RSS feed
2019

Blog

Blogpost van Fred, 10 juni 2017, vanuit mijn tenen en ten voeten uit

Vanuit mijn tenen en ten voeten uit

We hebben het gehaald! Gisteren reden we het zoete Salzburg binnen, door de schone straten, langs de rivier met het kasteel, de kerken en de honderden toeristen die achter Mozart aan jagen. Salzburg smaakt zoet en bitter. Niemand jaagt achter Georg Trakl (1887-1914) aan, de zwaarmoedige en tragische dichter uit Salzburg, die zelf de ‘Spiessburger’ het liefst de schrik aanjoeg. Zijn donkere gedichten, met zinnen als: ‘op gruwelijke riffen, slaat te pletter het purperen lichaam en de donkere stem klaagt boven de zee’. De afgestudeerde apotheker Trakl die zichzelf uiteindelijk letterlijk vergiftigde. Helaas voor de Trakl-liefhebber wordt dit een meer opgewekt blog. Hem lezen vraagt een andere stemming. Ik moet even een bruggetje maken naar een ander leven. Al roepen zijn ‘gruwelijke riffen’ voor mij ook onmiddellijk de gruwelijke cols op, waar wij met onze getrainde lichamen soms toch op kapot gingen.

Ontslakken
Wij fietsen niet met ‘apothekers’, wat in de wielrennerij een dubieuze aanduiding is voor dopingleveranciers. Wij fietsen schoon. Wij voelen ons na die week van Nice naar Salzburg, na 1020 kilometers, schoon en een ander mens. Het is een vorm van ontslakken, zowel fysiek als mentaal. Maar hoe staat het lijf erbij, na zo’n week? Het wordt een opgewekt blog, beloofde ik, maar niet per se vrolijk. U bent gewaarschuwd.

Schoorl-benen
Het lijf, dus. Laat ik beginnen met de tenen. Ze zijn wat ongevoelig, beetje beurzig, maar kunnen nog jubelen. De kleine teen heeft een beurs plekje, door mijn nieuwe wielerschoenen. Hij ziet er wat ongezond uit. De voeten zelf daarentegen zijn fier, en doen wat ze moeten doen. Ze staan en fietsen liever dan ze lopen. Dat blijft zo bij mij. Op wat korst- en eczeemachtige randverschijnselen na, zijn ze kipfit. De benen daarboven zijn de vrienden van mijn voeten: ze fietsen liever. Er staat een prettige spanning of ‘tonus’ op mijn spieren. Ze voelen onoverwinnelijk en ijzersterk. De spieren zijn kabels van vertrouwen en kracht. Ze zijn een beetje overmoedig nadat ze met vakantie zijn geweest en veel bloed hebben gedronken en suikers verbrand. Af en toe melkzuur, zoals bij een vakantie hoort. Alleen mijn knieën zijn in wisselende stemming. De linker soepeltjes, de rechter eigenwijs, opstandig. Pijntjes, zeurderige steekjes, altijd dreigende instabiliteit. De knie is wél waarom het draait. Een complex gewricht. De eenparige beweging heeft zelfs bij de rechter gewerkt als ontspanningsmassage. De linker doet gewoon mee, lijkt niet veel op te hebben met de rechter. Mijn benen wijken ook een beetje onder de knie. Schoorl-benen, heet dat. Vind je in alle uithoeken van de familie. Een beetje omgekeerd gamma-profiel, zeg maar. Klopt ook met mijn opleiding.

Knelbulten
Dan komen er smerige streken, waar ik al eerder over schreef (Lausanne-Florence, 2011). De soms optredende verdoving op de intieme delen is na een week niet ingetreden. Gelukkig. Het zitvlak daarentegen is een gevoelig punt, of vlak. De wielerbroeken hebben wisselende contacten met dat vlak. Soms zit het, soms niet. Dan schuurt het, zeurt het en openbaren zich wonderlijke verschijnselen. Ik houd het netjes, maar kent u de ‘knelbulten”? Het zijn haarzakjes die ontsteken, geloof ik. Men voelt verharding, pijnscheuten en de aanwezigheid van plots opstekend achterwerkprotest gedurende de rit. Je denkt steeds aan de bult. Wij smeren het beroemde billenvet (of smakelijker: ‘Chamoiscrème), en ook nog wel volstrekt ridicule producten als ‘repair gel’ (‘een luchtige, intensief werkzame gelcrème’). Gelukkig geen steenpuisten, haarnestcyste, of de beroemde wielerkwelling ‘derde bal’ genaamd. De laatste is een aandoening die ei-formaat kan bereiken en dan operatief verwijderd moet worden. Dat heb ik godzijdank dus niet. En ook geen negenoog, karbonkel of koolzweer! Dit drietal staat niet voor misgeboorten, potige kolenmijnarbeiders of plantenziekten, maar voor heuse bilnaadtijdingen van de vrolijke fietser. Bij mij echter niets van dit soort onbehagen.

Machine
Dan kom ik bij het intestinale. De darmen, die na de beelden van Tom Dumoulin in de Giro-berm ‘de renner als gewoon mens’ laat zien. Bij mij gebeurde dat – 1000x dank – niet, echter wel veel darmgerommel als van een woeste fabriek met vervuilende uitstoot – en kwalijke gevolgen voor de klimaatverandering. Protest dus, maar geen bermtaferelen en nu na een pittig weekje zelfs iets van zalige berusting (en wat daar bij hoort). Lever en milt koesteren zich als toeristen na een mooie actieve reis. De longen, ja de longen sloofden als een blaasbalg in een smederij. Opgerekt tot het uiterste voelen ze nu als mijzelf na inspanning: lekker, vol energie, opgelucht. Het naburige hart vormt met die longen de ware machine. Mijn hart is opgewonden na deze week, heeft overuren gemaakt, en pompt dat het een aard heeft. Mijn hart klopt.

Je zou je grootste orgaan – de huid – bijna vergeten. Dat voelt nu soepel als een gelooide zak (gevuld met botten en bloed). De smeerseltjes, de zonnecrème, ik heb de huid verwend en hij lijkt dikker geworden en gezond als na een week levertraan drinken. Ik draag verder op de huid een wielerkostuum: een bruin hoofd en dito armen en benen, in schril contrast met de witte rest.

