RSS feed

Fietsen4Fietsen

2023

Blog

Voorwaarts en niet remmen!

TGV ergens tussen Lausanne en Parijs, 10 juni, Fred

‘We moeten door en alleen omkijken als we het niet meer weten. We moeten door met de vaart van ons hart, door om niet te vergeten. door om alleen al dat.’ Deze regels van een onbekende dichter zijn met vaart geschreven in de ‘train grand vitesse’. Mild gehamer op plastic toetsen. Spontaan. Vloeiend. Ze waren er kennelijk al. Ze verbazen me.

Gisteren fietsten we zacht en weemoedig ons laatste ritje rond het meer van Genève. Er was een ‘remincident’ dat even de gemoederen beroerde. Remmen in een peloton leidt niet zelden tot gevaar. Het liep goed af. Het is besproken. We konden en kunnen verder. Als ik dit schrijf rijden we het station van die stad Genève binnen. Op weg naar huis. Op een muur staat met blauwe letters ‘TOUSSE HETERO’ gekalkt, zonder uitleg. Allen? Hoest?  Raadsels genoeg, ook onderweg. Met de mannen van fietsen4fietsen hebben we, behalve gefietst, ook deze week weer geprobeerd ons eigen leven te ontraadselen en ontrafelen. Niet alleen door zwijgend de schittering van het landschap, de natuur te ervaren en tegelijk in gesprek met onze hersenen te zijn. Of de wonderlijke verscheidenheid aan steden en dorpen te spiegelen aan ons leven, ons verhaal. Maar ook te ontrafelen door andermaal onszelf op de proef te stellen. Nu het lichaam langzaam maar zeker in een andere staat van existentie komt. Net als de geest. We zijn er, maar we zijn er steeds anders, minder ook. Wij steken steeds meer uit in onuitstekendheid. We bespraken de worstelingen en raadselen ook in onze gesprekken en tafelredes. Die je ook confessies of bekentenissen zou mogen noemen. We worden dáár wel steeds beter in. Gisteravond aan tafel werd de veranderende kleur, diepte en schaduw van onze tafelgesprekken nog benoemd: vanaf 2010 met vooral de intellectuele reflectie op boeken – schitterende boeken, die ons stuk voor stuk dierbaar zijn – naar nu de persoonlijke verhalen, de vertwijfeling over ons leven, over onze wereld, onze kinderen, hún toekomst. Als altijd in een onbenoembare sfeer van kameraadschap, of ‘broederliefde’. Lotsverbondenheid misschien wel. Zeker in deze fase van ons leven. 

De zonsopkomst zal de zonsondergang nimmer in schoonheid overtreffen.

Zoiets. En dus was in restaurant Arcadia te Lausanne ons informele stamhoofd Jaap aan de beurt. Hij vertelde op zijn kalme, doordachte wijze een prachtverhaal dat begon met het gekozen boek Leven en Lot, en al snel zich ontpopte tot een diepe gevoelde, persoonlijke reflectie op privékwesties. Ook daar ontstond een andere kleur. Allerlei soorten van zorg en liefde, die aanspoelden op het strand van onze emoties. Een rijk gesprek volgde, wederom. Met respect, empathie, goede raad, gedeelde dilemma’s, vragen en ontroering. Ja, we worden mild en sentimenteel. Want het boek ‘Leven en Lot’ van de geplaagde Russische auteur Valery Grossman is een universum van menselijk falen, wreedheid, leed en diep, diep mededogen. Jaap’s lievelingsboek. We lezen het en zien om ons heen de wereld zelf steeds meer in Stalingrad veranderen, met een schreeuw om humaniteit. Hoe kijken wij naar ons eigen lot, onze eigen keuze’s – eigen keus of met de stroom mee? – en naar onze toekomst. De vragen die Peter ons voorschotelde, als opdracht. We zien de onoverbrugbare afstand tot het lijden in Stalingrad. En de wonderlijke humaniteit die zelfs in wanhoop kan bloeien. Onze kleine geschiedenis is daarbij vergeleken….klein. En ons toch heel dierbaar. Dat is ook weer eens uitgesproken. Op alle niveaus, van sportiviteit, kameraadschap tot werk- en privéleven is er een connectie, anders en rijker. Dat is ook wat ons de komende jaren staat te doen: voorwaarts, niet remmen, door ontwikkelen en oogsten van geluk. 

Deze bespiegelingen deinen mee met de TGV. Veel is al gezegd en moet steeds opnieuw gezegd worden. Tijdens het diner in Arcadia memoreerde ik een tekst van Mário de Andrade, de Braziliaanse schrijver, dichter en essayist, exponent van het modernisme (niet te verwarren met dat andere fenomeen Carlos Drummond de Andrade). Mário schreef, vrij en niet integraal vertaald :

“Ik weet dat ik minder te leven heb dan ik heb geleefd.

Ik voel me als een kind dat een doos chocolaatjes krijgt. Hij eet het graag en als hij ziet dat er niet veel meer over is, begint hij ze met een speciale smaak te eten.

(…)

Ik wil mezelf omringen met mensen die weten hoe ze de harten van anderen kunnen raken. Die door de slagen van het lot (sic!, FS)  in staat waren om op te staan ​​​​en de zachtheid van de ziel te behouden.(…)

Ja, ik haast me, ik haast me om te leven met de intensiteit die alleen rijpheid kan geven. Ik eet al het snoep dat ik nog heb – ze zullen beter smaken dan degene die ik al heb gegeten. Ik dacht dat ik twee levens had, maar het bleek er maar één te zijn, en dat moet waardig geleefd worden.”

