RSS feed
2019

2018

28 augustus, Out of box, door Fred

Echt onze laatste dag op de fiets. Onze fietsen moeten alvast naar Malta Int Airport, een tiental kilometers verderop. Morgenochtend vroeg vertrekken we. We hadden inmiddels vanaf mei al vier keer contact gehad met Air Malta en de luchthaven. Er zijn daar – tot onze aangename verrassing – ook fietsdozen verkrijgbaar. Toch?
Even terug. Op 1 juni landden we op Honningsväg. In het poollicht en kou fietsten we toen vanaf het mini-vliegveldje naar het stadje. Daar pakten we onze fietsen uit de fietsdozen. Nu is het bijna drie maanden later en stappen we op voor het laatste stukje, naar het vliegveld. “Ik doe toch maar even mijn wielerkleding aan’, zegt Jaap. Etna-shirtjes, wielerbroeken en – schoenen, het gaat allemaal aan. En de helm op. En niet eens potsierlijk, want het is warm, we moeten zelfs nog even een stukje klimmen en het is best druk. Niet op de bizar steile straatjes van Valetta, waar ons riante hotel Ursulino Valletta ligt. We schieten nog wat plaatjes vol weemoed, op een plein en – als we al linksrijdend zijn gearriveerd – voor het trotse Malta Int Airport.
“Boxes?”. De Air Malta assistent kijkt alsof ik iets onsmakelijk vraag. “No, we don’t have boxes for bicycles”. Ze lijkt niet erg bereid de vraag serieus te nemen. Ook na vier keer uitleggen volhardt ze: Air Malta weet van niks. “Whom did you talk to?” (onthoud die vraag). Jaap staat bij de helpdesk van de luchthaven. Hij kijkt mij aan en schudt nee. De assistent zegt dat ik de luchthaven moet bellen. Net als gisteren. Toen verwees Air Malta ook naar de luchthaven. En die zeiden dat er dozen zoude zijn. Ik bel. Er ontspint zich een ingewikkeld gesprek over nummers, dozen, formaten, en – na mijn bewering dat er dozen zouden zijn – rond de vraag ‘with who did you speak, sir?’. Als je geen naam weet – en dat is ook irrelevant – ben je uitgespeeld.
Al vrij snel is de situatie uitzichtloos, maar niet hopeloos. De ‘senior officer’ van de luchthaven wordt erbij gehaald. Een aardige man. Hij begint al snel te bellen. Ook na drie belletjes zijn er nog geen dozen in zicht. Hij vraagt ons wie de dozen heeft toegezegd. “It was one of your people, representing the airport’. We realiseren ons dat we in het uiterste geval de fietsen via het hotel met een speciale vervoerder moeten versturen. De steeds geïrriteerder gesprekken leveren in ieder geval niks op. Dan komt de Vakantiefietser-optie op tafel. We gaan op basis van de videootjes die we ooit op de website van hen zagen zelf knutselen. Tape hadden we al bij ons.
Nu nog karton. De senior officer kijkt verbaasd. Nee, ze hebben geen karton. Hij gaat bellen. Dat levert weer niks op. Karton ligt op een restricted area. Er komen nog wat mannetjes bij. Ze willen ons graag helpen. Maar helpen ons met niets. We worden klantvriendelijk ontmoedigd. En zo gebeurt het dat Jaap en ik als bedelaars in wielerkleding de winkels op Malta Int Airport afgrazen voor lege kartonnen dozen. We worden enigszins met scheve ogen aangekeken. Niettemin: Jaap scoort de eerste twee midsize dozen bij een boekwinkel. Na Costa Coffee, Samsonite en nog wat brandstores lukt het mij ook: een leverancier is blij dat ik hem bevrijd. Zelden zo’n mooie mutual gain meegemaakt.
Met ons verzameld karton ‘in diverse kwaliteit’ verplaatsen we ons – op aangeven van de helpdesk – naar een rustiger plek in de vertrekhal, bij de liften. Onder verbaasde blikken van tal van (verdwaalde) reizigers beginnen Jaap en ik met een knip- en plakklus die zijn weerga niet kent. Eerst moet de fiets gedemonteerd. Een klus. Zeker als de sleutel buigt. De senior officer helpt ons wèl aan ander gereedschap. Eenmaal klaar vouwen we de grote stukken karton tegen de zijkant van het frame, met extra sterke stukken aan de onder- en bovenkant. Jaap is de taper, ik de vouwer en vasthouder. Na een klein uur staat er een compact pakket. Onze tevredenheid over dit Christo-achtige kunstwerkje wordt stap voor stap verstoord door luchthavenpersoneel. De eerste vraagt of we iets kunnen opschuiven, dan vragen twee employees of we het karton elders kunnen leggen ‘people might fall over it’ (??) en de derde is het hoogtepunt. Als Jaap onze eerste kunstwerk laat sealen – om het werkelijk af te maken, sta ik bij mijn eigen gedemonteerde fiets en het resterende karton. Een gesoigneerde man van middelbare leeftijd komt naar mij toe. ‘Could you take this stuff and go outside this hall? I don’t want this at my airport. This is an International airport’. Hij stelt zich desgevraagd voor als de CEO van de luchthaven. De man kiest duidelijk voor een directieve stijl en ook niet voor customer intimacy, zou je zeggen. Er volgt een twistgesprek, waarin ik hem fijntjes uitleg dat wij klanten zijn, door zijn eigen personeel ‘geholpen’ en naar deze plek verwezen, omdat de luchthaven een belofte niet inlost: no boxes. ‘Huh? Whom did you talk to?’.  Na enig heen en weer gepraat – op de website staat ook dat op deze Int airport fietsen vervoerd kunnen worden – verandert hij vrij abrupt van mening. Hij praat tegen wat secondanten, die bijna buigend zijn orders opvolgen. Wij mogen doorgaan. Zo maar.
Na bijna drie uur zijn onze fietsen geïmproviseerd, maar goed ingepakt op deze fietsonvriendelijke luchthaven. Komen twee fietsers van middelbare leeftijd, in kleurige fietstruitjes vol smeer, bezweet, maar tevree bij de helpdesk. Met twee grote in blauw plastic gestoken ‘odd size luggage’-stukken. In een handomdraai is de stalling geregeld. Als de pakketten door de scanner gaan zien we in lichtblauw, groen en oranje onze gedemonteerde fietsen. ‘It’s OK’, zegt de man. We hebben een van de zwaarste opgaven van onze tocht met succes afgerond. Creatief met karton. Met fiets.