Gelukkig
En dan het hoofd. Het is zo tevreden, het is zo verwend. Het is doorgespoeld, ontspannen, gereset. Versterkt uit de strijd gekomen. Ik voel – ondanks of dankzij alle ontberingen van hitte, kou, regen en stof – een goeie kop. Met tussen de oren een nieuwe voorraad herinneringen, die oneindig lijken. Als ik eraan denk voel ik mijn haarwortels jeuken. Het is het verste punt vanaf mijn bovengenoemde kleine teen. Ze jubelen en feesten zo boven mijn hersenpan. Het haar daarin geplant doet even niet mee. Het is er, blijft dun, heeft nog de suggestie van een coupe. Ook na deze week vol plakhaar en slechte shampoo. Van mijn tenen tot mijn haarwortels, het lijf is gelukkig. Ik voel het. En zo was deze Fietsen4Fietsen-editie 2017 weer een fantastische, synergetische ervaring. Vol indrukken, geuren, smaken, gedachten en gevoelens die het leven de moeite waard maken. Misschien niet altijd het ware leven, maar toch wel het Goede Leven.

Er schuilt in mij geen Trakl. En in de groep geen kwaad. We hebben allemaal ons lichaam – van tenen tot haarwortels – en het Goede Leven – van hoop tot vrees –  weer fietsend herontdekt. ‘Alle Menschen sind der Liebe wert’ is misschien wel de meest positieve zin van die duistere dichter Trakl. Het had zo maar op onze wielertruitjes kunnen staan. Onze kameraadschap, vriendschap voelt zeer prettig verbonden, is het tegendeel van onbehagen (het woord dat meereisde, deze keer). Wij zijn echte vrienden. Die fietsen voor fietsen. Tot we niet meer kunnen…

p.s.: En by the way: in Oeganda kunnen ze nog wel wat liefde (en fietsen!) gebruiken. Zie verder op deze website. Tot een volgend jaar. De voorbereiding is begonnen.

 

Blogpost van Jaap, 10 juni 2017, In het licht van de evolutie

Salzburg, 10 juni. De tocht is weer gedaan. Nu al, het lijkt of we nog maar net vertrokken zijn uit Nice, alsof we nog maar net zijn opgestapt. Ik voel me goed, sterk, uitgerust, klaar voor een volgende etappe. Maar ze zijn al op. We hebben alles al gefietst. “Kunnen we niet gewoon terugfietsen naar Nice?” vroeg ik gister vlak voor we in Salzburg aankwamen. Gewoon lekker nog een keer de Hochtor op. We hebben er nog eens goed naar gekeken maar het is duidelijk dat de Hochtor aanmerkelijk zwaarder is dan de Mont Ventoux. Vanaf Het Bos is de Ventoux even lang als de Hochtor, 15 km. De Hochtor kent een klein plateau/afdaling in het midden, maar verder stijgt de Hochtor continue steiler dan de Ventoux. Meestal 12% met uitzondering van de haarspeldbochten meet Maurits onderweg. Beide stijgen evenveel meters ongeveer, maar de Hochtor reikt wel 600 m hoger dan de Ventoux die op een schamele 1900 m blijft steken. Dat maakt nogal een verschil voor het adem halen, en u weet dat het daarom gaat bij het fietsen. Het is gewoon een kwestie van ‘branding’. De Ventoux is een merk, de Hochtor niet. Net zoals de meerderheid bij blind proeven voor Pepsi kiest, maar in het schap Coca Cola pakt. Maar Fietsen4Fietsen is om, wij zijn voor de Hochtor. Wat een klim gisterochtend, eindeloos steil, steeds hoger, steeds meer wit (hoewel het 30 jaar geleden boven helemaal wit was; nu is in juni de sneeuw al bijna helemaal weg), eindeloos kracht zetten op de pedalen en heel hard ademhalen. En de beloning van een spectaculaire afdaling. Hard ging het soms, 72,6 km zag ik gister op m’n tellertje en hoewel we het over het algemeen kalm aan doen, sprong het jongenshart even op. De Hochtor, als je die nog niet hebt gefietst, tel je eigenlijk nog niet mee als fietser.

Ondertussen lopen wij enigszins onthand door Salzburg.  Lopen i.p.v fietsen. Slenteren door de stad, we worden er behoorlijk moe van. Slenteren in een grote suikertaart, alles is netjes hier, alles keurig in de verf, alles in een beheerste ogen-strelende-boogjes-en-kringeltjes-stijl. Mozart wordt volop uitgebaat, hier geboren, daar gewoond, overal Mozart Kugeln te koop. Gelukkig komen we een boekhandel tegen, wat voor boekhandel! Veel Philosophie!! Ik tik een prachtig boek op de kop, Im Lichte der Evolution, van de Duitse generalist (studeerde Physik, Mathematik, Chemie, Philisophie en allgemeine Sprachwissenschaft), later hoogleraar Biophilosophie en Philosophie (heerlijk toch, deze Duitse unverschämte uitstalling op de achterflap van het boek) Gerhard Vollmer. Een boek zoals alleen een Duitser kan schrijven. Hij legt in keurige hoofdstukken van 44 wetenschapsgebieden uit wat de Evolutietheorie heeft aangericht. Hij mist er nog een, toch nog niet genoeg gestudeerd. Ook corporate governance systemen ontwikkelen zich op basis van evolutionaire processen, zich steeds aanpassend aan de omgeving en die ook weer beïnvloedend, waarbij de mogelijke ontwikkelingen worden bepaald door waar het systeem vandaan komt en nu is (path dependency).

En hoe zit dat met Fietsen4Fietsen? Hoe ontwikkelen wij ons na acht (8!) tochten door Europa? We zijn fitter dan ooit, veel fitter dan toen we 8 jaar jonger waren. We fietsen in goed Olympische traditie sneller dan ooit (de gemiddelde snelheid loopt elk jaar op, dit jaar het snelste ooit), hoger dan ooit (jaja, de Hochtor) en verder dan ooit (langste etappe van 180 km). Citius, altius, ceterus (en daardoor vanzelf ook fortius). De vriendschap verdicht zich, gaat allang niet meer alleen over het gezamenlijke lolletje in fietsen. De verhalen aan tafel worden indringender, persoonlijker, nog eerlijker. Maar ook hier geldt dat niet elke mutatie een fitnesssteigende Fortentwicklung is, zoals Vollmer het noemt. Steeds meer mannen hebben Garmins en bemoeien zich met de route. Vroeger hadden alleen Noud en Cornelis zo’n ding en fietsten we gewoon fout af en toe en dan maar weer terug. Niemand die er om maalde, all in the game. Nu is elk kruispunt een potentieel twistpunt, elk fietspad een kruidvat. Een technologische ontwikkeling die onze fitness mogelijk verzwakt. Ik stel een kleine manipulatie voor in het F4F-gen: voortaan mogen maximaal 2 Garmins mee onderweg en de aanwijzingen van de eigenaren daarvan worden blindelings gevolgd, ook al betekent dat omrijden, terugrijden, klimmen terwijl het niet hoeft en ander fietsonbehagen. Ik kijk al uit naar de tocht van volgend jaar! Hoe die zal zijn, het is niet te voorspellen. En ook dat is een kenmerk van een evolutionair proces, waar het heen gaat valt niet te zeggen. Gelukkig maar, we mogen weer een jaar dromen.