Het ‘rijpe’gezelschap van fietsen4fietsen schemert hier doorheen, de gesprekken ook. Met de moderne zorgen over oorlog, klimaat en ontwrichting er nog bij. Tussen Béziers en Lausanne liggen veel woorden en daden. En kilometers. En plezier. En schoonheid. Het was weer een feest. Het leven – en de fiets -moet gevierd worden. We leven het voorwaarts en beschouwen het achterwaarts. Dat we voorwaarts mogen blijven genieten. Met waardigheid. De TGV krijgt nu pas echt snelheid. Hij remt pas in Parijs. Hoop ik. 

Groepsdynamiek rond een rustdag

Evian les Bain, 8 juni, Fred

Het fenomeen is welbekend. Een rustdag is om uit te rusten, te herstellen. Toch? In de Tour – ook wel Ronde van Frankrijk genoemd – luidt het dat je ‘either love it or hate it’. Sommige renners worden slechter, andere hebben er baat bij. Dat zijn profs. Bij ons maakt het niet uit: wij worden misschien slechter, nooit beter. Maar hebben er wel baat bij. We willen er gewoon een dagje tussenuit. We zijn ook zo’n lekker stel met elkaar. Eerst kijken we vol verlangen naar de fietsweek uit. We kunnen niet wachten! Lekker fietsen, even niks. Dan kijken we na één dag nog eens goed naar het programma, door Cornelis in een fraaie presentatie gevat, inclusief hoogtemeters en klimprofielen. Dan begint de ellende. We zuchten en steunen. En preluderen al op alternatieven (‘ladiestour’). Waarom geen rustdag, zoals we ooit in Italië deden? Gisteren hebben we als groep het kantelpunt ervaren – we gaan het relaxter aan doen. Dan is dit toch logisch?. Vanmorgen bij het ontbijt was de apotheose van een onnavolgbaar besluitvormingsproces, dat Peter als ‘fascinerende groepsdynamiek’ zou betitelen. Welke route gaan we rijden?, was de leidende vraag. Op het menu voor de dag 7 stond variant 7, een rit van 120 km met drie Alpencols, waaronder de niet misselijke Col de la Colombière, naast de Aravis en de Jambaz. Gisteravond werd er al voorzichtig aan geknabbeld. Was het niet wat veel, na alles wat we al verstouwden en gezien de schade in het peloton? Stoere mannen die niet per se gebrek aan ego hebben, opperen enigszins besmuikt dat we natuurlijk ook de reeds door Cornelis voorziene 7B variant kunnen nemen. Niemand zegt dan keihard ‘ja’! Wel klinkt ineens ‘misschien’. De rekkelijken biechten op toch liever het alternatief  te doen. Noud oppert dan om er toch maar eens een nachtje over te slapen. We zitten vanmorgen dus aan het ontbijt – twee tafels binnen schootsafstand – met een gigantische olifant in de kamer. Noud legt op z’n Nouds de vraag op tafel: niet eromheen draaien, gewoon bam! ‘Zullen we 7B doen, kunnen we er alvast wennen aan een relaxter programma’, zegt hij, met de wallen onder zijn ogen, bijna verontschuldigend. Ik merk bij mezelf dat ik toch wel die Colombière zou willen doen. Maar ja. Ik mompel iets over ‘een meerderheid’. Begeleider Ben kijkt met pretoogjes. Jaap kijkt op zijn telefoon, ik kijk naar de andere tafel. Geen beweging. Noud staat op, kijkt ons aan: zullen we maar 7B doen? Ik vind het goed, Jaap met z’n bloeddrukprobleem ook. Ik kijk nog eens naar de andere tafel, hoop op een doorslaggevend signaal. Niks. Ook niet van route-ontwerper en kaartengek Peter – lid en erevoorzitter van de Commissie Kaart. Hardfietser Simon, aarzelt ook. Het is wel zijn laatste kans op eeuwige Alpenroem. Maar Peter, die toch echt moeite heeft met langere klims, blijkt verrassend voor de zware variant 7. Noud loopt naar de andere tafel en drukt door: ‘die tafel wil variant 7b, jullie ook akkoord?’. Peter stribbelt tegen, maar zonder overtuiging. En zo wordt ‘ergens’ besloten. Zeven volwassen mannen nemen bijna per ongeluk, maar geheel in lijn met de afspraak het ‘anders te gaan doen’, het besluit tot een rustig ritje. Zeg maar een rustdag. En ineens is iedereen blij en heeft er weer zin in. Oftewel: opluchting maakt zich meester van het gezelschap. De vertrektijd wordt verlaat, we hebben eigenlijk vrij. En inderdaad, de dag is een makkie. We dalen veel, mogen ons vergapen aan de Mont Blanc, dulden een corpulente verstekeling met antieke fiets (toeclips!) in ons midden en fietsen op ons dooie akkertje de Col de Jambaz op. Het is een rustdag waar niemand moe van wordt. We voelen eigenlijk de kracht waarmee je makkelijk drie cols had kunnen beklimmen. Maar daar is het nu te laat voor. 