26 augustus, Bergberg, door Fred

Stilte. Ruimte. Het is wat we normaal op onze tochten door het Groene Hart zoeken. En het is het eerste dat opvalt als we de Etna beklimmen. De berg die liefkozend Mongibello wordt genoemd, wat niet mooie berg, maar bergberg zou betekenen. Hij pronkt op onze speciale Etna shirts naast het wapen van Sicilië: de driebenige Medusa, met drie korenaren. We zouden best een extra been kunnen gebruiken: we gaan de Etna op vanuit Taormina. Op ons netvlies een profiel van 0 naar 1832 meter. Ruim 30 kilometer klimmen.

De Etna fascineert als grootste actieve vulkaan van Europa natuurlijk al eeuwen. Het is een rustige vulkaan, die slechts bij uitzondering verwoestend is. Er zijn dorpjes wel zeven keer verwoest door lava, asregen en puin. Als we de haarspelden van Taormina af suizen zien we hem majestueus liggen. We hebben al twee notte di fuoco meegemaakt, met deze reus. De erupties zien zichtbaar. De lavastromen gloeien op in de nacht. Maar nu zien we gewoon een vulkaan. Voor de gelegenheid hebben we hilarische shirts aangeschaft. We hebben een voorliefde voor gekke Italiaanse shirts. In de winkelstraat van Taormina tikten we twee Etna-shirts op de kop. Op de roodwitte van Jaap een spuwende vulkaan. Op de roodgele van mij een rokende vulkaan. Je hoeft je hier tussen al het Rapha, Café du Cycliste en ander modieus shirtjesgeweld in Nederland niet mee aan te komen. Hier juist wel. Lol.

Vanaf Taormina is er het gebruikelijke kustverkeer. Herrie, auto’s, stank. We slaan bij Fiumefreddo rechtsaf. ‘Wat een rust’, zeggen we, al is het in ons hoofd niet rustig. Op de achtergrond glimlacht de vulkaan. Na Piedimonte gaat het even omhoog. Er passeert een renner op een ‘echte’ racefiets. Je voelt in een fractie de natuurlijke neiging er achteraan te gaan. Zeker als het er niet uit ziet. Hij is geen stilist, to put it mildly. Een wild trekken en duwen van de pedalen, gekromd op het zadel zittend, alsof er windkracht 8 tegen staat. Een type Pollentier, voor wie hem nog kent. Tragische figuur. Maar deze Pollentier gaat sneller dan wij. Jaap toont de reflex. Zijn pedaalslag gaat omhoog, er komt een tandje bij. ‘Geen wedstrijdje, Jaap’, zeg ik nog. Overbodig. Dit is geen partij. De renner hebben we op de klim ook niet meer gezien. Na de bocht linksaf afgeslagen? Of huilend achter een boom over zoveel stijl en souplesse? Wij trappen namelijk soepel door. Links van ons zien we ineens de twee toppen van de Etna. De boccanuovo die inmiddels hoger lijkt dan de oude top, een wolk die zich opdringt naar de top en vage zwarte banen van lava, die als uitgelopen mascara de berg sieren. Wat een schoonheid.

Linguaglossa. Hier begint het echte klimmen, dus eerst koffie. Als we weer opstappen voor die echte klim begint de eerste vulkaanellende: er liggen door het hele dorp verschrikkelijke zwarte vulkaanstenen als bestrating. Onregelmatige, ruwe, vierkante of rechthoekige ‘tegels’, vol oneffenheden, waar je keihard op stuitert. Met onze comfi steelrides valt het ietsje mee. Buiten het dorp is de klim serieus. de weg gaat ineens boven de 7% en blijft daaromheen schommelen. En het wordt warm, heet. Het zweet druipt langs mijn gezicht. Bitter zout proef ik in mijn mond. Van de zonnebrand. Schakelen naar kleine blad, of nee, toch middenblad. Jaap aarzelt ook. We hebben dan al beetje bij beetje 600 meter geklommen. Nu nog 18 km.

WHoeeeeeammmm!!! Whoeeeeeeeammm! Twee motorrijders passeren alsof dit een circuit is. Plat liggend in de bocht. Schrik. Belachelijke snelheidsmaniakken in dit landschap. Ik voel boosheid, maar ook voor het eerst verkoeling. We komen op hoogte. Jaap en ik wisselen steeds de kop af. We spreken niet of nauwelijks, zijn een machine. Het gaat automatisch. Het klopt. Soepel. Boven ons verdwijnt de top in de wolken. Na het open landschap rijden we het bos in. Net als bij de Ventoux, maar minder steil. Wel schaduw. Ik voel stijfheid in mijn benen. Door de lengte van de klim? Even staan en zwaarder draaien. Jaap doet hetzelfde. ‘Even de billen ontlasten’. Ik schakel af en toe een iets lichter. Geniet van het bos. Ik hoor geen vogels. Niks. Zie wel wat planten. Dan begint een merkwaardige bochtendans. Haarspeld (‘tornante’) 1 wordt gevolgd door Tornante 2. Dat begrijpen we. Maar dan weer tornante 2. En dan weer 1. Waarna drie keer een Tornante 2. Dan ineens tornante 6. Heeft de mafia bochten gestolen?, denk ik nog. Het zweet druipt in stromen van mijn hoofd. Bij Jaap is het niet anders. Hoe lang nog? Mijn metertje is ermee gestopt. De Garmin staat verkeerd afgesteld. Doortrappen. Weer een bocht. Geen nummer. Een oude man in auto toetert als hij ons na een haarspeld voorbij wil. Irritatie. Rijden man! Waarom toeteren? Doen oude vrouwen bijna altijd, hier. “Geen fietsers meer’, zegt Jaap ineens. En verrek! Die zijn allemaal afgeslagen. Wel motorrijders die voorbij scheuren.

En dan, ineens, een soort uitspanning. Met motorvolk, vooral. Geen fietsers. We nemen de Via Provenzana. En Pats! Ineens stoot je je hoofd aan de bocht. Percentages gaan naar 12 en zelfs meer dan 13% (volgens Garmin). We kruipen, worstelen. Ik voel mijn hart-longmachine kraken. Mijn benen zijn goed. Jaap voelt de hamstring. Rustig. We gaan 8 à 9 km per uur. Lijkt de Ventoux wel. De beloning ná het bos is daar het zicht op de Kale Berg. Hier is het dat landschap van  gestolde lavastromen, die het bos dooraderen. Zwart. Groen. De energiestoot maakt dat ik zelfs foto’s maak. Jaap ook. We juichfietsen weer even. Als enorme banen van chocolademousse liggen de eruptiedrollen tussen de frisgroene bomen. En dan; boven. Verder kan niet, alleen met een mountainbike. Even later vragen we in Restaurant Monte Conca een extra bord pasta. De zoutkringen staan in mijn wielerbroek. Toch een serieuze klim.

De daling is lang, fraai en gevaarlijk vanwege wegdek en gemotoriseerde idioten. Als we even later naar Taormina klimmen lachen we om het stijgingspercentage daar. In de verte de Etna. Ook een driehoek, net als de driebenige Medusa. Wij bedwongen hem met twee benen. We zijn gewone mensen.