Jaap Winter

Blogpost van Fred, 8 juni 2017, Onbehagen Onderweg

‘Onbehagen is geen gedachte, maar een gevoel’. Onze Onno zegt het overtuigd. We praten er al avonden over, aan tafel bij F4F. Onbehagen huist in een netwerk van onprettige woorden als ontevredenheid, afschuw, onlust en onvrede. Dat is wat anders dan Het Goede Fietsen dat we plegen te doen. Vanavond bekent André echter persoonlijk welbehagen. Huh?, denkt de groep even. Maar het is zo. Hij heeft niet veel onbehagen. Het past bij zijn soepele, positieve levenshouding. Zolang je maar niet aan zijn vrijheid komt. Want dan. Ja, wat dan? We spreken over dit soort vragen openlijk met elkaar, bevragen elkaar ‘van aangezicht tot aangezicht, zoals je vrienden zou bevragen’ – wat Jaap ons vanavond memoreerde. Met onze vermoeide lichamen en zere poten masseren we het geestelijk onbehagen bijna weg door zoiets simpels als een goed gesprek. Ja, het gesprek. We weten het ook niet. Maar een goed gesprek, dát wat wij – mannen op leeftijd – schaars zien worden, helpt. En er is geen goed gesprek zonder vertrouwen. Dead simple. Het vertrouwen dat steeds minder vanzelfsprekend is, zelfs verdwijnt. Ook bij mij zijn naast alle momenten van welbehagen – een woord dat bijna niemand gebruikt – dít soort momenten waarom het draait bij F4F. We zeggen het bijna nooit, maar we zijn een wonderlijk stel échte vrienden geworden. ‘Een vriend is iemand met wie je lacht en grient’ zei de dichter Hermans (niet W.F. maar T.). Ook mij viel de beurt om iets aan te stippen over het thema. Via de economische overvloed kwam ik bij het onbehagen met en in onze samenleving en … onze kinderen. Ik wandelde in mijn betoog van het ‘Overvloed en Onbehagen’ van Simon Schama tot de ‘Overvloedige samenleving’ van Galbraith en Harari’s Homo Deus, waarin hij op zijn bekende onnavolgbare wijze de toekomst en evolutie aan de orde stelt – jaja, we hebben doorgeleerd. Eén van mijn onbehagens (sic) schuilt in de negatieve kanten van de alsmaar groeiende, steeds schevere economie. En wat dat met de wereld en mensen doet. Onze kinderen dus. De bekende perverse trekken van luxe consumptie, toenemende ongelijkheid en wat dies meer zij: wat geven wij onze kinderen mee, zijn wij wel het goede voorbeeld, of ook onbewust onbekwaam? Jaap voegt daar nog een scherpe analyse aan toe over wat er in het bedrijfsleven gebeurt. In mijn woorden: zijn we daar echt Rijnlands verbindend bezig met waarden, of gewoon Angelsaksisch geld aan het verdienen?

Mocht u denken, poehpoeh, wat een zware kost allemaal, dan kan ik u geruststellen. Er wordt af en toe keihard gelachen – vooral Onno weergalmt tussen Alpen en Dolomieten – en we hebben het goed met elkaar. Want wat doen die tafelredes over onbehagen persoonlijk met ons? We tonen onze betrokkenheid, verwarring en commitment aan ‘een betere toekomst’. Aan onszelf en elkaar. We zijn licht positief, maar niet zwaar naïef. We rijden niet van Nice naar Salzburg als een bus bejaarden (die ik hun reisje van harte gun).

Het onbehagen met wat er in de wereld gebeurt schuilt zelfs in zoiets simpels als fietsroutes. Wij wilden onze ‘kruistocht in wielerbroek’ letterlijk als kruis rijden, van NL tot Athene, van Málaga tot Petersburg. Maar we rijden niet door Rusland. Dat voelt niet goed. Poetin fietst niet lekker. En Jaap en ik willen dwars door Amerika. En dan door Trumpland gaan? Of toch maar Trudeau-land. Zo zie je dat een gevoel gedrag beïnvloedt. En juist in dat gedrag zit het. Veel mensen met onbehagen hebben ‘korte lontjes’, wijzen naar ‘de ander’ of denken gewoon niet na, c.q. praten er niet open over ‘van aangezicht tot aangezicht’. In een goed, niet per se prettig gesprek. Enfin, het is al laat en morgen wacht de Hochtor, een verschrikkelijke klim. En Bas Heijne kan het allemaal veel beter en mooier opschrijven. Maar Bas in een wielerbroek, dat wil u ook niet. En blogs van Bas over fietsen door Europa? Nou, nee. Kijk, dat schept ons weer behagen, dat geeft vertrouwen. Blijf ons volgen en lezen. En stel uzelf de vraag: wat is uw persoonlijk onbehagen? En wat doet u ermee? Dan zal ik gewoon weer leuke, positieve, feestelijke en behaagzieke blogjes schrijven. Naar bed!

 

Blogpost van Jaap, 8 juni 2017, Van de Wereld

Vandaag was weer zo’n dag dat ik me bewust ben van een bijzonder fenomeen dat zich voordoet tijdens het fietsen van deze tochten. Ik ben eigenlijk totaal van de wereld. Ja er drupt wel nieuws door (wat heeft Comey gezegd? Een hung parliament in Brexitland?), maar het is allemaal vluchtig, niets beklijft. Er worden ook wel e-mails gelezen, maar ze worden zelden nog beantwoord. Ik ben altijd al goed in het uitstellen van dingen tot het echt niet verder kan, maar in deze week is het hoofd gewoon afwezig. Het lukt gewoon niet om ergens echt lang bij stil te staan. ’s Ochtends vroeg moet ik m’n best doen om tijdens het ontbijt voldoende te eten. Dat is elke ochtend een gevecht, yoghurt, broodjes met kaas en vlees, een kiwi als die er is, nog wat toast, een stuk taart (altijd zoetigheid hier in Italië bij het ontbijt). Geen tijd om ergens over na te denken. Dan het stressvolle ochtendritueel, banden, bidons, bananen, bars, van alles. Dan op pad, vanmorgen na twee meter al discussie over de route, de verwarring is nog nooit zo groot geweest. De eerste kilometers, direct al wat omhoog, de benen moeten wennen, het zuur zit nog overal. En langs de grote weg met veel verkeer, je kunt niet maar wat aanfietsen, opletten, concentreren. Omhoog door een prachtige vallei, in gesprek met Maurits over wat ons bezig houdt (en waar het fietspad met maar 1% stijging is gebleven). Opnieuw onder de indruk van de overweldigende natuur, hier de Drei Zinnen. Na de koffie 40 km afdalen naar Lienz over een verrukkelijk fietspad. Fietsen is hier een spel, steeds licht naar beneden, bochtjes, een bruggetje over, draaien, af en toe even met de snelheid van de afdaling nog in de fiets omhoog. Het doet me denken aan vroeger, fietsen in de duinen op Schiermonnikoog, op en neer. Of alleen op zondagmiddag in de bossen rond Dwingeloo, zo’n zondag dat ik me stierlijk verveelde en dan maar de fiets pakte om erop uit te gaan, op een oude opoefiets, over smalle paadjes, bochtjes en mini heuveltjes, omhoog en omlaag. Een zalig spel dat ik eindeloos kan spelen. En ineens is daar, midden op het fietspad, Filip. De Vlaming die ons met ziel en zaligheid begeleidde op onze eerste twee tochten en op de vierde tocht. We wisten dat hij hier in de buurt nieuwe routes uitzet maar hadden geen idee dat hij hier zou zijn. Filip had ons goed gevolgd en bedacht dat we vandaag hier ergens moesten fietsen, hij wilde ons zien. Wat een heerlijke ontmoeting. Het Vlaams van Filip gaat er direct weer in, wat zou het mooi zijn als hij ook weer eens mee ging.