The Road to Abeline

Evian les Bains, 8 juni, Jaap

Het voelt als The Road to Abeline vanmorgen als de groep zonder een precies moment te kunnen aanwijzen tot het kennelijke besluit komt dat we gezamenlijk een milde variant gaan fietsen vandaag, met een enkele klim. De anekdote van de Road to Abilene is een bekende in de management literatuur: hoe een groep tot een beslissing kan komen waar een meerderheid van de groep eigenlijk geen trek in heeft. In de anekdote zit een familie op de veranda een spelletje te spelen als de vader voorstelt naar Abeline te gaan voor het avondeten, 85 km verderop. Moeder zegt wat een goed idee, de dochter wil ook graag en hup daar gaan ze de auto in, voor een lange, warme, stoffige rit in de brandende hitte door de woestijn. Het eten in Abeline is net zo slecht als de autorit en als ze uiteindelijk ruime vier uur later uitgeput weer thuis zijn zegt een van hen: ik was eigenlijk veel liever thuis gebleven maar ik ging mee omdat de andere drie zo enthousiast zijn. Een ander zegt: ik ging mee om jullie en plezier te doen en de vader zegt: ik stelde het alleen maar voor omdat ik dacht dat jullie je verveelden. Samen besloten ze naar Abeline te gaan waar niemand naar toe wilde. Dit is de Abilene paradox.

Zo was het vanmorgen ook, zo lijkt het. Peter en ik dachten allebei: verdulleme, we gaan die drie cols doen vandaag, het is de laatste keer, nog een keer lijden nu het nog kan. Fred en Simon willen altijd klimmen als het kan, ook om te kijken of ze de ander eraf kunnen rijden. Onno zou het zeker hebben gedaan als Fred en Simon zouden gaan, er moet gestreden worden. Noud bikkelt zich elke col omhoog en Cornelis zou zonder meer mee zijn gegaan als alle anderen de cols op zouden gaan. Maar in plaats van bikkelen op de cols komt zonder enig gesprek het besluit tot stand dat we er een feestdag van gaan maken vandaag.

En feest wordt het. Afdalend vanuit Megeve doemt rechts het Mont Blanc massief op, groots, wit en overweldigend. De afdaling is een genot voor het fietsende wezen, ik vermoed dat het een vergelijkbare kick geeft als de e-bike aan de arme sloebers in de stad. De sensatie van snelheid zonder inspanning, moeiteloze soepelheid. Je kunt ook in afdalen de limiet opzoeken, hard trappen om nog wat harder te gaan, maar we houden het rustig vandaag. Totdat voor ons een jonge dame op de racefiets afdaalt. Peter zet machtig aan om als leider van het peloton haar als eerste te kunnen passeren, met een uiterst beminnelijk knikje naar beneden van zijn hoge ros naar de dame in kwestie. Aangespoord door deze geste sluit ze vrolijk aan achter het pot-of post-sierlijke F4F genootschap.

Na een koffie/cola op het terras van een cafe dat ons terugvoert naar de jaren 50, veel rokende mensen, armetierigheid, een soort Abeline waar je niet wilt zijn, beginnen we aan een mooie klim van de Col de Jambaz. Col is wel veel gezegd, het is een mooie klim van 13 km met weinig steils en ik zet er maar eens wat tempo in. En gelukkig gaat het systeem aan, het voelt lekker zo wat harder te gaan. Fred en Simon laten me gaan, dit is niet een beklimming die ertoe doet, en ik fladder lekker naar boven. Kan nog wel een tijdje door, maar daar staat ineens Ben in de bocht met de lunch, een kilometer of zes voor de top. Daar gaat mn kans op het als eerste boven zijn. We kunnen ook niet echt meer eten zo aan het eind van de week. Een beetje soep en yoghurt met cruesli, wat foute koffie en chocola en we gaan weer. Ik zet nog eens lekker goed aan, wil nog even goed moe worden. Onno pakt de handschoen op en samen denderen we de laatste kilometers naar boven. Dat was lekker.

En daarna weer afdalen, naar het meer van Geneve. Ons Abilene blijkt een klein paradijs, een hotelletje met zwembad in een tuin in Evian les Bains. Met s avonds een heerlijke diner vlakbij de randen van het meer, naast het Casino (de auto’s van al die sufferds die niet op de fiets naar Abilene zijn gekomen denken we maar even weg). Sommige paradoxen lossen zich gewoon op. Zo leerde Yogi Berra al als je voor een moeilijke keuze staat: If you come to the fork of the road, take it!

