele water, we horen de vogels, voelen de knispering in de lucht en kunnen ons geluk niet op. Volkomen onnodig overtuigen we elkaar: goed dat we hebben doorgezet. Briljante route. Met dank aan Maurits, die gewoon topokaartjes op zijn mobiel leest en gebruikt. En dan: de zee! Met onze fietsen gaan we het strand van Portiragnes op. Vanmorgen stond ik nog op CS, nu sta ik aan de Mediterranée. Even schakelen. We maken nog een fraaie bocht door een natuurgebied langs de Grande Maire. Kustmoeras. Een verdwaalde flamingo, wat steltkluten en kleine zilverreigers doen de rest. We juichfietsen over het gravelpad van rode aarde. Hard, verdroogd. Het is hier veel te droog. Het klimaatprobleem fietst met ons mee. Toch voel ik de overweldigende blijdschap dat we weer met elkaar op pad zijn. Alles is anders en toch is alles hetzelfde. En de zee is de zee. Morgen gaan we echt beginnen. En is Noud weer onze wegkapitein.