Tijdens de lunch een klassiek patroon, we eten wat, praten wat en vallen dan enthousiast in slaap. Een kwartiertje, max, maar zo lekker even. Maurits stelt ons gerust over het middag stuk, alleen maar vals plat naar Heiligenblut. Nou dat hebben we geweten. Direct na Lienz gaat het steil omhoog. Het knalt in m’n lijf, waar is de blaasbalg, wanneer houdt dit op? Waar is boven? Alles kraakt en piept, het is pompen of verzuipen. Het blijkt een klim van 6 km die eindigt bij een keurige tattoo zaak waar we colaatjes drinken en Cornelis snel een tattoo van een racefiets op z’n kuit laat zetten. Dan eindelijk het vals plat, ik kom alleen te zitten en fladder rustig omhoog. In m’n hoofd is het een grote leegte. Dit is wat me bij yoga nooit lukt, gedachten komen en gaan, ik hou er geen een vast, ze verdwijnen met elke volgende trap. Als ik er nu goed over nadenk heb ik op dat moment ook geen idee meer wie ik ben, wat allemaal belangrijk is in het leven. Ik fiets alleen maar en zelfs dat gaat op de automatische piloot, ik sta er geen seconde bij stil, ik schakel automatisch, rem en trap door, alles vanuit een onbekende bron diep van binnen die het nu zonder enig bewustzijn wel af kan. Ik ben totaal van de wereld, ik ben er eigenlijk gewoon niet meer. We weten dat ‘ik’ een cognitieve illusie is, wel heel kunstig en doorgaans effectief, maar toch, een illusie. Hier, op dit vals plat naar Heiligenblut, wordt de illusie magistraal doorgeprikt: ik besta helemaal niet. Ik moet zeggen, dat bevrijdt. Ik ben er zo niet, zo van de wereld dat ik zelfs totaal vergeet na te denken over wat ik vanavond aan tafel moet zeggen over mijn onbehagen. Ook dat helpt, zonder ik geen onbehagen. Moesten we misschien allemaal eens proberen.

Jaap Winter

Blogpost van Fred, 7 juni 2017, Het Steile Stuk

Zoals bekend zijn we ‘op leeftijd’. Niet oud, maar een beetje. Het leven danst met ons mee, de dood is iets dat niet in ons balboekje staat. Wij willen verder, beter en omhoog. En bij dat laatste is de wijsheid in ons gevaren: we doen geen wedstrijdjes meer, neuh, maar gewoon wie het eerste boven is. Niet altijd, maar soms. Ook weer nu het leven ons toestaat door de verbijsterende kracht en pracht van de Dolomieten te fietsen. Wat een bizarre schoonheid die Dolomieten, als bergketen genoemd naar Déodat de Dolomieu, die ontdekte dat dit kalksteengebergte geen gewoon kalksteen was, maar ‘dolomiet’: kalk met magnesium. Een keihard mineraal. Terwijl wij, oude taaien, magnesium slikken om de spiermassa soepel te houden. In deze omgeving waar echte helden streden voor onafhankelijkheid – tijdens WO1 – zoeken wij in onszelf naar hardheid en souplesse. De Dolomiet in onszelf. Al zullen we nimmer op die leeftijd zoveel opgestapelde schoonheid tonen.