Japanse duizendknoop en andere exoten

Megeve, 7 juni, Fred

In Nederland zijn we er klaar mee: met exoten als de Japanse Duizendknoop. Onuitroeibaar. In Nederland wordt wanhopig geexperimenteerd. Hoe krijg je dat spul weg? Weghalen en de grond verbranden is nu de hoop. Dat is Nederland. Nu hier in de Alpen. Op weg vanuit Montaimont naar Megève was het een grote Duizendknoopparade. Hoe gaan ze die oprukkende exoten hier ooit wegkrijgen? Het heeft ook wel wat, die onuitroeibaarheid, dacht ik zo maar, afdalend met 65,3 km/u. Even later, op weg naar Ugine door weer een prachtige ‘gorge’, bedacht ik me dat wij hier ook exoten zijn. Wij fietsers. Oprukkende exoten. Zeker hier in de fraaie Haut Savoie. Streek van monumentale cols. Achter me fiets inmiddels alleen Noud. ‘Noud, is het tempo goed zo?’ ‘Ja, hoor, prima’, hoor ik achter me. We stijgen slechts 3 of 4 procent, slingeren ons over de D1212 door de kloof. Voorbijrazend verkeer. Noud had het zwaar bij de klim naar de top van de Madeleine. Al verder fietsend bedacht ik dat het thema exoot en vervreemding door deze editie2023 heen loopt. We fietsen niet alleen, we reflecteren op ons leven, op onszelf aan de hand van het boek, dit jaar ‘Leven en Lot’ van Grossman (ga dat lezen!). Iedere avond weer iemand. Geen filosofisch of ethisch non-fictie boek dus dit jaar, maar het échte leven, pijnlijk en met mededogen beschreven. Wat opvalt – ik ga niks uit die persoonlijke reflecties weergeven – is dat we onszelf af en toe exoot voelen, niet (meer) op onze plaats. We zijn duidelijk in de overgang, mensen! De één worstelt met de overgang naar de voelbare ouderdom, de ander met de overgang van een baan naar een nieuw vrij of zzp-leven en weer een ander ziet in zijn missie van verbinding zelfs eenzaamheid ontstaan. We worden ‘exoot in ons eigen leven’, of verliezen in ieder geval de wonderlijke vanzelfsprekendheid van het hebben van een baan, een relatie, of een passie. En voordat we het te zwaar maken – ‘gaat-i Noud?’ (hijg-puf-hijg-puf)– zijn we ook aan het vervreemden van ons oude ‘concept’ van fietsen4 fietsen. De oude formule – goed gezelschap, goed boek, goede route, goed doel – heeft zijn volgroeide stadium bereikt. Het piept en kraakt. We zijn op verschillende lagen enorm aan elkaar gehecht geraakt. Maar dit jaar is er niet per se een goed doel. En de route…. die moet anders. ‘Effe stoppen, Fred, even in de schaduw’, hoor ik achter me. (We zitten kort, zien Onno en Cornelis aan komen zwoegen en stappen op, Noud kan weer verder). Nadat Maurits heeft moeten afhaken door griep en gebrek aan conditie, en Peter en Jaap de Alpenreus vandaag rechts lieten liggen, nadat Onno gisteren in de bus stapte en Cornelis ook al omreed, is het duidelijk. Wij hebben een onuitroeibare vriendschap, maar zijn toe aan iets anders, want kwetsbaar als mens. Ook ik, al vloog ik met jeugdige energie de Madeleine op (en zag de steenarend). En dus is het hoge woord eruit: we gaan het volgend jaar anders doen, minder hoogtemeters, zware cols of lange etappes. Met wonderlijke vanzelfsprekendheid wordt dit ‘besloten’.  Het mooie is wat blijft. Elkaar ruimte geven, bijvoorbeeld.  Jaap en Peter nemen een omweg. En voor elkaar zorgen, altijd. Dat geeft meer voldoening dan elkaar eraf fietsen (wat ook leuk is). Ik rijd na de Madeleine niet keihard met Simon door naar Megève, maar neem Noud op sleeptouw. Onno doet dat met Cornelis, die last heeft van de warmte. Dat is de essentie van F4F: de transitie naar een ander leven, ruimte, zorg en diepe verbondenheid. Een andere opzet van dit wonderlijke collectief. Met waarden die gelijk blijven. Noud en ik doen een half gelukte boks als we na ruim 30 km samen fietsen arriveren bij het Novotel. Ik  mag hopen dat in onze stapsgewijze vervreemding van de ons vertrouwde wereld, ons geliefde ‘concept’, deze groep mannen zich ook kenmerkt door één kwaliteit. De onuitroeibaarheid, als van de Japanse duizendknoop.

De trein van het leven

Megeve, 7 juni, Jaap

Peter en ik fietsen vandaag de milde tocht. Door het dal van eerst de rivier de Arc en daarna de Isere naar Albertville en vandaar omhoog naar Megeve. De Madeleine laten we rechts liggen, een kluif voor de anderen. Bij de splitsing van de weg, rechts de Madeleine, 15 km klimmen, links naar beneden, vraag ik aan Peter of we toch niet achter de anderen aan omhoog willen. ‘Snel!’ zegt Peter, en duikt links naar beneden het dal in, voordat het lot ons toch weer die ploert opstuurt. We maken van het dal dankbaar gebruik voor een mooi stukje tempo rijden. We wisselen wat af op de kop en gaan af en toe gewoon met 38 km/u valsplat omhoog met een briesje tegen, jonge jongens als we zijn. Van de bergen en het dal om ons heen merken we niet zoveel.

Ik moet denken aan een Frans liedje dat de hele week al in mn hoofd zit. Van Riccardo Cocciante, de Italiaanse troubadour die ook eens een plaat in het Frans heeft gemaakt. Ik kocht dit plaat toen ik 18 was, in Antwerpen. Daarna nog zelden gehoord, zeker niet meer nadat Marco Borsato een hele reeks van zijn nummers in het Nederlands ging zingen. Het nummer dat me vooral is bijgebleven heet Le Train. Over een jongeman die afscheid neemt van zn ouders die op het perron staan, afscheid neemt van zijn jeugd en de zorgeloze tijd, het grote leven vol onzekerheid tegemoet. Deze zinnen gaan in het dal steeds door mn hoofd:

Et le train va trop vite, ce grand train qui m’ emmene;

Sans se preoccuper, ni de monts ni des plaines.

