RSS feed

Fietsen4Fietsen

2023

Blog

Billenparade

Pont Saint Esprit, 3 juni, Fred

In deze tijd van grensoverschrijdend gedrag en woke kan dit woord niet meer. Daar ben ik me scherp van bewust. Maar de context bepaalt de betekenis. En die context is: het peloton van F4F. Het uitzicht van de dag is vaak de krent van je kameraad. Wij kennen die sferen inmiddels goed. Van het billenvet. Vandaag was mijn studieobject de deinende derrière van mijn fietsmaten. Wat valt op aan al die halvemanen die soms vagelijk door het strak gespannen lycra heen schemeren?  Ik karakteriseer ze kort en doe dat natuurlijk niet in volgorde van leeftijd. 

Peter: een scheefkont, je reinste dansende assymetrie

Maurits: massief vlezig. Hollands achterwerk

Onno: een oerreet, die kracht en gezag uitstraalt

Cornelis: twee normale billen, eigenlijk een originele bips

Noud: een schuifkrent, robuust met wijdbeens onderstel

Jaap: atletenachterste, beheerste billen, gespierd

Simon: flinke brits van een druistig dier

Fred: geen krent om over naar huis te schrijven

Zo, nu weet u wat je als fietser allemaal te verduren krijgt aan landschap. Ondertussen fietsten we vandaag van Cazilhac naar Pont St. Esprit. De uitlopers van de Cevennen. Lieflijk, poëtisch, zeer frans, maar eigenlijk geen reet aan. Zo ontstaat een blogje als dit. Intiemer wordt het niet. 

Hersteldagje

Pont Saint Esprit, 3 juni, Jaap

Uit de mist en de vervreemding van gister rijst een nieuwe dag op. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Het opstaan wordt van een sluimerende vanzelfsprekendheid ineens een spannende aangelegenheid. Hoe voel ik me eigenlijk? Ik voel niets, he, is dat een goed teken of een slecht teken? Geen verzuring, zou het dan wel goed gaan? Een bijna-nachtelijk consult met mijn broer de cardioloog geeft richting voor de dag en het lijkt te werken, althans bij het opstaan. Fietsen moeten we nog maar zien.

We hebben een glorieus ontbijt in het park met onooglijke huisjes en daarnaast een cart-baan, waar men op de zaterdag al vroeg begint te racen. Allemaal mini-maxjes in de baan. Het park biedt geen ontbijt, dus wij verorberen op de parkeerplaats de restanten van de lunch van gister. Ieder een halve boterham en een halve banaan. Een cup-a-soup en een nescafe bakkie waar toch iedere keer de kaken van verstrakken. Cornelis houdt een mooi verhaal voor ons, over zijn keuzes, het lot en de toekomst. Aan het ontbijt, gisteravond was het te lawaaiierig in het restaurant. We stappen op. Ik voel niets, althans niets dat wijst op de ellende van gister. Langzaam, heel langzaam komen er zonnestralen door de mist van gister. De lucht klaart op, langzaam lost de cocon waarin ik gister zat op. Ik zie de makkers weer, merk weer op hoe ze fietsen, wat ze zeggen. Let weer op de koers, zelfs op de omgeving. Het blijkt een lieflijke variant van de ruigere gorges en rotsen van gister. Het glooit wat op en neer, we klimmen toch nog ruim 1300 hoogtemeters. Ik maak weer foto’s onderweg en begin weer te voelen waarom dit fietsen met de mannen telkens weer zo’n hoogtepunt in het leven is. De onbezorgdheid van het leven op de fiets, het uitzicht dat steeds verwondert, van betoverend mooi tot afgrijselijk lelijk, de dynamiek met elkaar, na al die jaren inmiddels op een heel persoonlijk niveau belandt, het spel van uitdagen, rust houden, er vol voor gaan, kalmte bewaren, het ritme van opstaan-ontbijt-fietsen-eerste koffie-doortrappen-lunch langs de weg-nog een keer aanzetten-ontspannen-douchen-hazeslaapje-eten-met een door de jaren heen steeds persoonlijker verhaal aan tafel getriggered door een goed boek. Je begrijpt eigenlijk niet waarom al die andere mensen dit niet doen.

Af en toe moet er wat geklommen worden, ook wat langere stukken. Ik blijf rustig achteraan bij Maurits, want dit is een Hersteldag. Niet er volop inknallen en kijken hoe ver je komt (een beproefde techniek), nee inhouden, ontspannen en lichtjes rijden. Het vraagt enige zelfbeheersing en herinneringen doemen op aan het boek dat we tijdens onze eerste tocht van Maastricht naar Lausanne lazen: the Happiness Hypothesis van Jonathan Haidt. Met de metafoor van de olifant en zijn berijder. De olifant in ons doet wat hij moet doen en de berijder (de stem in ons hoofd) verzint er een verhaal bij en houdt de illusie in stand dat hij de olifant de goede kant op leidt. Af en toe stampt de olifant wat tijdens de beklimmingen vandaag en de berijder moet enorm zn best doen hem te beheersen, want oh ja, dit was een Hersteldag. Maurits heeft het zwaar maar trapt onverstoorbaar door. Afzien is een echte kunst en Maurits kan het als geen ander. We zwijgen elkaar ondertussen naar boven. Een gouden gevoel, zo verbonden zonder iets te zeggen.

Het blijkt een perfecte Hersteldag. Eigenlijk nergens last van, ik ben weer deel van de groep, ik fiets weer. De olifant is ook herstelt en knalt aan het eind van de dag nog eens een paar keer een klein hellinkje op. Daar heeft de berijder niet van terug. Hij pruttelt wat in zichzelf over ‘onderdeel van het herstel’ maar de olifant laat het allemaal koud. De berijder voegt zich naar de olifant, zoals Haidt ons 13 jaar geleden al voorhield. De rest is en blijft illusie.