Vandaag is het dus weer geen wedstrijd maar wie het eerst boven is. Strijd dus. Vooral in onszelf. In de 105 km Bolzano naar Cortina d’Ampezzo (die naam!). Daar zullen we ca. 3000 hoogtemeters noteren. De reuzen die geduldig wachten heten Gardena en Valparola. Allebei lastig. De eerste 32 (tweeëndertig!) km lang, de tweede slechts 13 km, maar verraderlijk. Stijgingspercentages boven de 9% gemiddeld en stukken van wel 14. Ik huiver van de cijfers en plaatjes. Als wij de weg opdraaien naar de Passo Gardena, voel ik de nerveuze spanning in de benen. Een tinteling door de spieren. Tempo vinden, goed ademen, je niet gek laten maken door Onno, het krachtmens dat geweldig rijdt dit jaar (en vooral verstandiger). En onwillekeurig denk ik aan mijn tuin, waar de Gardena-set ligt. Zo gaat dat als je stijgt en afdaalt in jezelf. Klimmen is dromen met je ogen open. Flarden van gedachten of indrukken, zoals – ik hoor een zwartkop – wat stinkt het naar dood dier – is dit het Goede leven? en; waar zal mijn blog over gaan? Maar ook: shit! – pijn in mijn zij – zweetdruppel brandt in oog – mijn schoen knelt. In een soms woest kolkende stroom spoelen ze door je hoofd, terwijl je in een arcadische klim de stilte van de berg ervaart. Onno is weg, dus, of wil weg. Aan zijn wiel Jaap mee, Noud, Cornelis – ook al zo goed dit jaar. Ons vriendenpeloton in de vechthouding voor de Gardena. De versnellingen ratelen, het diepe ademhalen klinkt voor en achter me, we monsteren de weg na elke bocht: komt Het Steile Stuk al? Hoe steil? Mijn benen toch zwaar van de kou en regen van gisteren. In deze zon, dit landschap leven ze weer op: ze voelen als soepel staaldraad, berekend op samsoniaanse krachten. Zoiets. Naar voren. Jaap in mijn wiel. Rust houden, straks komt Het Steile Stuk: 9,5%. Niet te hard. Ik voel de staalsmaak in mijn mond, van de diep ademhaling. Jaap komt met zijn machtige tred naar voren, alsof hij brood bij de bakker haalt, terwijl we de Gardena beklimmen, de Gardena! De berg die bocht voor bocht een sluier van zijn schoonheid aftrekt. Doortrappen, schakelen naar lichter, Na een paar kilometer zijn we los. De sterke Onno – taai en vastbesloten – Jaap en ik. Drie oudere jongeren. Aan het begin van het steile stuk is Onno er nog. Dan niet meer. De euforie laat mijn benen dansen en zingen. Het gaat! Dat kan dus, alles kraait van plezier in mij: door het fietsen, de natuur, het gezelschap. Geen sores. Het kraaien wordt eufoor als de Gardena zich in volle schoonheid toont als wij ons langzaam uit het landschap omhoogtrekken. Het Steile Stuk is nog niet klaar. Jaap en ik zeggen alleen maar ‘zo!’ tegen elkaar. Om te kunnen ademen. En dan, plots, de bocht waarop ik wachtte: afvlakkende stijging, ontspanning. Met één hand haal ik mijn mobiel uit een achterzakje. Ik maak foto’s, die door het landschap nooit mislukken.  ‘Een feestje’, ‘genieten’ en ‘wat is dit fantastisch’, zeggen we. De blijdschap dit te mogen beleven. De euforie van schoonheid, kameraadschap en overwinning op jezelf. We vieren het in commissie op de Gardena. De berg heeft een vriendelijke kant en laat ons gul zien. Waartoe natuur in staat is. Jaap filmt – met één hand en een Go-Pro – het landschap, de weg, en ons/mij. We willen alles filmen en vastleggen en weten dat dit, wat we nu, hier voelen nooit meer terugkomt. Dus besluiten we tot een hedonistische triomftocht. Samen naar boven. Tempo, geen kwelling of lijden, maar euforie en blijdschap. Beneden ons zien we ergens Onno, Cornelis en… is dat Noud? Een eresaluut aan de Dolomieten, het fietsen. Niet moe, maar gelukkig komen we boven. Samen gedaan, Samen blij, eufoor. We zeggen het en weten het. Weer één gedaan. Wéér gelukt en gelukkig.

Daarna de korte, maar steile Valparola. De groep kraakt meteen. Te steil die berg. Jaap, Onno, ik. Weer. Weer die versnelling van hem. Ik volg, Jaap niet deze keer. Wat nu? Doorgaan. Als een ware meesterknecht zet Onno me af aan de voet van het steile gedeelte. Ik versnel. Alleen. En daal af in mezelf en mijn lichaam. Vol erop. Soldaat Schoorl is er klaar voor. Ik slinger soepel door de bochten naar boven. Maar alleen. Ga diep. Kleinste verzet, snelle tred. Klimmer Fred. Naar het einde kraakt het. Alweer een Steil Stuk. In het dal zie ik anderen als mieren naar boven kruipen. Ik voel me sterk als een mier. Ben blij als ik boven ben op wéér een hallucinerend mooie col. Het eerste boven, minuten voor de rest. Maar geen triomf, of winnaar. Ik voel blijdschap en dankbaarheid, maar spreek het niet uit. Zou dit geluk zijn? Even de strijd in jezelf loslaten? Even is het goed. Even. En daarna keihard zingend in jezelf afdalen!

Blogpost van Jaap, 7 juni 2017, Adem

Vandaag eindeloos klimmen, 3x zo’n 1.000 meter omhoog, en niet hele makkelijke meters, af en toe fors steil. We beginnen gemoedelijk, langzaam omhoog langs de rivier de Isarco, over een briljant fietspad, ook hier weer neergelegd over een oud treinspoor dat in onbruik is geraakt. Met hoog boven ons een snelweg richting de Brennerpas, waar’30-tonnen diesels lekker in hun sas’ voortrazen, en toch is het hier stil, alleen maar het water naast ons, en de stilte van het fietsen met ontzag.  Ontzag voor wat komen gaat. Ieder bereidt zich voor in zichzelf, voelen m’n benen goed, hoe moe ben ik eigenlijk, waarom rommelt m’n buik zo, heb ik wel voldoende bananen, bars en gelletjes bij me (die laatste gaan er bij mij nog steeds niet in, zeker niet na het onvrijwillige bermbezoek van Tom Dumoulin). Peter beklaagt zich op een moment dat hij helemaal niet stuk kan gaan bij het klimmen. Hij krijgt z’n hartslag niet omhoog. ‘Ademen moet je’, zei ik, ‘hard ademen!’ En dat doe ik zelf ook bij de eerste klim. Hard ademen, ook terwijl het voelt alsof het nog niet hoeft. Diep ademen, de longen leeg en weer vol, in een ritme. Het werkt weer! Vorig jaar ging ik stuk toen het niet lukte en kreeg ik het pas tegen het eind van de week voor elkaar. Ik merk nu dat als ik hard begin te ademen, in een stevig ritme, voordat het steile stuk (een paar keer 14%) begint, ik dat stuk veel makkelijker op kan. De pijn blijft weg, de pijn die elke keer weer het Verste Rekpunt aankondigt, het punt dat het elastiek van je lijf, je hart, je longen, je spieren, zelfs je zintuigen, dat alles te ver is opgerekt en je terug moet, langzamer, zodat je het nog net wel aan kunt. Als ik zo adem blijft het Verste Rekpunt weg, ver weg. Het gaat makkelijk. Soepel zo naar Ortisei waar de koffie wacht. Peter komt stralend aan: “Het werkt, ik heb hard geademd en het ging weer goed!” Het tweede stuk, naar de Passo Gardena is prachtig. Ik kom weer met Fred voorop. We zijn totaal onder de indruk van de machtige rotspartijen die scherp en hoog boven ons uit torenen. We vergeten af en toe gewoon dat we aan het klimmen zijn, zo in beslag genomen zijn we door de ontzagwekkende bergen. En de adem stuwt me voort. Ik voel dat als ik hard adem er kracht in m’n benen komt. Mn adem voelt als een blaasbalg die onvermoeibaar vuur in m’n lijf aanwakkert, ik kan niet eens langzamer gaan nu. De blaasbalg stuwt me voort, wat een fantastisch gevoel. Moeiteloos naar de top op 2.136 m. Een fantastische afdaling verder, een stukje gefilmd terwijl de snelheid maar opliep. We lunchen in het dal, heerlijke bouillon, een simpel broodje met kaas en tomaat en daar gaan we weer, voor de derde 1.000 meter omhoog, naar de Passo Valparola, op 2.168 m. Onno, in topvorm deze week, en Noud, vallen direct hard aan, sprinten weg op het eerste steile stuk. Ik explodeer bijna als ik probeer te volgen, alles verzuurt. Ik probeer de blaasbalg aan te krijgen, maar als ik hard adem komt alle bouillon er bijna weer uit. Ik moet het kalmer aan doen. Fred en Onno gaan hard verder, ik laat ze gaan. Langzaam komt het lijf tot rust en kan ik een mini-balgje aankrijgen. Het werkt! Onno komt weer in het zicht en ik adem harder. Onno hoort me van ver aankomen, “net een locomotief die omhoog kruipt” zegt hij als ik langszij kom. Ik kan zo nog kilometers verder klimmen. Kilometers waarin ik kan nadenken over het ademen. Als ik het goed doe geeft m’n adem het ritme van het klimmen aan. De adem geeft energie waarmee de benen aan de slag gaan. Hoe meer adem, des te meer kracht. Eerst adem, energie geven en dan komt de kracht. Als ik zwoeg gaat het net andersom. Elke pedaalslag vreet energie en de adem probeert daarna weer kracht terug te geven aan de spieren. De adem loopt achter de feiten aan, kan nooit genoeg geven om wat de spieren hebben verbruikt aan te vullen. En zo gaat het van kwaad tot erger, tot het Verste Rekpunt in zicht komt. En is het zo niet ook met het leven? De kunst is er eerst energie in te stoppen en dan komt het leven, in al zijn rijkheid en overweldigende mogelijkheden die waardevol, betekenisvol zijn naar je toe. Dan is het ook jouw leven. Misschien is het ook in het leven juist zo dat als het moeilijk wordt, als de klim steil wordt, je moet ademen, bewust ademen, hard ademen, het leven bij de kladden grijpen en niet laten wegglijden tot het Verste Rekpunt. Adem is niet voor niets spirit, levenskracht, levenslust. Ademen, leven dat het een lust is.