Als zo’n trein knallen Peter en ik door het dal, eigenlijk te snel, zonder ons te bekreunen om de bergen en de vlakten. We zien ze niet, razen onverstoorbaar door. We zijn voor ons gevoel nog maar net op pad of 56 km later zitten we al aan de koffie in Albertville, 2/3 van de hele tocht. We hebben het ook erg getroffen stellen we vast, je zal nu toch de Madeleine op moeten fietsen.

Dat gevoel wordt alleen maar sterker als we vervolgens moeten klimmen naar Megeve. Van Albertville zo’n 30 km omhoog, met een prachtig stuk door een gorge maar wel echt klimmen. Het is niet zwaar en steil maar wel een heel eind. Voor een lekker makkelijk dagje hebben we in Megeve meer dan genoeg gedaan.

S Avonds aan het diner spreken we over de aarzelende transformatie die zich van het F4F peloton meester maakt. Niet meer de ijzeren wil of simpelweg het vermogen om elke alpencol op te willen vliegen, of t liefst twee achter elkaar. En toch weer wel, de moeite van dat moeten loslaten, er een punt achter te zetten. Maar ook de mogelijkheid om F4F om te zetten in een ander soort fietsavontuur. Samen, met de hele groep, ipv een uitvaller hier, afgesplitste ladies tour daar etc. Er is vrij veel Europa zonder Alpen of Pyreneeën bij voorbeeld, waar we met elkaar eindeloos fietspret kunnen hebben. Of toch een keer een steelride tocht met elkaar? Het gevoel van samen willen doorfietsen overheerst aan tafel, is veel sterker dan de prestatiedrang. Maar wat dat betekent voor de etappe van morgen, daar laten we ons nog niet over uit. Misschien toch nog een keer een dikke, vette alpencol, gewoon omdat het nu nog net kan met elkaar. Eerst eens kijken of we een goede nacht slaap kunnen pakken.

Ondertussen denk ik terug aan Le Train van Cocciante. Hij zingt:

Mais le train court et court tout au long de ma vie

Ma vie, comme ce train, va de plus en plus vite

Des visages surgissent et d’ autres disparaissent

Emportant avec eux ce que fut ma jeunesse.

Met een beetje goede wil kan ik de jeugd, die voor Cocciante afliep rond zn 18e vermoed ik, oprekken tot 60. Na ruim 40 jaar komen deze woorden eindelijk binnen.

Een plan dat niet werkt, of toch?

Montaimont, 6 juni, Fred

Vandaag dan écht! Een alpenreus. Zo’n berg die je vreest, terwijl hij er toch al jaren ligt. De Col du Glandon in de Savoie. Zo’n 1920 m hoog, vanuit Grenoble een klim van bijna 30 km, met daarin twee korte afdalingen. In het Rocky Pop hotel stapel ik de koolhydraten bij het ontbijt: twee bakken yoghurt met muesli, een boterham met ei, een taartje en nog enige zoetigheid. Kop koffie en klaar voor vertrek. Dat geldt niet voor Peter en Cornelis, die de light-versie doen: om de Glandon heen, met alleen het venijnige stukje Madeleine naar ons hotel. Ze doen er wat besmuikt over, maar zijn ook opgelucht. Het is allemaal even te zwaar en – voor Cornelis – ook te heet. Verstandig. Onderweg appt Peter als deelnemer aan de ‘ladies tour’. Hilariteit. En lekker over het woke randje.

Vooraf leg ik Peter en Simon uit hoe ik de klim te lijf wil gaan. Het eerste deel op een vermogen dat ik heel lang kan volhouden. Dan afdalen en dan iets meer kracht erin stoppen. Na de laatste korte afdaling all out naar de top. Daarbij bedenk ik wat ik wil eten – banaantje, reepje, en wat sportvoeding – en drinken. Dat laatste omdat ik altijd te weinig drink. Net als veel andere fietsers. Ik doe een fles met wat koolhydraten en een fles met wat electrolyten. Dat zijn geen apparaten of beestjes, maar mineralen – zouten – die nodig zijn, zeker bij veel transpiratie. Vlak voordat we de echte klim aanvatten eet ik in Allemont nog een reepje, een flink stuk puddingtaart, een éclair-chocola en toch nog een banaantje. En er komen nog twee nieuwe flessen water, één wederom met electrolyten. Mijn maag rommelt bij vertrek, de darmen protesteren ook enigszins. Toch moet het.