Deux Chevaux doe je zo

Cazilhac, 2 juni, Fred

Deux Chevaux doe je zo

Mijn jongere broer had er één: een ‘eend’. Of hoestbui of wielen genaamd. Het principe was eenvoud, mobiliteit. Iedereen een auto. Mens en machine. Niet per se een gelukkig huwelijk. Zo voelde het vandaag op weg tussen Béziers en Cazilhac: een haperende machine. U, lezer, denkt natuurlijk dat wij de eeuwige jeugd vertegenwoordigen, dat leeftijd ons niet raakt. En terecht: we zijn door godenzonen, of beter, zonen van de Galliërs uit dat kleine dorpje, vol wonderlijke kracht. Allemaal in de ketel met toverdrank gevallen. Zo zijn wij, in alle bescheidenheid. Het steekt dan ook dat het middel begint uit te werken. De hapering, meer is het niet, trok door het peloton vandaag. We leken warempel wel de horde Deux Chevaux die we onderweg tegenkwamen. Een bedrijfsuitje met speurtocht, dat de omgeving van Caussiniojouls onveilig maakte. Ook onze ‘machine’ haperde. Onze snelheid was navenant. Met knalpot Maurits, die achterin het peloton zijn raspende hoest laat horen, als van een startende 2CV. Griep. Het lijf aangetast. En dan Jaap, van wie de bougies onregelmatig vonkten. Ritmestoornissen. ‘Ik verzuur alleen maar’. ANWB bellen dus. Met deze mechanische problemen waren we er niet. De Eend had als eerste radiaalbanden. Onno heeft ook mooie banden, met dito spaken. Maar reed wel lek. De groep ontpopte zich als wegenwacht. Dan heb je alles gehad, maar het piept en kraakt. Bij Jaap rammelt er iets, zoals alles aan een eend rammelt. De navigatiehouder is kapot, maar de goeie sleutel kunnen we niet vinden. U denkt, wat zijn dit voor anti-helden? De Deux Chevaux wat te repareren met twee schroevendraaiers en drie sleutels! En dan begint het te lekken. Vanuit de hemel. Dikke druppels lekken door het dak. Was het erg? Nee, vandaag was een frans dagje. Het feest en de vrijheid van de 2CV werden gevierd. We accepteerden grootmoedig de ongemakken en pech. Fietsen4Fietsen is een groep Deux Chevaux’s op twee wielen. Het principe van eenvoud en mobiliteit maakt nog steeds gelukkig. VRoemmm!!

Vervreemding

Cazilhac, 2 juni, Jaap

De eerste dag van de tocht, een route die niet al te zwaar is met twee redelijke klimmen. Een heerlijk begin van de tocht ligt in het verschiet. Ik stap het bed uit en voel na vier stappen al verzuring. Vreemd, goed geslapen, ben uitgerust. Ik negeer het, het lichaam moet even wakker worden. Maar de trap omhoog na het ontbijt valt zwaar. De verzuring slaat direct toe. Dit gaat een moeizame dag worden voel ik. En ja, eenmaal op de fiets heb ik het zwaar. Kan het niet zo hoge tempo van de groep de stad uit en op de eerste heuvels nauwelijks bijhouden. Ook niet als we een stukje afdalen. Het lichaam werkt niet zoals het hoort. Iets met hartslag en bloeddruk gaat niet goed. Als ik probeer aan te zetten verzuur ik onmiddellijk. Als ik even loslaat begin ik te duizelen door de bloeddruk die lijkt weg te vallen.

Tijdens dit zwoegen bekruipt me steeds meer een gevoel van vervreemding, van disassociatie. Als de bloeddruk me laat duizelen verlies ik alle controle, alle grip op wat ik doe. Ik moet ontzettend mn best doen te blijven fietsen in het spoor van de mannen. Mn waarneming is tot een minimum beperkt, de verbinding met de omgeving verdwijnt. Het lichaam fietst op automatische piloot. Als een waas trekt de tocht aan me voorbij, alsof ik zelf niet fiets. Er gaat van alles in mn hoofd rond wat ik niet meer kan vastpakken. Eigenlijk wil ik de hele tijd stoppen om grip terug te krijgen, maar dat gaat niet. Het voelt alsof ik zweef in een wereld zonder richting en waar ik alle oriëntatie kwijt ben. Er is iets in me dat vreemd is aan mezelf, dat ik normaal niet ben en dat nu de overhand heeft. Ik moet denken aan Grossman die in Leven en Lot schrijft over de oude communist Mostovskoj die soms het vreemde in vrienden ziet en dan de vriendschap loslaat. “Maar wat kon hij doen, nu het vreemde in hemzelf was, deel van hem was? Met jezelf kun je niet breken of de vriendschap opzeggen.” Ik vecht met mezelf die ik niet meer herken in een wedstrijd die maar niet wil ophouden. Na een goede 20 km staan we even stil bij een kruis. Als we weer in beweging komen, gaan de hartkloppingen tekeer. De groep is al een stuk vooruit en ik stap af en ga in de berm liggen om het tot rust te laten komen. Af en toe stopt een auto met een bezorgde chauffeur, nee niets aan de hand, tout va bien, merci beaucoup. Ik wil geen bezorgde mensen om me heen. Een auto met een jonge vrouw stopt, nee ook niet, focus. Het duurt heel lang voor de kloppingen ineens stoppen. Ik kijk naar de wolken boven me die langzaam voorbij trekken en voel me alleen maar meer vervreemd. Ook van de groep, die weg is en niet doorheeft dat ik hier lig. De verbinding is verbroken. Totdat ze na een klimmetje om zich heen kijken en zien dat ik er niet ben. Waar ben je, moeten we terugfietsen, Ben met de bus laten komen, hoe gaat het? De reassociatie komt op gang. Ik stap weer op de fiets en klim langzaam omhoog. Klimmen maakt de duizelingen minder, maar de verzuring is er weer vol. Ik ga de hele tijd stuk op een tempo van niks. Kan ook nog niet kiezen tussen twee beide kwaden.