26 augustus, Catania, door Jaap

Na twee dagen Taormina en de Etna spoeden we ons weer verder. Taormina voelde als een enclave van comfortabel toeristenvertier, eten, winkeltjes, een mooi gedrappeerd oud Grieks theater (dat in werkelijkheid een Romeins theater is maar daarvoor lag er ooit een Grieks theater, so they say) waar, je gelooft het niet, weer de Aida op het programma staat, toeristendrommen door de pitoreske straatjes, wachten in de rij voor populaire restaurants en een toch wel heel erg goede ijszaak waar we dan bij toeval een keer of wat langs kwamen. Dat is het Italie zoals we het kennen van Toscane, van de meren, van Verona en Bologna. Prachtig, idyllisch, verbonden met oude cultuur die ook onze cultuur heeft gevormd, verbazingwekkende kunst van Da Vinci, Michelangelo en hoe heten ze allemaal, het eten waar je niet genoeg van kunt krijgen, het weer, the scenery, alles wat ons Hollandse leven wat verheft en ons vrolijk en licht stemt. Dat Italie dus, het bestaat, ook hier op Sicilie en het heet hier Taormina. En dan als toetje nog een comfortabele uitbarsting van de Etna, niet eentje die echt alles in het honderd schopt, maar gewoon, spectaculaire plaatjes van Stromboliaanse explosies en lava-stromen die langzaam de berg  afkruipen. Een toeristen-uitbarsting. We fietsten gisteren op de Etna en eindigden op 1800 m in de lavastroom van een vorige uitbarsting. Dan pas zien we hoe allesvernietigend zo’n lavastroom is. Hoe dan ook, Taormina en Etna, een onweerstaanbare combinatie waar we ons moeilijk van konden losrukken. Maar het moest wel vandaag. Naar Catania, en verder in de richting van Syracusa. Catania waar al een week een schip in de haven ligt met oorspronkelijk 170 vluchtelingen die in de Middellandse Zee van rubberbootjes zijn opgepikt. We fietsen er doorheen vandaag, een foeilelijke stad, vol grote, vervallen, vuile woonkazernes. We fietsen langs de haven maar zien de Diciotti waar de vluchtelingen op zitten niet liggen. Italie weigerde ze tot het land toe te laten, ze moesten aan boord blijven in dramatische omstandigheden. Het probleem Europa in zijn meest indringende vorm. De vluchtelingen uit Afrika vormen een probleem voor heel Europa, maar ze komen niet aan in Nederland of Duitsland, nee ze komen aan in Italie en Malta. In Italie zijn sinds 2014 al 700.000 vluchtelingen aangekomen, die bijna allemaal in de illegaliteit ergens in het land zijn verdwenen. We zien ze in de straten van al die arme en verloederde steden. Italie vraagt terecht dat andere EU landen ook vluchtelingen opnemen maar zij, en Nederland lijkt hartelijk mee te doen, komen maar niet tot overeenstemming over een gezamenlijke opvang in de lidstaten. En zolang die er niet is is het probleem vooral van Italie, heel prettig. Het is niet raar dat voor Italie bij monde van de rauwe populist en vice premier Salvini de maat vol is. Maar moet dat ten koste gaan van de 170 armoedige, verzwakte vluchtelingen op een schip in de haven? Als je langs Bergen-Belsen bent gefietst schrik je van hoe we ook nu, midden in Europa, mensen van alle menselijkheid kunnen ontdoen. Een klassiek dilemma van aan elkaar tegengestelde doelen zonder voor de hand liggende oplossing, anders was het geen dilemma. Een antwoord gaven officieren van justitie op Sicilie: zij stelden een onderzoek in of Salvini niet strafbaar handelde door het onrechtmatig feitelijk gevangen houden van de vluchtelingen. Salvini riep trots: laat ze maar komen die officieren, ik zal ze graag uitleggen hoe ik de grenzen van Italie verdedig! Maar toch ging hij overstag, de vluchtelingen mochten vanochtend vroeg van boord in Catania. Er was ineens een oplossing met de katholieke kerk, Ierland (waar de Paus dit weekend toevallig spijt betuigde over de wandaden van priesters) en Albanie. Maar de druk van vervolging speelde misschien wel de grootste rol. Het recht zegevierde, hier op Sicilie, wie had dat gedacht? Dit eiland, en dit hele land, is door en door corrupt, zei Kay onze Koreaanse huisbazin van de laatste dagen. Op alle niveaus, overal, ook in het Noorden. Mensen kijken de andere kant op om zichzelf en hun families te beschermen. En nog functioneert Italie en heeft het al die pracht en oude kunst en dat eten en de hele dolce-vita-santemekraam. “They are spoilt like small children.” Ze hebben het simpelweg veel te goed om de problemen op te lossen. De vijf-sterren beweging die nu regeert is een reactie op alle corrupte politieke partijen, maar wat je ervoor terugkrijgt is fel en agressief populisme dat vluchtelingen laat verkommeren in de haven van Catania. Het dilemma Italie.

24 augustus, Uitbarsting of niet, door Jaap

Gister de 6.000 km vol gemaakt, ergens tussen Messina en Taormina op Sicilie. 65 etappes hebben we gereden, gemiddeld 92 km per etappe. 65 keer opstappen op onze steelrides en iedere keer weer onmiddellijk het gevoel: dat zit lekker! De fietsen hebben ons geen moment in de steek gelaten. Van de kou op de Noordkaap tot de hitte in Italie. Gister voor het eerst een lekke band. Samen 12.000 km gefietst, 1 lekke band. Wonderbaarlijk. De troep op en langs de weg in Zuid-Italie en Sicilie is zo overstelpend dat die lekke band niet kon uitblijven. Een dikke glassplinter in de achterband van Fred, geen uitbarsting, een langzaam leeg lopende band, niet eens een sisser. In totaal heb ik mijn banden zes keer opgepompt de afgelopen maanden, de ketting drie keer verwisseld en dat was het dan. Wat een steelrides.