Het eerste deel van de klim begint rustig met de altijd enthousiaste Noud en sterke Onno. Maar al snel rijden Simon en ik samen. We proberen amechtig wat te praten -wat trap jij nu?- en al snel klinkt het ‘wat een ploert, deze berg’. Zware ademhaling, toch drinken, schakelen, maar niet te vaak. Simon ademt steeds sneller. Hij krijgt ‘het ritme’ niet te pakken. Ik probeer de stangen en zuigers van mijn hart-longmachine te beheersen. Dat gaat, al is het net. Ik voel mijn benen wel werken. Voor het einde van de eerste helling rijd ik alleen. Licht, maar eigenlijk totaal niet volgens het plan. Ik rij teveel wattages, maar het gaat (net). Begeleider Ben staat langs de kant: ‘even overleggen?’. Ik wuif het weg, ik wil en kan door. De afdaling daarna is kort en snel voorbij. Weer een helling. Steil. Zeer steile stukken (12%) wisselen af met lichtere. Maar ik smijt niet uitbundig met krachten. Mijn plan ben ik eigenlijk al vergeten. Ik fiets. Ik kom vooruit. En links en rechts zie ik de meest prachtige vergezichten. Adembenemend, maar ook niet want ik hijg en puf, diep in – vol uit. Achter me zie ik niemand, al weet ik dat niet zeker. Geen idee wat er speelt. Dan een dorpje en een nieuwe afdaling. Ben met strooien hoed en rode t-shirt langs de weg, als baken. ‘Ik ga door’, zeg ik nog. Hij lijkt verbaasd. Logisch toch? Het wordt iets frisser, bij het derde deel opent zich het berglandschap: weinig bomen, veel verten. Stuwmeer, dat me aan Cherson doet denken. Drama vandaag. Ik moet nu echter door. Ik zou hier vol gaan, maar besluit alles te ondergaan: de vermoeidheid, het pijnlijke zitvlak, de andere pijntjes. Juist in zo’n strijd kan ik enorm genieten van de dingen, die in volstrekte chaos door mijn hoofd spoelen. Plantjes, vogels, asfalt, vergezichten, dalende fietsers, of het stel met volle bepakking of de fiets die ik passeer. We groeten vrolijk. Respect. Het enige constante is nu het ritme van de benen. Ik kijk om, zie niemand beneden mij rijden, geen stipjes. Ga ik wel goed? Ja. Ik moet nog 5 km. Dan 3. Dacht ik. Pardoes zie ik dat ik linksaf mag slaan. Ik ben er al! 

De foto wordt gemaakt. Ik rij naar Ben en weet dat het goed is. Vandaag, want morgen wacht de vreselijke Madeleine. Het duurt even, maar daarna komen de fietsmakkers één voor één boven. We hebben het weer gehaald. Er is weer iets van onze lijstjes afgevinkt. Want veel Alpenreuzen gaan we niet meer doen. Alhoewel: met Noud en Jaap voorop rijden we een geweldige afdaling naar ons hotel. We juichen met het stuur vast in handen. En dan – ai! – nog een pittig steil stukje Madeleine. Die morgen op het menu staat. Tijd voor een nieuw plan, dat ik niet ga uitvoeren.

Post-sierlijk

Montaimont, 6 juni, Jaap

Het is iedere morgen een bijzonder bedoening als de heren van Fietsen4Fietsen zich in het lycra hijsen om weer een zware tocht te ondernemen. Om maar volkomen eerlijk te zijn: het ziet er natuurlijk niet uit. Mannen, veelal grote mannen, in uitpuilend strak lycra als ze even vergeten hun buik in te houden. Als ze allemaal zoals op de eerste dag hetzelfde pak aan zouden doen zou dat er tenminste nog een beetje op lijken. Maar die discipline vervalt altijd na een dag of twee, drie. Vandaag twee witte shirts ter ere van deze tocht, een donkerblauwe van de tocht van twee jaar geleden, een donker groen/zwart shirt van een jaar of zes geleden en een hors-categorie rood-wit-blauw shirt (wel in de goede volgorde). Hoe ouder de shirts hoe minder goed ze blijken te passen.

Het is met een woord potsierlijk. Het wekt de lachlust op. Het is dwaas, kluchtig, niet serieus te nemen. Het is een wonderlijk woord: potsierlijk. Het komt van het Duitse possierlich, een afleiding van het woord Posse dat grap of klucht betekent. Wij verbaasden ons er vroeger nog wel eens over dat we niet overal worden toegejuicht en bewonderd. In al die jaren telden we de bewonderaars op de vingers van een hand, vaak kleine kinderen die nog snel onder de indruk zijn. Vrouwelijk schoon kijkt het liefst snel weg als wij langs zoeven. We hebben het thema door de jaren heen stilletjes wat laten rusten, stilzwijgend wordt de teleurstelling gedeeld.

En toch. Als je Fred vandaag de Glandon op ziet dansen, dan zie je juist een sierlijke coureur aan wie je niet afziet hoe hard ie wel gaat. Simon fietst als een krachtige Flandrien, je moet er van houden maar kracht in overvloed. Als derde kwam ik boven, door sommigen in de groep de Stilist genoemd omdat ik zo stil zit maar inmiddels wel wat stijf in de schouders. Onno dan, een bonk explosie voor wie 25 km net even te lang is. En Noud, onnavolgbare wijdbeense stijl met sandalen op de fiets! Cornelis en Peter zijn vandaag buiten beeld, ze verkennen een andere route die hen niet over de Glandon brengt, de ladies tour naar eigen zeggen. Peter swingt op de fiets, vooral met zn rechterbeen. Cornelis fietst strak, soms genadeloos hard.

En als we dan met nog maar vier man de Glandon afdalen (Onno stapt in de bus, naar later blijkt een wijze keuze), dan voelen we vooral dat het sierlijk is. Niemand die het ziet, maar we ervaren dat we dansen, van links naar rechts in korte bochtjes. Vergeet de pakken, de buiken, de ietwat verkrampte houdingen, je ziet de oorspronkelijke sierlijkheid van de mannen van F4F er nog doorheen schemeren. Niet potsierlijk, maar post-sierlijk, dat zijn wij!