Ik zwoeg weer achter de groep, wordt langzaam wat rustiger en speel wat tussen duizeling en verzuring. De verzuring wint het nu. Ik klim een mooie beklimming met Fred, die zegt dat hij ook niet harder kan, yeah right. Door een lekke band van een van de maten komen we als eerste boven op de Col de la Baraque de Bral. Als we later aan de lunch zitten kan ik nauwelijks blijven zitten. Ik hang wat in het frame van mn lijf, wil liggen maar dat gaat hier niet. Na de lunch nog een klim, ik verbijt de verzuring maar de duizeling en disassociatie blijven gelukkig uit. Tot we na een plateau naar beneden schieten en een volle duizeling me al afdalend overvalt, me alle controle uit handen slaat en me tot een noodstop dwingt. Maurits is bij me gelukkig, maar dit gaat niet meer. De bus met Ben is een verlossing. Complete vervreemding van de groep die geniet van een magnifieke afdaling door een kloof. Pas op de bestemming komt het lichaam wat in balans met chips, yoghurt, drop en cola zero. Door de mist komt de werkelijkheid van de tocht en de makkers weer in beeld, met onze lol en alles wat ons samen gelukkig maakt. Iets unieks wat ons verbindt.

S avonds aan tafel komt Winton Churchill ter sprake, zoals eigenlijk elk jaar wel. Zijn quotes komen langs en ik ontdek deze: “If you are going through hell, keep going!” Morgen gewoon maar weer opstappen.

De zee, de zee!

Beziers, 1 juni, Fred

Noud kijkt op zijn navigatieapparaat. Hij kijkt nog eens. Verbazing en vertwijfeling. Onze wegkapitein weet het even niet meer. We rijden in een cohort achter hem aan, de mannen van F4F. Maar waar naartoe? Het verkeersinfarct van Béziers is waar we doorheen rijden. Over snelwegen en andere te drukke, te smalle wegen. Uitlaatgassen. Getoeter. Optrekkende auto’s. Noud stopt waar weer. Hij weet het ook niet meer. ‘Dit is geen goeie route’. Een ritje na aankomst in Béziers, dat zagen we wel zitten. Even de zee zien. Maar dit?  En als bij toverslag, net als de eersten besluiten dat we terug naar het hotel moeten, vinden we een uitweg. Ineens rijden we op een prachtig weggetje langs het Canal du Midi. Ineens is er geen verkeer, maar stilte. Ineens slaat de betovering toe, zoals dat hier kan. We zien het licht zoals Van Gogh het hier zag. We zien de romantiek van de verroeste schepen hangend in het kanaal, als dronkaards aan de bar. We zien het troebele water, we horen de vogels, voelen de knispering in de lucht en kunnen ons geluk niet op. Volkomen onnodig overtuigen we elkaar: goed dat we hebben doorgezet. Briljante route. Met dank aan Maurits, die gewoon topokaartjes op zijn mobiel leest en gebruikt. En dan: de zee! Met onze fietsen gaan we het strand van Portiragnes op. Vanmorgen stond ik nog op CS, nu sta ik aan de Mediterranée. Even schakelen. We maken nog een fraaie bocht door een natuurgebied langs de Grande Maire. Kustmoeras. Een verdwaalde flamingo, wat steltkluten en kleine zilverreigers doen de rest. We juichfietsen over het gravelpad van rode aarde. Hard, verdroogd. Het is hier veel te droog. Het klimaatprobleem fietst met ons mee. Toch voel ik de overweldigende blijdschap dat we weer met elkaar op pad zijn. Alles is anders en toch is alles hetzelfde. En de zee is de zee. Morgen gaan we echt beginnen. En is Noud weer onze wegkapitein.

Tot rust komen

Beziers 1 juni 2023, Jaap

Eindelijk weer op pad, en hoe. In de trein van Schiphol naar Beziers met een overstap in Parijs. We verheugen ons allemaal op de reis. 7,5 uur in twee hoge snelheidstreinen comfortabel en zero emissions (tenminste als ze werkelijk groene energie voor de stroom voor de trein gebruiken, wie zal het zeggen). De tocht begint met een rustdag. Maar dan moet je wel eerst in de trein zitten. Een taxi met Onno en Simon. Ik ken de chauffeur, hij heeft me wel eens vaker gereden. Een chauffeur van het type: je gooit er een kwartje in en hij praat honderd uit tot je hebt afgerekend en met je bagage wegloopt. Plat Amsterdams, vertelt eindeloos over het prachtige verleden toen taxi chauffeurs nog zonder belemmering hun clienten konden besodemieteren, over zijn taxi bedrijf met 50 chauffeurs dat in een klap failliet ging toen de markt open ging en al die chauffeurs eigen vergunningen konden kopen, van zn moeder die in haar hoogtijdagen 22 cafe’s in Amsterdam had en ze heeft nu een resort op de Canarische eilanden waar mn broer de tent runt en weet je waar ze dan in die cafes het meeste geld aan verdiende? Aan de eenarmige gokmachine, waar ze een puntje in het mechaniek soldeerden zodat de vier rollen nooit precies op de gelijke plaatjes belanden en het apparaat nooit uitkeerde, behalve af en toe als de zaak vol was en de teller van het apparaat nog maar op 200 gulden stond, dan haalden ze het soldeer puntje er wel eens af zodat iedereen zag dat je toch wel een echte goede kans had; en in die tijd krijg je nog 10% van de juwelier als je een stel rijke sheiks naar hun winkel bracht, toch af en toe 50 ruggen mee verdiend; en dan dat stel dat niet meer wilde vliegen en met de taxi naar Barcelona wilde, drie dagen met mn maat op en neer geweest, 4800 gulden verdiend. Dat kan allemaal niet meer, er is niets meer aan, onze eerlijke boterham is van ons gestolen, ja dank voor de tip en goede reis! Daar staan we dan op Schiphol. Nauwelijks wakker in de vroege morgen moeten wij drieën ernstig bijkomen van deze niet-aflatende spraakwaterval van heimwee naar de ongestoorde sjoemelende romantiek, toen het leven nog goed was.