De chaos en troep van Zuid-Italie zetten zich eindeloos voort de laatste dagen. De nagel van de teen van Italie  maakt een ernstig ingegroeide indruk, veel verlaten en vervallen huizen en dorpjes, alles rammelt en rochelt. Het beeld gaat vrolijk verder op Sicilie. Messina viel eigenlijk nog mee, lijkt netter en enigszins op orde. Maar als we de kustweg naar Taormina nemen is het direct weer raak. We sluiten ons er inmiddels voor af, fietsen er gewoon maar doorheen. Als we in een dorpje langs de kust een kop koffie drinken begint een meneer in het oranje tien meter verderop met een drilboor een electriciteitskast los te boren die tegen een huis staat. Drie kwartier klereherrie en het lijkt niet alsof hij erg op schiet. De zinloosheid druipt ervan af. Zijn jongere kompaan is ook maar wat gaan lunchen en staat er verloren bij. Blij dat we weer opstappen. Bij Taormina moeten we steil omhoog, gelukkig, dat leidt af, 200 m recht boven ons zien we het stadje liggen. Eenmaal boven blijkt het afgeladen vol met toeristen, uit het niets gekomen, We wringen ons door de mensenmassa op hele smalle weggetjes op zoek naar onze B&B. In diezelfde straatjes drinken en eten we wat s avonds. En kopen we toch wel vrij beroerde fietsshirts met de Etna erop, eindelijk gevonden. Morgen een rustdag en dan zaterdag de Etna op. Dat wordt letterlijk het hoogtepunt van onze reis, naar iets van 1800 m kun je fietsen. Fietsen op een vulkaan. We speculeren nog wat of de berg zal uitbarsten als wij erop fietsen. Past goed in het rijtje Bologna, Genua, aardbeving in de Molise, overstromingen in Calabria. Op het internet zien we dat wordt gewaarschuwd voor kleinere activiteit op de Etna, zou het dan toch? Als we thuis komen zit onze Koreaanse huisbazin op het terras. “She is erupting!” En verdomd, daar is het, een oranje vlek ver weg omhoog. Tussen een dunne schoorsteen en een muur van de huizen naast ons zien we het gebeuren. Een vulkaanuitbarsting, en wij zitten op de eerste rang. Met de verrekijker zitten we uren te kijken naar het spektakel. We zien de lava langzaam naar beneden stromen, schitterende uitspattingen. We gaan uiteindelijk toch maar slapen, hoe zal het morgen zijn? Vanmorgen is de berg in bewolking gehuld, we zien niets meer. La Stampa schrijft over de uitbarsting: L’ Etna si sveglia dopo un lungo periodo: esplosioni e lava dal cratere die Sud Est. De Etna ontwaakt na lange tijd, precies als wij van fietsen4fietsen langs komen. En dan de slotzinnen: Nessun pericolo, nessun timore per le populazioni. Solo la “normalita’ del volcano attivo piu alto d’ Europa. Geheel gerustgesteld dankzij deze klamerende woorden, in dezelfde trant als wat de beheerder van de Italiaanse snelwegen zei over de brug bij Genua, fietsen wij morgen de Etna op. Fietsen op de vulkaan, uitbarsting of niet!

20 augustus, Voorbij het Water, het Water voorbij, door Fred

Het is lunch. Dat is: er staan twee slappe stukjes pizza en foccacia op een plastic bordje. We kijken naar het foeilelijke, luidruchtige pandemonium van de hoofdstraat van Scalea. Het regent pijpenstelen. We zien tot vier keer toe een ambulance zich door de chaos wrikken. Weer&Radar biedt geen hoop: code rood. We kijken elkaar aan: we gaan er doorheen. Nog 30 kilometer vertier.

Gomorra

In Nederland hebben we een keurige strategie voor watermanagement. Vasthouden, bergen, afvoeren. In die volgorde. Hier aan de Calabrische kust is het anders: afvoeren voorop. En wel alles en zo snel mogelijk. Als wij opstappen is er iets minder af te voeren. De magie van het opstappen: de regen wordt subiet iets minder. Dat geldt niet voor het verkeer. Op de app zagen we al een lange rode slang richting Cirella. Eén lange file. Op het strookje asfalt rechts rijden we door de nattigheid. Al snel zien we een aanrijding. Twee auto’s hebben elkaar frontaal geraakt. Een moedeloos kijkende man bij zijn Audi. Even verderop een eveneens total loss Mercedes, met een acteur uit Gomorra. Tussen hen in ligt een band. En verwarde mensen. Ik zie een vrouw in  bloemetjesjurk met een hand voor haar mond. Twee ernstige carabinieri, één maakt notities. Andere automobilisten regelen het verkeer. Wij zigzaggen er tussendoor.

Het begint echt te regenen. Langzaam wordt de SS18 een waterballet. Het wegdek is goed en rijdt soepel. De opdringerige automobilisten minder. Het ergert sommigen dat domme fietsers harder opschieten dan zij in hun kooi. Sommigen toeristen werpen ons een glimlach toe vanuit het open autoraam. Ik vul in ‘coragiosso!’, want dat motiveert om door te karren in de marge van al die stinkende auto’s, het aanzwellende water en de continue herrie van passerende auto’s, bussen, vrachtwagen en… ambulances. Die herrie vermengt zich tot een ware compositie Stradale zonder stilte.

Ambulance

En – pats! – daar is het tweede ongeluk. Het lijkt erop dat de zware vracht die bovenop een Fiat Panda geïmproviseerd was vastgebonden is gaan schuiven en bovenop een achterop komende auto is beland. Er staan twee Afrikanen bij en een groepje omstanders, waarbij een druk pratende Italiaan. Als dat maar goed gaat, met de immigranten-discussie hier, denk ik, terwijl ik links de auto’s passeer en voor een auto langs schiet om weer de zijkant te bereiken. Jaap rijdt achter me. Even later wijkt al het verkeer. We hoorden het al. Weer een ambulance. Dat is nummer acht (Jaap blijkt later hetzelfde aantal geteld te hebben). We zijn na het ongeluk verlost van de kilometerslange file.

Cats and dogs

Nu komt het water. Links van mij tegen de steile, met kleurige huisjes bekleedde helling. Daarboven een donkergrijze wolk. Boven zee is donkergrijs aan de onderkant getekend met een lichtgrijs regengordijn. We zien de mooie lichtflitsen, horen de donder. Hoor je hem?, vraagt Jaap retorisch. Kan nog wel bij de herrie. Bij Cirella beginnen de druppels in omvang en aantal toe te nemen. Even later zitten we er middenin. Een onweersbui stort zich met volle energie  over ons uit. Dat is even wennen. Nat, wegdek moeilijk zichtbaar, plassen. En natuurlijk het sleutelmoment waarop je het water vanaf je kuit in je schoen voelt lopen. Je bent doorweekt, jasje aan of niet. We zijn nu onderdeel van de bui. Dat went. Zolang het wegdek goed is, er geen straffe wind is en de temperatuur aangenaam heeft het ook wel iets aangenaams. Ook al rij je op de SS18. Ik zie de tweede dode hond. Daarnet lag er ook al een kat. Raining cats and dogs.