Jaap Winter

Blogpost van Fred, 6 juni 2017, Doorweekt en weer opgeladen

Het is half twaalf. Ik wil mijn Samsung S7 opladen, maar hij wil niet. ‘Er is vocht gedetecteerd. Als u wilt opladen moet de USB-poort droog zijn’. Zelfs mijn waterdichte S7 ontkomt niet aan overvloedig water vandaag. We wisten het, de dinsdag zou nat kunnen worden. Het regende de hele nacht. Dus ook toen we opstapten voor een weinig imponerende etappe naar Bolzano. Slechts twee weinig spectaculaire colletjes en met 115 km een korte etappe. Wat er daarna gebeurde tart iedere beschrijving, die ik dus hier ga tarten. De regen daalde met vrolijke druppeltjes op ons neer. We zijn mannen van F4F, dus dat deerde ons niet. We begonnen bijna gelijk met de klim naar Madonna di Campiglio, een schitterende naam voor een wintersportoord. De ‘de groep met elkaar omhoog’- code: rustig tempootje, zelfbeheersing. Zen-klimmen. De zen werd ruw verstoord. Drup-drup, werd gaandeweg de klim drup-drup-drup, fluks overgaand in drupperdedrupperdedrupdrup, om –  over te gaan in kletterde kletter, waarna KLETTERDEKLETTERDEKLETTER. Jaap en ik versnellen, om óp te warmen’. We zijn alleen, met heel veel druppels. De benen beginnen te tintelen, de kou dringt in je armen, benen en rug. En vooral: in je gemoed. Ondertussen doet het water wat het kan: het gaat waar het niet gaan kan. We doen onze regenjacks niet meer aan. We tellen de kilometers. En dan, ineens een ontstellend lelijk gevaarte, dat je een gebouw zou kunnen noemen. Boven, eerder dan gedacht, maar ook veel natter dan we dachten. De andere strijders van het ijzeren ros druppelen binnen. We houden een pauze, en stellen het vertrek steeds uit. Een kopje koffie, een kopje thee, een potje tafelvoetbal, een hamburgertje, alles wordt aangegrepen om niet in de alsmaar aanzwellende stortregen te stappen. Helden zijn we. Als bij toverslag breekt de zon door. We springen op de fiets voor een fraaie afdaling richting Bolzano. Er wacht nog één bergje, niet noemenswaardig met stijgingspercentages waar we onze neus voor optrekken. 2 tot 8%, That’s it. Gevaarlijker is de weerrader. Op een vrolijk plaatje trekt een verontrustend donkerblauwe staart over het schermpje naar het rode puntje. Dat rode puntje zijn wij. Zonder regenjackies beginnen we aan de klim. Weer een oefening in zelfbeheersing, nu met Peter the Gladiator voorop, onze eigen Koning van de Vesuvius. Dat lukt 6 km, van deze 21 km lange klim, of eigenlijk ‘klimmetje’. Dan schendt eerst Onno het bestand en daarna Jaap en ik. We moeten ‘eigen tempo’ rijden. Anders worden we te moe. Met Jaap, Onno, Noud en Cornelis wordt onze Peter in de steek gelaten. Ook André laat het koord al snel vieren. Langzaam fietsen we de donkerblauwe staart in. Hetzelfde patroon, beginnend met drup-drup. Als alleen Onno nog aan het wiel van Jaap en mij hangt zitten we al in drupperdedrupperdedrupdrup. En als het echt KLETTERDEKLETTERT wordt dit afgewisseld met een paar KLABOEMS!!! Onweer, ook dat nog. We kijken elkaar aan. Stoppen? Onno wil wel. Wij ook. Niemand stopt. Het water dat over het asfalt stroomt zwelt aan van beekje tot rivier. Van rivier tot woest kolkende massa.  Desoriënterende golven stromen onder onze wielen naar beneden. Waar anderen fietsen. Wij fietsen door. De druppels vallen steeds harder, worden kouder. Onno stopt even. Wij door. Ik voel de kou in mijn benen, ben geheel doorweekt, maar voel me goed. Jaap ook. Wij zijn een rijdende watermolen. Als uiteindelijk het bordje Passo de Mendola verschijnt moeten we nog een klein stukje tegen de rivier op fietsen. Naar 1363 meter. Daar wachten Maurits – die paste voor het waterballet – en begeleider Paul ons op. In het café vormt zich een langzaam uitdijende plas onder onze schoenen. Even later zie ik door een dicht patroon van raamdruppels een blauwe en rode vlek naderen. Ook André en Peter zijn binnen. En dan wordt het waratje droog. De zon! We gaan afdalen, met de fiets! Nat en verkleumd zoeken wij ons een weg in een schitterende, zeer steile afdaling. We trillen en schudden van de kou en wind. We ruiken de stinkende remolie van een BMW, die zichzelf overschat. Maar we vieren de zon, de schitterende vallei van Bolzano, onze eigen remmen en het wegdek. En vervloeken de automobilisten. In Bolzano rijden Jaap en ik door een tunnel, die als föhn fungeert. Alle kou, water en strijd is vergeten. Al juichfietsend denderen we de stad binnen alsof we haar innemen. En mijn Samsung is solidair. Doorweekt, maar nog steeds in staat tot fotograferen. Hopelijk zijn wij morgen wel weer opgeladen. Ons ontbijt: de Passo Gardena. Een klim van 32 km, met huiveringwekkende stukken. Maar morgen is het droog. Toch?