Maar daar komt de trein al en de rust keer weer. De mannen zitten verspreid in de trein, sommigen bescheiden in de tweede klas, andere nemen het wat ruimer in de eerste klas. De stoelen en beenruimte in de tweede klas vallen heel erg mee. In de eerste klas betaal je vooral eur 100 extra voor een beroerde maaltijd en dito koffie, leggen we de stakkers in Parijs uit. De reis verloopt uiterst soepel. Eenmaal Brussel voorbij gaat het hard. Ongestoord werken aan een stuk voor een client. Ik lees wat in Leven en Lot en voor ik het weet zijn we al in Parijs. Soepel met de metro naar Gare de Lyon en vandaar vier uur kalmpjes knallen naar de Franse Zuidkust. Zo kalm dat de de man met de hamer hard toeslaat. Ik krijg nog net het document op mn ipad bewaard en dan zeil ik naar het land vol zoete dromen. Om vier uur stipt ontwaken we in Beziers, onze eindbestemming. Uitgerust en al en het werk is ook nog af.

In Beziers begint de tocht echt, allereerst met een klim van de eerste categorie, te voet, steil door een park omhoog naar het hotel. De mannen die met de rolkoffers sterk in het voordeel waren op de gladde vloeren van de stations, zuchten en steunen over het rafelige pad in het park omhoog. Terwijl de stoere mannen met de grote draagtassen vrolijk en op tempo omhoog klauteren. De toon is gezet.

Bij het hotel staat de bus al klaar, Ben is ook net gearriveerd! Het is nog vroeg en we denken dat het een goed idee is om alvast een rondje te rijden, even erin komen. Snel omkleden, fietsen uit de bus en gaan. Midden in de avondspits. Alle wegen uit Beziers lopen vol. We wurmen ons door de auto’s heen en belanden voortdurend op stukken semi-snelweg, soms mogen fietsen er op en dan weer niet. Heldhaftig wringen we ons tussen de auto’s door, koelbloedig knallen we ze op de vluchtstrook voorbij en met de nodige hartverzakkingen steken we rotondes over waar geen enkele automobilist rekening houdt met een stel fietsende idioten uit Nederland. Het gaat soms maar net goed. Precies op het moment dat de stress het peloton volledig in de greep heeft vinden we bij toeval een fantastisch fietspad van 15 km naar de zee. Het contrast is extreem, of al dat razende en voortkruipende blik op de weg in een oogwenk verdwijnt. Wij rijden tot op het strand, parkeren de fietsen in het zand en genieten van de Mediterranee met een colaatje. De koppies stralen allemaal weer, de stress lijkt verdwenen, het gevoel van heer en meester te zijn over onze tocht, ipv overgelaten aan het onbehagelijke lot van het verkeer, daalt langzaam in. Terug wordt het nog mooier. Maurits weet een fantastisch verhard zandpad door een natuurgebied te vinden, waar we, althans Fred, menig steltkluut ontwaart, naar het schijnt nogal zeldzaam. Maar meer nog dan de vogels genieten wij van hun gebied, in de jonge zomeravond lucht. Sereen voelt het en worden wij. We zijn tot rust gekomen, klaar voor de tocht!

Zwavelzuur, 8 juni, door fred

Krakau is de poort van het Zuid-Poolse bergland. En voor ons was de middeleeuwse poort van Krakau het eind van de negende F4F-Symfonie. De vreugde over de aankomst werd nadat ik uit het duister van de fraaie middeleeuwse poort reed meteen overschaduwd. Het krioelen van de toeristen, de al te herkenbare uitingen van die industrie en daarbij behorende platheid sloegen mij in het gezicht. En het felle zonlicht sneed door mijn ogen in mijn toch al getarte hersenen. De boosdoener daarvan heet: migraine. Sinds mijn dertiende levensjaar is dit een bij tijd en wijlen ongewenste begeleider van mijn leven. Tijdens de voorlaatste etappe op weg naar Niedzica kwam de sluipmoordenaar langzaam tevoorschijn. We waren blij dat het onderweg beter weer was dan voorspeld, met af en toe zelfs felle zon. Maar juist dat zonlicht irriteerde me. Dan weet ik dat er verhoogde dijkbewaking is. Daar helpt geen donkere zonnebril tegen. Het gif van de kortsluiting dringt langzaam de hersenen in en bezet je lichaam. Je weet het, maar kan het soms lang ontkennen. Dat lukt alleen als er geen sprake is van het zogenaamde ‘aura’; een kortstondige, wonderlijke verstoring van je zicht, met vlekken, flitsen of zelfs wiskundige patronen. Dan is het hopeloos. De vergelijking met kijken in een gebroken spiegel, of – voor de ouderen onder u – de kaart waar comboyserie Bonanza mee begon, die vanuit het centrum langzaam verbrandde. Als jongetje van dertien zag ik zo tijdens een schoolconcert plots de viool van de solist verdwijnen, daarna de solist, waarna het hele orkest een pandemonium van bewegende en verdwijnende figuren werd, met een zwerm van vallende sterren die alle kanten op bewogen. In mijn hoofd leek daarna een balonnetje zwavelzuur geknapt. De paniek en wonderlijke fietstocht naar mijn ouderlijk huis kan ik me nog levendig herinneren. Net als de troostrijke ontvangst door mijn moeder, die uit eigen ervaring wist wat er aan de hand was.