Kreunende bruggen

Dan rijden we pardoes, onvoorbereid, een kleine donkere tunnel in. Ik schrik, mijn verlichting is leeg. Ik zoek mijn Garmin radar achter mijn zadel, die achteropkomend verkeer waarschuwt. Te laat. Het is stikdonker. Ik hoor verkeer achter, zie tegemoetkomend verkeer, maar oriënteer mijzelf moeilijk. Kijk naar het einde van de tunnel, Fred. Het werkt. Veilig. Snel activeer ik mijn radar, die achteropkomend verkeer spot, met een ‘bliep’ mij waarschuwt en een flikkerlicht ontbrandt. Ik verwijt mezelf onachtzaamheid. Jaap is achter mij ook door de tunnel. We moeten een stukje klimmen, terwijl de regen ons schoon spuit. Keiharde regen. Vlak voor Belvedere Maritima rijden we ons vast op een doodlopend stukje provinciale weg. Terug. We klimmen een schitterende klim, die in het onweer een gewone klim is. De prachtige dorpjes, de kasteeltjes, de fraaie hellingen links van ons, ik rijd er zonder aandacht voorbij. Rechts beneden ons zien we ravijnen, overgaand in donkere lavastranden. Lege stranden. Dat zien wij vanaf hoge bruggen die de ravijnen overkluizen. In de diepte. Klotsend water. Bruggen die kreunen, grommen als het verkeer over de drempels rijdt. Alle infrastructuur van Italië is nu suspect.

De laatste kilometers naar onze bestemming Piccolo Mondo rijden we gewoon hard door. Tempo. Beulen. Gaan. Blik op oneindig. Het wordt zelfs langzaamaan droger. Ons hotel ligt aan zee. Dan zijn we er ineens. Precies 100 km gereden. Niet alleen de tijd gaat voorbij. Het heet hier Aquappesa. Zwaar water? De verbaasde hotelgasten van de Kleine Wereld hebben ons net aangestaard, als het onweer nog even een nastoot geeft. En terwijl ik dit schrijf in de lobby, klinkt het vertrouwde geluid van een ambulance. Leed gaat voorbij.

20 augustus, The Sound of Biking, door jaap

Vandag een dag met grote contrasten. Vanmorgen na een stevige ontbijtklim 36 km afdalen. Van 850 meter naar zeeniveau in een schitterend landschap. Over landschapsbruggen die we na Genua ineens voortdurend horen kraken en piepen onder het gewicht van onze steelrides. Maar wat een afdaling, hoort in onze top 10 van fietservaringen. Aan de kust….zijn we weer aan de kust. Chaotische Italiaanse drukte. We zien bovendien in de lucht en op de weerradar een armada van onweersbuien op de kust afkomen. Even denken we dat er een gat zit tussen de buien, maar nee, we gaan de volle laag krijgen. En zo fietsten we in een serie onweersbuien:

SSWOEEESHJJJ. Een golf water spuit over me heen van de kleine vrachtwagen die 5o cm links van me door een diepe plas rijdt. Rechtuit  blijven kijken, ai een scheur in het wegdek, gaat net goed.  FLASH-KNAL, BENG,!!!@/¥!§!DZJOEEFFF, ROFFELDERO@@!?§@!!!FFEL een enorme serie knetters recht boven ons, ik schrik me rot. Dikke druppels klateren onophoudend op ons neer, ik hoor ze op mn helm, mn schouders, op de tas aan mn stuur, zelfs op de weg hoor ik ze ploppen, als zacht ratelend geweervuur, RATATATATATATATATATA.  BBWHOEEEMMMM, een grote bus knalt vlak langs mn schouder en duwt me zo’n beetje de vangrail in. Bussen zijn hier het ergst, veel erger dan vrachtwagens blijkt. Soms heb je maar 30 cm rechts langs de streep en daarna een afgrond waar je niet in terecht wil komen. Die 30 cm is onze zone, uren achter elkaar. Als de bus dan de binnenbocht neemt ben je verkocht. Mn bril begint te beslaan, het linkerglas is matglas geworden, alleen nog vage vormen, rechts heb ik nog een kwart zicht. Ik ga niet vegen, moet twee handen aan het stuur houden. Zal ik mn bril afdoen? Zie ik dan per saldo meer of toch wat minder, en maakt het wat uit? Niet te dicht achter Fred, de sputters van zn achterwiel spuiten midden in mn gezicht, met alle bestanddelen van de weg die mee komen. Shit, omhoog, schakelen, de vluchtstrook is weg, ik moet links van de streep, DDZZZZJEEENG een SUV spuit langs, moet ook vandaag hard rijden, het voelt als een knal in je rug ineens. TATUTATUTATUUUUUU, een ambulance scheurt voorbij, op weg naar het volgende ongeluk. Het massale strandpubliek maakt zich autogewijs uit de voeten en komt volkomen vast te zitten, wat uitnodigt tot pionieren midden op de weg en in de berm. De vreemdste capriolen zien we, en de daarbij horende frontale en laterale ongelukken. PPPPSSSSSSSSSJJJJIIIEIEEEE, een heldhaftige motor schiet voorbij, een dunner geluid en een dunnere straal over ons heen. De weg omhoog wordt een rivier naar beneden. Het water weekt het hondenlijk los dat de afgelopen weken stevig in het wegdek is gereden, het spoelt rechts de berm in. Voor je kijken, anders ga je mee. Een tunnel, ineens pikdonker. De meeste tunnels zijn verlicht maar in Italie weet je het maar nooit. Ze hebben er in Italie zelfs een verkeersbord voor gemaakt: Possibilita della galleria non illuminata. Je bent gewaarschuwd. Welk land maakt nu zo’n verkeersbord in plaats van de lampen te repareren? Als het beroerd is fietsen Fred en ik een stuk harder. Vermoeide benen of niet, we denderen door de regen verder, nog 36 km, nog 28 km, nog 14 km, nog een klim, nog 4 km. Alles maakt indringend geluid om ons heen, alles knalt, dendert, zoeft, fluit, giert, buldert, sputtert en piept om ons heen, het is geen seconde stil, mn oren tuiten van de constante herrie. Daar is het hotel, eindelijk, we schieten van de weg af, een steile bocht omhoog. Mn stuur komt drie keer van de grond, zo steil. En daar staan we voor de deur van Il Piccolo Mondo. Een lekker ritje.