Een opgehouden onweer

Grenoble, 6 juni, Fred

De titel heb ik niet zelf verzonnen. Maar zo voelde de dag van gisteren en eigenlijk ook wel vandaag. Naar het verhaal van Jacques Hamelink uit Het Plantaardig Bewind. Ik noemde het ooit al in een blogje. In blogjes mag je herhalen, anders kom je nergens. Het verhaal ging over onheil, dreiging en een noodlottige gebeurtenis. En het raadsel der natuur. Voor ons is het raadsel geen verhaal maar realiteit. Het onweer rommelt, de cumulo nimbussen sieren de lucht als kolkende watten. Donkergrijze vlakken. Steeds bleef het pandemonium ons onze carbon paardjes bespaard. Tot gisteren. Toen was ons geluk ten einde. Nadat we tussen Pont St Esprit en Crest twee  colletjes beklommen brak het los. We zaten net aan de lunch. Ineens was het opgehouden onweer niet meer opgehouden maar gewoon onweer. De hemel barstte open. Alleen arme Maurits kwam als een verzopen kat aanfietsen. Wij zagen het landschap verdwijnen in de regen. Dikke druppels. Om na een halfuurtje weer tevoorschijn te komen. Met een zonnetje. Alsof er niets was gebeurd. En wij bijna droog.

Dreiging dus. Want het opgehouden onweer in ons hoofd is niet het onweer, maar de bergtoppen die ons wachten. In de verte kondigen die zich aan. We lieten de Ventoux rechts liggen, net als de Col d’IZoard. Maar voor ons, in de verte begint het beklimmen lieflijk met de schone, sympathieke Col de Bacchus, en de fraaie, genadige Gorges de la Bourne. En dan, daar achter, daar gebeurt het. De Glandon, Madeleine, Colombière en nog zo wat. We spreken er met respect over. Delen elkaars onzekerheid. Zijn we nog wel in staat om dit te verduren? Een klim van soms bijna dertig (30!) kilometer. Stijgingspercentages, kilometerslang in de dubbele cijfers. Maurits heeft zijn conclusies al getrokken. Met de naweeën van griep in zijn lijf is het geen doen. Cornelis vreest de komende warmte en hitte in de bergen. En Peter – de koning van de Vesuvius – hij is de oudste en benoemt het, zoals een oudste het moet benoemen. Ineens tijdens de koffie: ‘het wordt voor mij wel de laatste keer over die Alpenreuzen’.  Stilte, niet eens pijnlijk, maar respectvol. Het is gezegd.

Want het echte onweer zit in onze hoofden, onze lijven, die nu toch echt wat beginnen te haperen. Ook ik. Daar helpt geen Garmin-mededeling aan. ‘Uw fitness-leeftijd is 20’. Jaja, algoritme of wat dan ook, je bent duidelijk geen mens van vlees en bloed. Deze editie is er een van het echt omarmen van de verandering, de aftakeling, de pijntjes en meer dan dat. Ik moest denken aan de podcast van Paul Santen, over een Amsterdamse fietsgroep met niet alleen Tim Krabbé (80!), maar ook andere oude vedetten. ‘Ook de dood fietst mee in ons peloton’.  Onze speeches kantelen bij de editie 2023 van fietsen4fietsen: het gaat over ‘Leven en Lot’, wat die begrippen voor ons betekenen, maar ook onze nieuwste fase. De ouderdom. We spreken dus ook steeds meer over de jeugd: ‘het gaat niet meer over ons, maar onze kinderen’.  Dan breekt de zon weer door in onze gesprekken. Onze kinderen. Het onweer verdwijnt als sneeuw voor de zon. Het leven gaat door.  Wat zeg ik? We zullen die bergreuzen nog eens wat laten zien!

Verhoudingen

Grenoble, 5 juni, Jaap

De lengte van een blog is omgekeerd evenredig aan de zwaarte van een etappe.

Daarbij had ik het eigenlijk bij willen laten, om de vanzelfsprekendheid van de stelling te onderstrepen. Maar als de route van deze tocht niet bedriegt zou er morgen geen blog meer over zijn. Vandaag twee lange klimmen, 13 en 16 km. Maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat het de komende dagen met de Glandon en de Madeleine veel zwaarder wordt. Steiler, langer, pijnlijker. En dat belooft na vandaag nogal wat.

Het klimmen bepaalt niet alleen de lengte van een blog, maar ook de verhoudingen in het peloton. Op de eerst klim gaat Fred er als een hazewind vandoor. In voorgaande edities had ik nog wel eens zicht op wat zich daar afspeelde, maar dat zit er niet meer in. De klim was voor Fred een lekkere loper, kon een uur lang zijn wattage fietsen, geen centje pijn. Dat wordt aan gene zijde van het peloton heel anders beleefd. Ik begin rustig achterin met Cornelis, maar begin zeurderige pijntjes in mn benen te krijgen. Ik moet wat aanzetten om me beter te voelen. Dat werkt een paar kilometer. Tot het niet meer werkt. En dan is de klim nog lang. Op de Col de Bacchus steekt vervolgens de wind op, die maakt dat we snel een km/u aan snelheid verliezen. Dat maakt de tocht nog wat langer en de zeurende pijn nog wat zeurender. Na Fred komt natuurlijk onze krachtpatser Simon als tweede boven, gevolgd door Onno die diep is gegaan en Noud die zoals elk jaar toch weer sterk is. Ik pers er de laatste kilometers nog een beetje uit en ben er. Viel bepaald niet mee. Na mij komen Peter en Cornelis aan. Noud en Cornelis fietsen een wedstrijd in een wedstrijd, Noud pakt punten vandaag. Cornelis ziet de alpenreuzen de komende dagen met vrees tegemoet: ik zit nu al te stoempen op mn lichtste verzetje!