Ondertussen zat ik nog steeds op mijn Van Nicholas in het wiel van mijn kornuiten. Vanuit het vertrek uit Brezno Bystra werd een flink tempo onderhouden, onderbroken door pittig klimwerk. De irritatie van het zonlicht werd nu bijgestaan door een opkomende misselijkheid. Ik maakte mezelf nog wijs dat het gebak tijdens onze koffiepauze daaraan debet was. De herbergier van de ‘espressobar’ wees desgevraagd trots op zeven taartjes op twee plastic schalen. Precies genoeg voor ons. De licht geplastificeerd uitziende patisserie deed een rijke microbenwereld vermoeden. Deze flora voegde weinig aan de smaak toe, want die was er nauwelijks, of je moest het in het spectrum tussen muf en oudbakken zoeken. We stapten weer op voor een razendsnelle wielervlucht naar de lunch iets voorbij Poprad. Na die lunch voelde ik inmiddels na hoofd en maag ook intestinaal ongenoegen opborrelen. De darmen spelen op en dat maakt pas echt ongerust en onrustig als je op de fiets zit. Tijd voor een Tom Dumoulintje?, dacht ik nog. Bij een rotonde aangekomen waarschuwde ik Noud. Ik moet even. De nabijgelegen Lidl bood geen soelaas, het werd dus een rotonde-café. De gevel en architectuur verraadde geen fijnzinnige sfeer. En zo was het. Aan de bar stonden morsige en luidruchtige mannen met flessen bier. Het leek Bonanza wel. Verscholen achter een volgeladen toonbank een kleine, kalende man, met opvallende ‘saddlebags’ onder zijn oksels. Het rook er naar schraal bier, arbeiders van staalfabrieken en natte honden. ‘Toilet?’ vroeg ik wanhopig, nu mijn binnenste op ontploffen stond. Vanachter de repen, chocolade en croissants van vorig jaar wees een arm resoluut naar links. Ik spurtte, vertwijfeld over wat ik zou aantreffen. Het was…een dichte deur. Zat er iemand op? Kloppen. Geen antwoord. Nog meer kloppen. Geen antwoord. Rammelen. Deur op slot. Terug naar de bar, terwijl de uitbarsting aanstaande was. De okselman zag mijn wanhoop en zonder dat ik het vroeg toverde hij een sleutel tevoorschijn. Mijn redder! De sleutel paste op de deur. Opluchting. Ik inspecteerde koortsachtig het varkenskot, waar zowaar een pot, modelletje 1960 stond. Smerig. Is er papier? Nee! Wanhoop. De Etna begon vervaarlijk rookpluimen uit te scheiden. Terug naar okselman. In vijf talen probeerde ik ‘wc-papier’ uit. Niet zonder glimlach greep hij opeens een in ruw papier gewonden soort van papier, in zeegroene kleur. Zelden zal ik papier zo verwelkomt hebben. Het karwei werd daarna snel geklaard. Okselman kreeg zijn sleutel terug. Een blik van verstandhouding. Mijn Vielen Dank! leek hij geamuseerd te ontvangen. Vanuit het donkere hol beende ik naar buiten, naar het volle zonlicht. Oef! Mijn ogen. Noud stond nog steeds trouw op wacht. Ik stapte op zonder uitleg, in het besef dat woorden soms tekort schieten. Een nieuwe vijand speelde op. Na het hoofd, de maag en de darmen gingen nu ook de spieren licht protesteren. Een soort tinteling, die bijna als pijn voelt. De vermoeidheid sluipt dan in je lijf. En we moesten nog minimaal 60 km. Opgelucht maar ook balend voegde ik mij weer in het snelle lint van onze groep. Jaap had allang gezien wat er aan scheelde: die heeft het eerder meegemaakt. 

De volgende dag vanuit Niedzica naar Krakau was het bestand met mijn lichaam gesloten. En met de groep: geen strijd op de hellingen, maar berusting en genieten. Grappig dat het fietsen de strijd in mijn lichaam beïnvloedt. De chemische huishouding lijkt de migraine in te kapselen. Endorfinen? Dopamine? Serotonine? Een cocktailtje? Wie zal het zeggen? Maar de grootste hulp reed natuurlijk met mij mee. Zeven fietsmakkers. Op driekwart kracht kon ik de laatste etappe naar Krakau voltooien. Daar bleek mijn klein ongemak een futiel probleempje vergeleken met de verschrikkingen die ook deze stad in de Tweede Wereldoorlog bezochten. Erger dan zwavelzuur en zoutzuur bij elkaar. Veel erger. Mazzelaar die ik ben. Volgend jaar weer!