19 augstus, Verval, door Jaap

Vandaag een prachtige etappe van Potenza naar een mooie agriturismo boerderij voorbij Casalbuono. Het oude centrum van Potenza ligt op een heuvel, daar bivakeerden wij met een rustdag van volledig dolce far niente gister. Om die heuvel ligt een geweldige spaghettibrij van wegen en weggetjes. Op goed geluk en een beetje richtinggevoel banen we ons een weg. Als we een hoek omslaan opent zich een prachtig vergezicht van groene dalen en her en der, van een afstand net als een klodder vla op de top van een heuvel een gelig dorpje gedrapeerd. De spaghetti is spontaan vergeten, we geven ons over aan de prachtige omgeving. We klimmen en dalen, het is niet heet maar aangenaam warm, de zon doet ons vandaag goed en we hebben een geweldige fietsdag. We proberen te lunchen in een Rosticceria die warme maaltijden zou moeten serveren, maar als we daarnaar vragen is het antwoord: Oggi no, vandaag niet. Onze eerdere Monty Python ervaringen leren ons niet te vragen naar wat ze wel hebben, we wijzen gewoon een gevulde croisant, een reepje en een magnum classic aan. Ik weet niet wat Parmenides hier over zei, maar als je iets kunt zien bestaat het, en dat blijkt tenminste hier een ware uitspraak. Na deze verkwikkende lunch, slaat de afgrijselijke lelijkheid van wat hier is gebouwd weer toe. Ze hebben er echt hun best op gedaan, zo lijkt het. Zo lelijk krijg je echt niet van zelf. Veel is vervallen voordat het afgebouwd is. Verlaten huizen, wegen en bruggen in verval, af en toe ook een viaduct over een weg dat van nergens naar nergens gaat, er valt moeilijk aan te ontkomen. We kijken ook anders naar de aarbeiden-vanille-vla-geel-rode dorpjes die zo mooi ver op die heuvels liggen, maar van dichtbij ook niet om aan te zien zijn. We fietsen maar in een strak tempo door het dal en in een verfrissende onweersbui eindigen we in een agriturismo-achtige boerderij. Een grote eetzaal en boven simpele kamers. Ik zit nu in de eetzaal, tegenover me aan het eind van de zaal een grote Italiaanse familie die een lange en langzame zondagmiddagmaaltijd nuttigt en op een meter of vier naast me staat een TV klassieke Italiaanse zondagmiddag pulp over me uit te strooien. Veel muziek, applaus en meezingen. Ik hoor ineens Umberto Tozzi. Ik kijk op en zie een halfkale grijsaard enthousiast het liedje Gloria zingen dat hij in 1979 uitbracht. Dat zongen onze Italiaanse vrienden vrolijk mee in Recanati toen ik daar in 1986 was voor een huwelijk. Het houdt niet op met Tozzi, een hele serie artiesten van toen die nog even enthousiast hun oude liedjes zingen. Daar is ineens Alan Parsons, van The Year of the Cat, keurig geknipte grijze man met een stralende onderkin. Rafaella Carra komt zelfs langs, A far l’amore commincia tu, weet u nog? En het Italiaanse publiek deint vrolijk klappend mee op de tribune. Man- en vrouwmoedig, of moeten we tegenwoordig genderneutraal mensmoedig zeggen?, slaan de artiesten zich door hun verleden heen. Of zingen ze nog steeds in het verleden? Is hun heden nooit verder gekomen dan hun succes van zo’n dertig, veertig jaar geleden? Hoe zit dat met Fred en mij, grijzende, gerimpelde maar overigens nog redelijk fitte fietsers? Houden wij ook aan iets vast wat eigenlijk allang achter ons ligt? Dertig jaar geleden trok ik sprintjes op een atletiekbaan. We racen deze zomer niet maar houden een keurig herentempo aan, al 5600 km lang. We hebben ons aangepast zou je zeggen, het oude repertoire vervangen door passend nieuw materiaal. Het voelt allemaal gezond zelfs. Het stelpt in ieder geval het verval in onszelf, althans dat denken we. Waarschijnlijk niet anders dan de stroom artiesten die langs komt op TV. Met de woorden van William James: Believe that you can stop the decay and your believe will help create the fact. Gold dat ook maar voor de Italiaanse infrastructuur.

16 augustus, In een Speelfilm, door Jaap

Het is half drie s nachts en ik word draaiend en gedesorienteerd wakker. Waar ben ik, wat doe ik hier? Als een waterval klateren allerlei beelden mn bewustzijn binnen. Van de fietstocht gister, van het stadje Lucera s avonds, als de hele stad Maria Tenhemelopneming viert en flaneert over het plein voor de basiliek onder felle groen, blauw en witte feestverlichting. Ik zit op een terras en het voelt alsof ik in een set van een speelfilm rondloop waar ik zelf geen rol in speel. Alles trekt zich aan me voorbij, het hele Italiaanse volksleven waar ik geen deel van uitmaak. Op het plein is het hele stadje uitgelopen voor het feest, een grote flaneerpartij van mensen, oudjes die elkaar groeten en aanspreken en hartelijk zoenen, sommigen onvoorstelbaar klein, oudere stellen in hun zondagse goed, de man soms met een stropdas uit de jaren zeventig, de enige ooit aangeschaft en uit de kast gehaald bij begrafenissen en andere partijen, groepen jongeren die opzichtig flaneren en opgewonden zichzelf willen laten  zien en anderen willen bekijken, kinderen die even los van de ouders mogen die een praatje maken, de kleinste kinderen tot s avonds laat meegezeuld in kinderwagen of op de arm. De basiliek lijkt een middelpunt, alle deuren open. Wij gaan ook naar binnen, er is geen dienst maar iedereen haalt als het hem of haar uitkomt wat zegen op en vertrekt dan weer naar het plein. Als we gegeten hebben zet in een evenfel verlichte muziekkapel een jazzband een onwerkelijk concert in, met een flamboyante en kwetsbare jonge zangeres die op de avond van haar leven staat te stralen en alles uit de kast haalt. Langs de kant zitten op plastic stoeltjes de oudjes van de stad, keurig op een rij en naast elkaar. Het ziet er uit alsof ze er elk jaar zitten, ongeacht wat er gespeeld wordt. “Vorig jaar was beter” hoor je het ene oude besje tegen het andere zeggen.