We dalen een mooi stuk tot Ben de lunch heeft opgezet een paar kilometer voor de volgende klim. De lunchplek blijkt te liggen onder de landingsroute voor kleine vliegtuigjes. Weinig gedoe met geluidsnormen zo lijkt het. Een zo’n vliegtuigje scheert zo’n 30 meter boven ons om 200 mtr verder te landen.

De tweede klim, nu door de prachtige Gorges de la Bourne. We fietsen langs en regelmatig onder indrukwekkende rotspartijen door. Nu is Simon er vandoor. Niemand heeft hem onderweg gezien, ook Ben niet die op een soort tussenplateau water aanbiedt. Hij is al boven voordat iemand het door heeft. Ik fiets met Fred, vertrouwd als altijd maar wat minder hard dan vroeger. Fred ontspannen, ik moet er hard voor werken maar dat gaat me beter af dan vanmorgen. De zeurderige pijn in de benen blijft uit. Weer aanzetten in de laatste twee kilometer. En dan boven, had niet veel langer moeten duren of de totale instorting was daar geweest. De afdaling via Tour plaats Villars de Lans is taai: harde wind tegen. We moeten hard werken om naar beneden te komen. In Grenoble is het peloton behalve Simon en Fred wel een beetje uitgepierd. De verhoudingen zijn hersteld. En de angst voor de komende dagen is ouderwets groot. De blog van morgen zal een stuk korter zijn.

Le contraste social

Chabrillan, 4 juni, Jaap

We komen er weer lekker in. Eigenlijk vandaag nog een Hersteldag, ruim 100km, geen grootse beklimmingen, wel voortdurend op en neer. We genieten eindeloos. Het eerste uur zijn Fred en ik vooral bezig met het fotograferen van de bloemen langs de kant, eindeloze lavendel-velden, korenvelden met prachtige oranje bloemen (Fred weet hoe het heet), hagen vol gele brem (die weet ik dan weer wel). De geuren en kleuren spatten onze zintuigen in vanmorgen. En dat alles tegen de achtergrond van de kerncentrale van Tricastin. Geen groter contrast denkbaar. De betoverende lieflijkheid van eindeloze bloemen die ons zacht maken, die ons iets laten voelen, vervoeren, waar geen woorden voor zijn, bij vrolijkheid, bij liefde en verdriet. En de kerncentrale als doorgeschoten rationaliteit, ja je kunt zo energie maken, je kunt een technische installatie verzinnen en bouwen die dat kan, je kunt het uitrekenen en meten, je kunt risico’s berekenen, kansen van een op zoveel miljoen dat er een ramp gebeurt en rationeel een afweging maken dat het dat waard is. En dat contrast in een blik gevangen: lavendel-velden aan de voet van een kerncentrale. Betoverend en verontrustend.

En, zo vroeg ik me als stampend op een klimmetje af, is dat niet wat in de hele samenleving speelt? Ja je moet wat als de meters langzaam onder je door rollen en de zwaartekracht je. Is het contrast tussen wat we als mensen ten diepste nodig hebben en datgene wat we er met onze rationaliteit van bakken niet te groot geworden? Sommigen kunnen er prachtige boeken over schrijven met diepe analyses en inzichten, anderen voelen vooral dat het schuurt en uit het lood is. Het contrat social is afgegleden naar een contraste social. En het uit zich overal, of het nu Groningen, toeslagen, stikstof, klimaat en noem het allemaal maar op is: een rode draad (er zijn er vast meer) dat we verstrikt raken in onze rationaliteit en niet meer weten of zelfs niet meer durven menselijk te zijn. En dat uit het lood zijn, gespleten door meer en meer onoverbrugbare werkelijkheden en wensen, dat zit in ieder van ons. We worstelen met onze consumptie, we lezen van een hoop ellende op de news stream op onze telefoontjes en gaan over tot de orde van de dag, we rationaliseren erop los waarom we toch niet echt radicaal hoeven te veranderen en dat we toch maar mooi met de trein naar Zuid-Frankrijk zijn gegaan. Ook in ons is het contrast te groot geworden.

Zo zat ik te mijmeren tijdens een klim. De klim was te kort om tot een oplossing te komen. En ik bevat het ook allemaal niet. Waar moet je beginnen? Een gedachte bekruipt me op een volgend klim. Een methode om de klimaatverandering tegen te gaan is carbon capture: CO2 uit de lucht halen, koolstof scheiden van zuurstof en hergebruiken. Door de milieu- klimaatbeweging bekritiseerd omdat het niet principeel ons gedrag verandert, maar het lijkt wel te kunnen helpen bij een snelle CO2 reductie. En wat een geluk, racefietsen worden tegenwoordig allemaal van carbon gemaakt. Twee vliegen in een klap: een oplossing voor het klimaatprobleem en voor het schrijnend tekort aan nieuwe racefietsen. Waardoor ook de formule van N+1 weer betekenis krijgt voor het juiste aantal fietsen dat een fietser nodig heeft, waarbij N staat voor het huidig aantal fietsen dat de fietser bezit. We zijn eruit.