Fietsen door Krakow, 8 juni, door jaap

Krakow, eindtocht van onze reis dit jaar. De laatste etappe was een feest, nog een paar keer klimmen. Het begint met te bevallen, ik kan goed doortrappen. Zo goed dat ik, met Fred in mn wiel, hard rechtdoor omhoog rijd waar we linksaf hadden gemoeten. Ik zit heerlijk hard omhoog te fietsen, een mooi tempo zonder dat ik moe wordt. Fred voelt zich niet top en moet passen. Ik knal door omhoog, de mooie weg reikt zover ik kan zien voor me omhoog in het glooiende landschap. Pas na een kilometer of 3, 4 zie ik op mn Garmin dat Noud heeft gebeld. Dat is doorgaans slecht nieuws. En ja hoor, we zitten verkeerd. De heren zitten beneden bij een benzinestation. Fantastisch geklommen, de verkeerde kant op, telt niet. We krijgen er gratis een mooie afdaling van evenzovele kilometers voor terug. Bij de afslag gaat ook de goede weg gelukkig omhoog en ik trap even hard door. Dat voelt goed op de laatste dag. De anderen geloven het wel, ik voel geen strijd in de buurt. En zo tokkel ik vrolijk naar boven. Vandaar gaat het met het peloton op en neer naar Krakow. Op een grote snelweg fietsen we de stad in. Er blijkt een fietspad naast de snelweg te liggen en na enig soebatten nemen we dat maar. Een traktatie op Poolse verkeersmores, op het fietspad snelt iedereen links en rechts van elkaar. Voetgangers lopen aan alle kanten, er lijken geen regels of ze worden allom genegeerd. Er lijkt ook niet een ingesleten uitwijk reflex zoals we die in Nederland kennen. Als je een (race) fietser achter je hoort, al dan niet geholpen door bel of geschreeuw, vluchten voetgangers in Nederland standaard naar rechts. Bijna altijd dan, gaat wel eens fout, maar niet vaak. Hier niet. Men gaat naar links, blijft staan om om te kijken waar die herrie vandaan komt, probeert de weg nog wat nadrukkelijker te blokkeren. Hoe meer we de stad in komen, hoe groter de chaos. Af en toe tekent zich 50 m fietspad af, naast de tramrails of er precies op, dat vervolgens plotseling overgaat in een voetgangersgebied. Het grote plein in de oude stad voelt als een bevrijding, van de chaos maar bovenal: we zijn er!! Op een terras slaan we de aangezwollen toeristenstroom ietwat mistroostig aan, wat is het vol en druk. Sic gloria Europeae transit. Hier komt geen cruiseship aan en toch is het bomvol. Niettemin overheerst het goede gevoel: 1050 km gefietst, geen enkel ongeluk opnieuw, alles goed gegaan, fantastisch fietsen, nauwelijks slecht weer, een stukje Europa ontdekt, 8 dagen met de makkers fladderen en mooie gesprekken aan tafel. Ben, onze markante begeleider die naadloos in de groep past, stelt voor om morgen nog maar eens een fietstocht door Krakow te maken, met een Nederlands sprekende gids. We kijken wat meewarig, nog een keer fietsen? We hebben zin in op een terrasje rondhangen, gelukkig verveeld omdat we niets meer hoeven. Onze nothing-box wordt nog verder leeggeschept, Ook het fietsen wordt eruit gedonderd. Een zalig moment van leegte. Maar nee, Ben krijgt ons weer op de fiets. Met een groep jonge vrouwen uit Tilburg die hun jaarlijkse weekend uit hebben trekken we door de stad, aangespoord door een enthousiaste Poolse gids Claudia. Ze vertelt honderduit over Krakow, over wat we zien. We rollen langzaam door de stad, het verkeer geknoei van alles door elkaar voelt beter aan met deze snelheid. We komen bij het kasteel van Krakow waar Hans Frank, de gouverneur generaal van het door de Nazi’s bezette Polen zetelde. We lazen uitgebreid over hem in het boek East West Street, over zijn zoon die in het reine moet komen met wat zijn vader op zijn geweten had. Frank wilde Krakow de zuiverste stad van Polen maken, dat wil zeggen, zo veel mogelijk gezuiverd van Joden. We fietsen over het plein van de ghetto-helden, waar 68.000 Joden door de Nazi’s zijn doodgeschoten (“afgeschoten”, zegt Claudia, een woord dat wij niet gebruiken maar de werkelijkheid nog gruwelijker onder woorden brengt) of op transport gezet naar kampen. Er wonen nu nog 200 Joden in Krakow. We fietsen door naar de fabriek van Schindler, waar hij 1100 Joden redde door ze in zijn fabriek te werk te stellen, ook nadat ze naar een kamp een paar kilometer buiten de stad werden afgevoerd. Hij haalde zelfs 300 vrouwen uit Auschwitz terug die daar per ongeluk naar toegebracht waren. Bij de ingang hangen foto’s van de mensen die hij heeft gered. Zo krijgt fietsen door Krakow een heel andere lading. We zijn weer stil zoals we begonnen, onder de indruk van de heftige onmenselijkheid die hier woedde in de oorlog. Wat knaagt is dat het hier vandaag meer lijkt op een toeristenattractie, een verhaal over lang vervlogen tijden waar we fietsend, steppend, wandelend aan voorbij trekken. Het bevreemdt. Maar misschien is dat beter dan helemaal geen herinnering meer hebben aan die aller zwartste tijd. We gaan het jubileum jaar in van 75 jaar bevrijding. Laten we ons maar zoveel en zo vaak mogelijk herinneren, om ons te wapenen tegen het morele verval dat door boreale utopieen wordt aangekondigd.