Het gevoel van een in speelfilm beland te zijn was al eerder begonnen. De oneindige lelijke drukte langs de Adriatische kust waar we ons een paar dagen doorheen hebben geworsteld en waar Fred al over schreef. Gisterochtend het instorten van de Morandi brug in Genua en het onmiddellijke elkaar de schuld geven door politici (en Europa de schuld geven ook: als Europa niet zulke strenge begrotingsregels stelde konden wij onze infrastructuur op orde houden). En tegen middernacht een aardbeving meemaken in Termoli, het huis waarin we zaten letterlijk voelen schudden en glijden haast. De tocht naar Lucera waar we langs de kant alleen maar rotzooi zien, iedereen flikkert alles maar weg. Soms zie je zulke grote stapels dat je denkt dat huisvuil dat is opgehaald hier gewoon langs de weg wordt gedumpt. We rijden een stuk over de SS 16 en zien ineens om de paar honderd meter hoeren langs de weg flaneren. S ochtends gebracht en s avonds pas thuis komen als je wat verdiend  De meesten gunnen ons geen blik, we zien er niet uit als klandizie. Het kan allemaal niet waar zijn denk je. Dit is dus ook Italie, meer en meer hoe zuidelijker we komen. Bestaat dit echt, denken we als we door deze fatale en laveloze bende rijden waar niemand zich kennelijk voor verantwoordelijk voelt en vervolgens s avonds het theater op het plein in Lucera meemaken van het leven in een klein stadje waar iedereen elkaar kent, een betrokken sociale gemeenschap? Is dit toch niet een speelfilm en niet echt? En de vervolgvraag waar filosofen eeuwen over twisten, bestaat het allemaal niet als wij er niet doorheen fietsen en waarnemen? Of nog erger, de omgekeerde vraag die mijn partner Erik me aan de telefoon stelde, in Zweden was het: Besta jij eigenlijk wel? Hij had over Parmenides gelezen, de griekse filosoof die nog voor Socrates als rationalist de wereld probeerde te begrijpen. Het Zijn is volgens Parmenides ruimtelijk, er is geen lege ruimte mogelijk en dus ook geen beweging, want als een voorwerp zich ergens heen zou bewegen zou daar eerst een lege ruimte (een niet-zijn) moeten zijn en dat bestaat niet. Dus fietsers bestaan niet, hield Erik me voor. Ik heb zijn opmerking wekenlang verdrongen, het was existentieel bedreigend. Maar nu komt het binnen. De Italiaanse broddelwereld bestaat wel, zij vult de ruimte hier tomeloos. Alleen wij bestaan niet die er doorheen fietsen. Verklaart dat de toenemende vervreemding? We hebben helemaal niet 5400 km inmiddels gefietst, we hebben al deze tijd niet bestaan. Eerst bestonden we niet in Noorwegen, nu niet in Italie. Zo word ik wakker, u begrijpt, dit hakt er even in. Maar al schrijvend kom ik tot de geruststellende ontdekking dat ik in bed lig, ik beweeg niet, dus ik besta wel, nu wel. Iaceo ergo sum, vrij naar Descartes. Met die gedachte probeer ik maar weer wat te slapen, hoe dat morgen op de fiets moet zie ik dan wel weer.

14 augustus, Endoscopia Adriatica, door Fred

Het terrasje in Marina di San Vito is een heerlijk theater. We worden blij van de scenes, de mensen en de enorme levendigheid. Dat geeft troost na twee dagen fietsen langs de Adriatische kust. Vanaf Rimini naar Pescara rijgt een dunne strook lelijkheid, smerigheid en troep zich in een fatale omhelzing met toerisme, als een rioolprop aan elkaar. Verrotting waarin je als fietser soms bijna verzuipt. Koffie dus maar. “De infrastructuur in dit land is totaal verouderd, het hangt met touwtjes aan elkaar’, concluderen wij in onze plastic stoeltjes. Op dat moment weten we niet dat ongeveer tegelijkertijd de brug in Genua instort, met verschrikkelijke gevolgen.

Ecologie

De Adriatische kust is een labyrint voor fietsers. Waar je in Noorwegen, Duitsland en zelfs in Noord-Italië nog verrast wordt door fietswegen, is het hier ieder voor zich en God voor ons allen. Wie probeert langs de zee de ‘lungomare’ te volgen loopt steeds dood op riviermonden – met steevast foeilelijke buizenstelsels over de monding – op fabrieksterreinen, snelwegen, rangeerterreinen, ontoegankelijke strookjes natuur of gewoon op een niet (meer) bestaande weg. Je rijgt daarom maar de doorgaande ‘stradas’ aan elkaar, statales of provinciales, in de hoop dat er een strookje asfalt is waar je niet wordt aangereden door voorbijrazend verkeer. De herrie, de zuidwaarts aanzwellende hoeveelheden huisvuil, het glas op het wegdek, de stinkende kadavers van (huis)dieren en het fraai gescheurde asfalt horen bij de ecologie van deze verkeersjungle.

Cosa stai facendo?

Bij die verkeersjungle hoort dito gedrag. Veel Italianen kunnen niet autorijden. Soit. Veel gevaarlijker zijn de archetypische machos: jong èn oud. In ieder stadje of dorpje kan je ieder moment òf gesneden, òf van rechts ‘weggeduwd’ worden door een auto, die toch echt meent dat ‘la machina’ voor een fiets op een voorrangsweg gaat. ‘Cosa stai facendo?! Handgebaren. Raampje open. ‘Cazzo!’ Stronzo!’. En la vita continua. Van Noorwegen naar Italia neemt de ruimte en het respect voor de fietser navenant af. Zeker in dit soort smerige streken. Je fietst dus alert en soms gestresst verder in iets wat voelt als een goor, gevaarlijk darmstelsel (waarvan de darmflora totaal van slag is). ‘Het lijkt hier wel de endeldarm van Italië’, ontsnapt aan mijn lippen. Ik kom daar op terug.

Roetlaagje

Gisteren en vandaag hadden we ruim meer dan honderd kilometer op het programma staan. In onze naïviteit konden we hier, na Bologna, kilometers maken om naar het puntje van de laars door te stoten, dwars door het mooie Italiaanse binnenland. Door de combinatie van helse hitte, – dagelijks boven de 35 –  en vooral de stank van auto’s en steden, werd ik ook vandaag zelf soms bijna onpasselijk. Al helemaal toen we bij Civitanova Marche achter een vrachtwagen kwamen te rijden, die dwars door de stad een inhoud vervoerde die òf rottend slachtafval betrof, dan wel verrotte etenswaar, of gewoon slachtoffers van de maffia. Hoe dan ook, achter het lawaaiige bakbeest was een zure verrotting in de lucht, waardoor bij wijze van spreken álles acuut verrotte. Wijzelf incluis. Op mijn huid had zich al een minuscuul roetlaagje vastgehecht op de 50+ Ambre Solaire ‘advanced sensitive’. Van al dat verkeer. Als je dan bijna gestikt bent in deze trage, mobiele vuilnisbelt, die zich als een giftige slang langs de kust beweegt, ben je blij als er af en toe ‘een stukje groen’ is. Dan is een stukje klimmen over een groen heuveltje naast een dieselende vrachtwagen werkelijk een frisse neus halen.

Stalingrad

Al overlevend in deze jungle bekruipt je, vermoeid als je bent, de gedachte dat grote delen van deze kust beter kunnen worden weggebuldozerd. Gewoon afbreken en opnieuw beginnen en dan met kwaliteit en duurzaam. Daar moeten deze mensen toch ook gelukkiger van worden? Hopeloos idealisme natuurlijk. De Italiaan heeft zich al neergelegd bij de chaos. En waar te beginnen?  Want ook het vuilnis, de dictatuur van de auto, de perverse energieverspilling in de bouw en de zichtbare en algemene vervuiling van water en natuurgebieden geven geen hoop op een snelle kentering. Geen kantelpunt aan de Italiaanse horizon hier. Dat leert meer dan tweehonderd kilometer fietsen door dit Stalingrad van stedenbouw en toerisme. Dat maakt het ook zo erg: ook als fietstoerist draag je bij aan het instandhouden van dit langgerekte monster Adriatica. En nog erger: die arme Italianen zoeken hier massaal vertier, gevlucht uit hun oververhitte dorpen en steden. Mamma mia! Arme, gewone mensen.