 

Blogpost van Jaap, 6 juni 2017, Grote veldslag morgen op de hellingen van de Dolomieten

“Slecht weer. In de hotels en hotelletjes – terwijl zich in het noorden, waar de Dolomieten oprijzen, steeds meer grote zware wolken opstapelen – spreekt niemand vanavond over de laatste etappe… Er wordt alleen over morgen gepraat. Donderdag 2 juni …is de beslissende afrekening, de gesel, de vuurproef, waarbij de raadgevingen van collega’s, de gemakkelijke wijsheid uit de ”handboeken’ en de formules die op nagels en manchetten zijn geschreven geen enkel nut meer hebben.” Zo begint het verslag van Buzzati over de etappe van 1 juni 1949, die alleen maar betekenis heeft omdat zij aan de grote veldslag vooraf gaat. “De bergen laten zich niet om de tuin leiden. Statig en ontoegankelijk, gehuld in reusachtige wolkengordijnen, staan ze daar, de bergen waar het lot besloten ligt. Is dat overdreven, kun je zoiets alleen zeggen bij oorlogen, revoluties, tragedies en niet bij onschuldige niemendalletjes als de Wielerronde van Italië? Maar vanavond… is de Giro helemaal geen niemendalletje: de belangrijkste zaak van de wereld is het, in het kleine wereldje waarvan wij de zwervende bewoners zijn.”

Lees F4F in plaats van de Giro en u weet hoe het er met ons voor staat. We fietsen de Giro van 1949. “De etappe van vandaag was ook geen peulenschil. Het regende pijpenstelen (nog nooit hebben we op onze tochten door Europa zoveel regen meegemaakt als vandaag) – geen lieflijke plaatjes meer van zonovergoten velden, meisjes met blote armen, stormlopen op de emmers water die langs de kant van de weg waren gezet (wij dronken ook veel te weinig vandaag, heb m’n bidons niet bijgevuld, geen colaatje gehad onderweg), maar onafzienbare  rijen glanzende paraplu’s (zo stellen wij het ons ook weer iedere dag voor), coureurs die er nu lelijk uitzagen met hun regenjacks die door de wind werden opgeblazen tot monsterlijke bobbels (kijk maar naar de foto’s en filmpjes van vandaag)…”

“Een schitterende rit, ondanks de regen en de modder. Niettemin is hij al weggestopt in de archieven. De geleerde heren, de oude vossen, de orakels, de professoren, de sterrenwichelaars, degenen die zijn ingewijd in de geheimen van het wielrennen achten het gebeurde van geen belang… Wat zal er morgen gebeuren op de Passo Rolle, de Passo Pordoi en de Passo Gardena? Dat is het enige waarover wordt gesproken in de geheime ploegbijeenkomsten, aan tafel, onder het eten, aan de bar, van bed tot bed, in het donker, voordat men door slaap wordt overmand.” En zo vergaat het ons ook. Wat heet, de parallel is haast volkomen. Morgen fietsen wij over de verschrikkelijke Passo Gardena en doen er de Passo Pordoi achteraan, of een andere pukkel tot 2100 mtr – onze generaals zijn het er nog niet over eens (zie blog van Fred van gister), ietwat zorgwekkend voor het gewone fietsvolk zoals ik, dat gewoon maar wat aanfietst. Aan tafel zojuist werd over niets anders dan de etappe van morgen gesproken, hoewel we door het onstuimige weer vandaag toch ook het nodige hebben meegemaakt. Maar morgen is het 70 km klimmen, drie keer zo’n duizend hoogtemeters, de zwaarste klimdag die we ooit hebben gehad. Dat vraagt alle aandacht, tot de slaap me dadelijk overmant.

Zo eindigt het verslag van Buzzati: “Die staan de slapende renners al op te wachten vannacht, dreigend en arrogant: visioenen van helse afgronden, beijzelde wegen zonder borstwering die over ‘loodrechte’ bergwanden lopen, en een monster zit hen op de hielen en zij werken zich moeizaam naar boven over gladde steile hellingen en boven op de top zijn ze gered want vandaar loopt er een weg tussen de rotsen door maar ze komen er nooit aan… Ze schrikken wakker, buiten adem. Ze doen het licht aan. Kijken op hun horloge. Zuchten. Het is tijd om te vertrekken.” Buzzati verslaat onze tocht, beschrijft de werkelijkheid van de jongens van F4F. Ik heb nog een paar uur voor ik wakker schrik, zucht en weet dat het tijd is om te vertrekken.
Jaap Winter

 