Van de schoon- en troost(loosheid), 6 juni, door fred

Het is lang geleden dat de VPRO de serie ‘Van de schoonheid en de troost’ uitzond. De licht pathetische Kayser ondervroeg wetenschappers en kunstenaars met als centrale vraag: ‘vertel me wat dit leven de moeite waard maakt?’. Vandaag moest ik onwillekeurig aan die goeie vraag denken. Allereerst natuurlijk om dat dit al tien jaar durende avontuur met fietsen4fietsen zeker bijdraagt aan mijn verhaal over wat het leven de moeite waard maakt. Het fietsen, het avontuur, Europa’s mensen en landschappen, de kameraadschap; enfin, u kunt er al die blogjes van Jaap en mij op nalezen. Ook dat daarbinnen schoonheid als betekenis- of zingever voor ons een prominente rol speelt. Van het en groupe binnenrijden in Lausanne, de terrasweg met zicht op de kust van Kefalonia tot de oneindige afdaling vanuit Cazorla en de Spaanse schone amazone op paard – waar één van ons nog steeds niet over uitgepraat is – als ik eraan denk heb ik de esthetische sensatie zó weer terug. ‘Schoonheid is de belofte van geluk’, zei Stendhal. Wie zin in het leven heeft herkent dat onmiddellijk. Overigens, dàt schoonheid troost kan bieden weet ik al sinds mijn eerste kalverliefde. Dat je als jongeling in het leven geworpen ineens zó geraakt wordt door een mooi meisje dat voor jou de verabsolutering van geluk is, waardoor alle groeipijnen als bij toverslag verdwijnen; velen van u zullen het herkennen. Al zitten er ook vele Ina Dammans tussen. Maar dit terzijde.

Voordat u mij zelf Wim Kayseriaanse pathetiek verwijt, weer over naar de orde van de F4F-dag. Gisteren en vandaag wachtte na de oversteek van de Schöne Blaue Donau bij Bratislava allesbehalve een partituur met enkel de schoonheid als thema. Het was schoonheid en troosteloosheid. Slowakije is van beide doordesemd. De saaie vlakte tussen Bratislava en Levice herinnerde aan de Povlakte: vlak, veel vage lelijke dorpjes, industrie en een soort lelijke drukte. De belofte van de Tatra’s, de hoge en lage, werd daarna zeker ingelost. Prachtige bergen, mooie panorama’s, en wat een natuur! Vooral die velden vol met de echte koekoeksbloem, distels en orchideeën, met op de achtergrond de frisgroene bergen. Het is een simpel recept voor instant schoonheid, maar ook een ijzersterk repertoire van deze streken. Maar dan komt de lelijke stilte, die de lelijke drukte opvolgt. De massieve fabrieken voor ijzererts en andere zware industrie of mijnbouw horen bij het narratief van deze streken. Het is niet mooi, maar wel indrukwekkend. Maar gaandeweg werd de route via Banska Bystrica, Brezno en Poprad af en toe ook een boulevard van troosteloosheid. De industrie- en mijnbouwgebouwen leken eerder wrakken, aangespoeld op een schitterend strand. We zagen een grote hal vol met sloopijzer, op wagons waar de planten zich om de wielen wikkelden. En complexen die gebombardeerd leken, maar nooit waren opgeruimd. En dit is maar gebouw of infrastructuur – waar sommige hobbyisten nog van kunnen smullen – er was meer. De haveloze staat van sommige dorpen, de leegheid van die nederzettingen, de geur en kleur van het Oostblok, die is er nog. We zagen een morsige man met zware tas op een weg sjokken, weglopend van het nabijgelegen vervallen station, alsof zijn lief weer niet was aangekomen. Een verwilderde vrouw met baardje, alleen voor een wrakkig huis aan de rand van een voormalig dorp. De eenzaamheid van twee jongens met een (lekke?) voetbal op een leeg plein, die met open mond de karavaan van puike fietsjes uit een andere, rijke wereld zagen voorbijsnellen. En natuurlijk de Roma. Een groep die het moeilijk heeft in dit land. En dat zie je. Ze hangen op straat in dorpen waar geen Slowaak meer woont. Ze huizen in een paar oude woningen, op enige afstand van een ‘ècht’ dorp, met autowrakken als straatmeubilair. Ze leven apart en arm. Ze ogen niet gelukkig.

Kortom, ja er is en was veel schoonheid, fraaie natuur en het zonnetje brak vandaag ook door om het allemaal nog eens goed te belichten. Maar zo fietsend met onze fietscohort door dit boeiende land blijft naast de schoonheid die troosteloosheid hangen als smog op je huid. Met weinig schoonheid als belofte van geluk. Maar de schoonheid die er was, daar hebben we weer dankbaar en schaamteloos van genoten. Dat dan weer wel. 

Lost in translation, 6 juni, door jaap

D-Day vandaag en zo voelde het ook wel. Een etappe van tenminste 147 km met uitbreiding naar 155 km en extra beklimmingen. Onweer en regen dreigen de hele dag, dit zou wel eens een hele zware kunnen worden. Er is ook spanning in het peloton, we zouden vroeg ontbijten en op pad, maar die boodschap is Onno en mij ontgaan. Lichtelijk geagiteerd zitten we allemaal toch nog mooi vroeg op de fiets. We komen na 40 km aan in het gehucht Pohorela, het bordje centrum doet vermoeden dat we hier ook wel koffie kunnen krijgen. Het dorp blijkt een lang omhoog lopend lint met aan het eind een gebouw waar ik in de wonderlijke Slowaakse taal het woord espresso denk te ontwaren. Koffie. We zijn alleen te vroeg, het is 10.40 uur en de kroeg gaat pas om 11 uur open. In de supermarkt ernaast, kennelijk van dezelfde eigenaar en wel open, vragen we of we al binnen mogen voor de koffie. In vol Slowaaks wordt met de nodige misbaar gereageerd. Ik heb geen idee wat de man zegt. Een vrouwt schrijft iets op een briefje: 11.00. Dat stond ook al op de deur. Ik schrijf 10.45 op het briefje, als tegenzet in de onderhandelingen. Opnieuw misbaar, nadrukkelijk wijzen op 11.00 op het briefje. We druipen af en constateren dat de volgende koffietent 50 km verderop is. Toch maar even wachten. En dan, precies om 10.55 uur, gaat de kroeg open. Zonder een blik te vertrekken neemt de uitbater de bestelling op: 7 capuccino’s. De menselijke geest associeert eindeloos en ziet vaak niet-bestaande patronen (waarvan de meta-fysische vraag is of ze dan niet gewoon wel bestaan, omdat we ze nu eenmaal denken) en ik moet denken aan de wegwerker twee dagen geleden die volkomen nutteloos een stopbordje in onze richting priemt omdat op de andere weghelft wordt gewerkt hoewel er helemaal geen verkeer is. Het bord gaat omhoog, we moeten stil staan, uit de pedalen en dan maakt hij een achteloos gebaar dat we ‘stiekem’ toch wel achter hem langs mogen. Eerst weigeren, regel is regel, openingstijd is openingstijd, en dan toch, verholen haast toestaan dat we van de regel afwijken. Zit hier inderdaad een patroon? De taal helpt ook niet bij dit alles. Van de borden langs de weg snappen we helemaal niets. Geen woord herkennen we en het Hongaars dat er in het begin vaak onder stond biedt ook weinig steun. Een paar keer maakt een plaatsnaam met Horny erin vrolijke gedachten op. Ik zoek het op, Horny blijkt boven te betekenen. Er is ook een vrouwelijke variant, Horna, het is maar dat u het weet. Communiceren met mensen onderweg is praktisch onmogelijk. Ze verstaan geen woord Engels of Duits en het lijkt ook wel alsof elke verdere uitleg van wat we bedoelen, met handgebaren en al, alleen maar tot verwijdering leidt in plaast van wederzijds verstaan. We rijden zo door een soort niemandsland, er zijn wel mensen, hoewel niet veel: de meeste plaatsjes waar we doorheen rijden zijn vervallen en overwegend leeg. De enige communicatie die er is bestaat uit het doorgeven van een bestelling en het registreren in een hotel. En ook dat is een theater van misverstand. Als we in Galanta dinsdag voor het hele peloton capuccino/espresso en cola/fanta bestellen, komt er een capuccino en twee cola. En verder niks. De bedienster verdwijnt gewoon, gaat andere mensen bedienen. Pas als een andere vrouw langs komt lijkt het mogelijk ook de overige koffies en colaas te ontvangen. Als we in een hotel proberen de equipe van 9 man te verdelen over 6 gereserveerde kamers onstaat er steevast paniek. We moeten praten als brugman om in de kamers te mogen in de samenstelling die wij hebben bedacht: drie vaste slapies (Peter en Maurits, Noud en Cornelis, Onno en ik) en drie een persoonskamers (voor Fred, Simon en Ben, vanwege indringend snurken door Simon dat twee jaar geleden ernstig getraumatiseerde slachtoffers maakte in het peloton). Daar zijn we al snel een half uur of meer mee bezig, iedere keer. Vanavond spant de kroon, in Hotel Lokis, schitterend gelegen boven het Jezioro Czorsztynskie meer, net over de grens in Polen. De receptioniste doet een openingszet: vier dubbele kamers en 1 enkele. Nee, zeg ik, we hebben zes kamers gereserveerd. Ze kijkt me niet begrijpend aan. Staart naar haar scherm en zeg nog eens: vier dubbele kamers en een enkele, maar nu meteen vraagteken aan het eind, toch? Ik laat haar de boeking voor zes kamers zien op mn telefoon, maar ze lijkt geen idee te hebben waar ze naar kijkt. Six persons in three double rooms and three persons in three single rooms, probeer ik. De vertwijfeling in haar ogen stijgt tot ver boven de wenkbrauwen. Ze gooit het over een andere boeg: Address? Ik schrijf mijn adres op. Ze doet niets met het briefje, ze heeft geen idee wat er staat. Ik probeer het nog eens in het Duits, nog steeds geen verbinding. Ineens slaat haar benadering om en liggen er 6 kamersleutels klaar. Niemand hoeft zich in te schrijven, het is mooi geweest, ze geeft het op, meer kan van haar niet worden verwacht. Dezelfde jonge vrouw blijkt ook de bediening bij het avond eten te doen. We zijn de enige gasten in het hotel, althans in de eetzaal. Bestellen lukt, met het aanwijzen van het menu op de kaart. De gerechten worden per twee uitgeserveerd. Als de eerste zijn soep op heeft krijgt de laatste zijn salade. Zelfde met hoofdgerecht, behalve dat de laatste nu helemaal niets krijgt. Maurits, het slachtoffer, vraagt haar als alle andere bijna uitgegeten zijn toch maar: waarom komt mijn bestelling niet? Ze reageert met een boze John Cleese blik: jij hebt helemaal niets besteld!@! We zijn in Fawlty Towers beland. Ook dit lost zich weer op en om 21.10 willen we een toetje bestellen. Kitchen is closed, 9 o clock, horen we. HUH?? Keuken gesloten terwijl geen desert is aangeboden. Er komt geen uitleg, en wat er komt begrijpen we niet. We kunnen niets meer bestellen. Na een hernieuwde onderhandelingen met vragende blikken en wijzende handen weet ik er nog wat koffie en thee uit te slepen. 6 koffie en 2 thee graag. Ze brengt uiteindelijk 4 koffie en 2 thee en we zijn redelijk tevreden met dit resultaat. Ik zal u de discussie over de rekening besparen, waarbij de omzetting van Zloty naar Euro’s een nieuw onneembaar obstakel bleek. Zo Lost in Translation ben ik nog nooit geweest.