Blogpost van Fred, 5 juni 2017, Twee Generaals één route

Wie de film Patton heeft gezien, kent de scene rond de inname van Messina op Sicilië in 1943. De Amerikaanse generaal Patton en de Engelse generaal Montgomery rukken op naar de stad. Operatie Husky in volle gang. De rivalen en enorme ego’s willen allebei het eerst in de stad zijn. ‘Monty’ krijgt de makkelijkste route van opperbevelhebber Alexander. Patton moet over moeilijk terrein met veel Duitse weerstand en zal het niet als eerste halen. Enfin, Patton laat zich niet de kaas van het brood eten – I’m gonna beat that Limey bastard to Messina’ – en staat triomfantelijk lachend in Messina als de Engelse troepen arriveren. ‘Damn!’ zegt Monty. Zo is de waarheid in de film. In een boek van Carlo D’Éste wordt geopperd dat Monty dit helemaal geen punt vond. Hij wilde vooral de vlucht van de Duitsers naar het vasteland voorkomen. Wat mislukte. Hoe het ook zij, militaire strategie en doorzettingsvermogen gaven de doorslag. Nu denkt u; wat moet ik met dit verhaal? Wel de dagelijkse strijd over de juiste route voor onze fietstocht begint als een ware zegetocht – dat zeker! – naar Messina te voelen. Onze beide generaals P(eter) en M(aurits) zijn onze heuse Patton en Montgomery! Wegkapitein Noud is dan generaal Alexander, die als opperbevelhebber moet wikken en wegen en soms bemiddelen. Het bepalen van de route is enorm belangrijk, maar op deze manier ook hilarisch, vermakelijk, en soms wat ingewikkeld. Net als in 1943, alleen is de aard van de trip iets anders. ‘We moeten hier rechtdoor’, zegt de een. ‘Nee, dan kom je over een drukke weg’, roept de ander, verstoord opkijkend van het navigatiesysteem. En onverstoorbaar verdergaand. ‘We kunnen hier dit fietspad nemen’, zegt de een, zwaaien met de stafkaart en wijzend op een vaag streepje. “Wat doen jullie nou?!’ schreeuwt de ander over een korenveld, wanhopig kijkend naar de enige juiste normale asfaltstrook. ‘We moeten hier links!’, en dan, de ander heel kort: ‘nee, verderop is een snellere weg’ en het stuur zwenkt al rechts. Het kaatst heen en weer in een heerlijk schouwspel vol onbegrijpelijke namen, codes en tactieken, waar de gewone sterveling echt geen chocola, laat staan een route van kan maken. Uiteraard duurt al het overleg even lang als een omweg. Mannen! zullen veel vrouwen zeggen, en gelijk hebben ze. Maar het hoort bij de folklore van deze fietsreis en waarschijnlijk van iedere fietsreis. Met onze partners kennen we de kaartlees-drama’s in vreemde landen, toen nog zonder TomTom. Maar hier niet, hier hebben we onze eigen Patton en Monty! Op weg naar Imperia, Acqui Terme, Crema en Tione di Trento is het routespel fascinerend! De rest van de groep heeft weer andere eigenaardigheden. En in de routestrijd kiest ieder zo zijn eigen comfort zone. Cornelis (belegger) is even met zijn hoofd bij de beurs, Jaap (wetenschapper) heeft even geen kennis, André (ambtenaar) heeft een spoedje en Onno (burgemeester) let op de openbare orde. Ik kijk even weg naar een vermoedde vogel. En zoek de ontspanning. Zeker toen de een tegen de ander wegrijdend naar zíjn oplossing, vanaf ongeveer 100 meter riep: ‘Je moet wel blijven verbinden!’ schoot een onhoorbaar lachsalvo door het peloton. En even later zaten P en M gebroederlijk in overleg één van hun Messina’s door te spreken. Er werd minzaam gelachen. Het is weer goed. De generaals zijn weer verbonden. De opmars kan door. Het peloton met passie en precisie begeleidend, zo mooi en zo goed. Met werkelijk fascinerende kennis en ervaring. Ware generaals van de weg. We kunnen niet zonder onze Patton en Monty. En we zouden er een film van kunnen maken. Dat ook. En een beetje overdrijven. Net als in die film over operatie Husky op Sicilië.

 

Blogpost van Jaap, 5 juni 2017, Het vergeten kruis

Crema, het hart van het kruis dat we door Europa fietsen. Hier fietsen we ook al in 2011, tijdens de tocht van Lausanne naar Florence. Ook toen moesten we de beklagenswaardige Po-vlakte verstouwen. Grote wegen met verkeer dat genadeloos langs dendert. Sommige automobilisten zijn zelfs woedend dat wij het wagen op hun weg te rijden waardoor ze moeten uitwijken. Niet aflatend verkeer. Gister nog motorrijders die langs gierden. Vandaag is het maandag, de vrachtwagens en bussen zijn weer op pad. Ruim 50 km tot aan Brescia is het zwoegen. Het voortdurend gedender doet je verlangen naar diepe stilte. Mogen we eindelijk klimmen op verlaten bergpaadjes? Graag de pijn van het klimmen in plaats van het gedreun en gegier van het verkeer. Daar komt nog bij dat de omgeving hier afgrijselijk lelijk is. Een lang industrieterrein met rommel, troep, gebouwd braaksel, neergekwakt door mensen die op z’n best functionaliteit nastreefden maar ook dat vraag je je af. Het mooie van fietsen is dat je een bent met de omgeving. Alles komt binnen, alle zintuigen worden geprikkeld, je kunt alles waarnemen, je maakt deel uit van iets groters. Nou dat hebben we vandaag geweten, dat groters is hier verschrikkelijk. Ik kan nauwelijks weerstand bieden tegen deze ellende. Het bedrukt me. En anders dan op al die plaatsen waar de natuur, de cultuur die we zien ons hart, onze ziel open wrikken en iets laten voelen van hoe bijzonder het leven is, ons kleine jongens maakt die het schouwspel gretig opnemen, vaak stil en onder de indruk, wil ik me hier alleen maar afsluiten. Een cocon om mezelf en de makkers bouwen waardoor de wereld niet zo binnenkomt. Even niet, niet nu, niet dit. Over onbehagen op de fiets gesproken. We zijn taai en hebben wel meer meegemaakt de laatste jaren, maar dit is harship. En midden in die ellendige Po-vlakte ligt het hart van het kruis dat we door Europa fietsen. In aanzet een monumentale plek, goed voor een F4F monument waar generaties fietsers later nog op bedevaart gaan. Hier werd Europa voor het eerst op de fiets doorkruist! Een plek die oost en west,
noord en zuid, maar ook toen en nu met elkaar verbindt. Betekent het iets dat juist deze plek zich bevindt in het aller lelijkste stuk Europa? Zo lelijk dat je er zo snel mogelijk, zonder nadenken van weg wilt vluchten? Jongens altijd op zoek naar betekenis, verbinding en hier al blij zijn dat ze de weg kunnen vinden. Die zo snel weg willen dat ze zelfs vergeten te zoeken naar de precieze plek waar hun wielen 6 jaar geleden rolden, er niet bij stil staan dat ze het kruis van hun tocht glad vergeten. Het monument is niet meer dan denkbeeldig, a figment of our minds. In de werkelijkheid bestaat het alleen als de combinatie van twee GPS coördinaten die Cornelis nog wel eens zal berekenen. Na Brescia klaart het op, het gemoed tenminste, want later begint het wel te regenen. Maar we gaan de bergen in, we mogen klimmen. Een gelijkmatige klim, niets te steil. Een prachtige klim om weer eens bij elkaar te blijven, zo stelde ik voor. Cornelis rijdt voorop in een strak tempo, iedereen volgt. Wat kilometers verderop schiet ik ineens naar voren. Waarom? Geen idee. Er kwam geen bewuste gedachte aan te pas. Het hele lijf wil de lamlendigheid van de Po-vlakte afschudden, de sokken erin, de inspanning voelen, me overleveren aan het fietsen zoals het bedoeld is. Alleen zo blijf ik zelf bij elkaar.

Jaap Winter