Open Riool

En zo kwamen wij vanmiddag vies en moe aan in het vissersplaatsje Termoli, terwijl een hevig onweer de kust weer een beetje aan het schoonspoelen was. De prachtige burcht op het schiereilandje van Termoli schitterde tegen de donkere lucht . Wij sjokten wat in de regen en zien aan de noordkant het toeristenstrand, met lege stoeltjes in slagorde. Aan de zuidkant zien we het haventje. De zee heeft daar naar de horizon toe gek genoeg drie duidelijk afgebakende kleuren: vooraan grijsbruin, dan licht- en daarna donkerblauw. En maar één geur. Met dit open riool naar de zee hebben we de endeldarm nu ook echt gevonden.

 

P.S.: ’s avonds om 23.48 zitten we op onze kamer aan een levendig pleintje. Tot twee keer toe schudt de aarde. Het plein wordt stil. Mensen staan op. Even later neemt het leven weer zijn beloop. 4,8 op de schaal van Richter, met het epicentrum op 20 km van Termoli mag de feestvreugde niet verstoren.

12 augustus, Pan et Cyclismus, door Fred

Het is zaterdagochtend. In Italie breekt dan fietsgekte uit. Ook hier aan de Adriatische kust. Vanmorgen vertrokken wij uit Catollica – overslaan dat oord! – en werden er weldra in meegesleurd. Een waar wielergevecht brak zelfs uit. Maar daarover later meer.

Veteranen

Want eerst even een ode. Aan de veterane fietser. Er is geen ander land waar de veteranen zoveel kleur geven aan het wielrennen als in Italie. Letterlijk. De intens gebruinde 65-plussers kom je overal tegen op hun fraaie bici da corsa. Vaak in knotsgekke outfits, een enkele keer in iets stijlvols. Meestal is het oranje met paars en groene strepen, met 25 reclames tot in de bilnaad. Of geel met rood en blauwe letters, tot op het petje. Je kunt het zo gek niet verzinnen of het kleurenpalet rijdt rond, om seniore schouders. Vaak is de huid diepbruin, de houding wat stijfjes omhoog en de blik onverstoorbaar gericht op het asfalt. Een helm is voor hen geen verplicht attribuut. Reden ze vroeger ook niet mee. Ze racen dan ook niet, maar schrijden. Zijn kwetsbaar door hun leeftijd, het besef van verval en van de in 99,9999 % van de gevallen gemiste klasse en roem van de ware campionissimo. Een en al herkenbaarheid dus. De kracht en snelheid zijn er ook niet meer. Stijl en vertoon – Italiaanse ingrediënten – is waar ze op terugvallen. Dat doen ze met verve. Als oude veldheren rijden zij over de oude Romeinse wegen, waarover ooit hele cohorten veteranen trokken. Ze hebben sowieso iets onverstoorbaars, en vaak aandoenlijks in (pot)sierlijkheid. Maar ze fietsen nog! Dat verdient respect. Zoals op de ellenlange, rechte weg van Bologna via Faenza naar Rimini. Het is geweldig dat dit hier nog zo algemeen gebeurt. Ik word er ook blij van. Soms groet ik ze. Naïef. Zelden krijg ik een reactie, of het moet een blik van afkeuring zijn. Toegegeven: ik ben geen stilist, al lijk ik met enige fantasie op de tengere Coppi. Althans, dat denk ik. Dat denk je als je op leeftijd bent, zoals ik. Aspirant-veteraan.

Sportful

Maar nu terzake. Want bij het uitrijden van Catollica moest er even geklommen worden. Al voor de voet van het klimmetje zien we in de verte een klein cohort senioren, of aspirant senioren. En wij worden gepasseerd door een archetypische veteraan. Gesoigneerd, pico bello fietsje en dito outfit. Wij met onze steelrides en tassen zien er voor deze renner natuurlijk fuori categoria uit. Als de klim begint zet ik een beetje aan. Ik rij achter de ontsnapte aan. Verderop zie ik nog twee renners. Redelijk op mijn gemak fiets ik naar zijn wiel. het is een ‘loper’, geen zware, maar wel een wat langere klim. De renner kijkt om. Zie ik ergernis? Op zijn rug staat verticaal ‘SPORTFUL’ geprint. Ik besluit opa Sportful zijn lolletje te gunnen en laat hem gaan. Boven gekomen sluit Jaap weer aan, die rustig naar boven pedaleerde. Maar boven gekomen zet hij het grote mes erop en trapt in zijn vertrouwde krachtige stijl alsnog naar Sportful. Die toont voor het eerst emotie. Ik zie een getaande huid verder plooien. Totaal perplex. Weer een veteraan een illusie armer. Hij duwt en trekt zijn trappers om mee te gaan. Jaap neemt snelheid terug. We komen nu bij de anderen. Daar zit een fraai type. De Stilist, in een donker, stijlvolle shirt. Tenger, gebogen over zijn stuur fietsend in een schitterende stijl. Bijna bewegingsloos. We passeren hem, maar hebben buiten de waard gerekend. Van achter ons vandaan demarreert De Stilist. In werkelijk superbe stijl. Eén probleem. Hij komt niet vooruit. Het is een vertraagde weergave van Tom Dumoulin. We rijden hem met kinderlijk gemak weer voorbij. Spijtig voor deze stilist zonder vaart. En Sportful ruikt zijn kans. Hij schiet weer voorbij, in een laatste poging zijn sportieve eer te redden. Hij slaagt. Jaap en ik kijken elkaar aan. Het is deze klasbak gegund.

Strava

Na de koffie-cola worden we al snel gepasseerd door een grote, gespierde renner. Zijn specialiteit is om achteraan mee te rijden. Een wieltjeszuiger. Op de achterkant van zijn broek staat levensgroot STRAVA, de app waarmee hardrijders hun statistieken uitwisselen. Enorm populair. Records breken enz. Onze Strava – beetje type Francesco Moser – doet dat nu door achter ons mee te fietsen. En wij rijden, windje schuin achter, een tempo dat niet onder de 30 km p/u gaat. Grote mes. Ineens is hij weg. Een tiental kilometers later is Francesco Strava weer terug. Wij hem voorbij. Hij kruipt weer comfortabel achter ons. Ik gebaar dat hij op kop mag. Hij komt naast ons rijden. “I needed water’ herhaalt hij wel drie keer, met zijn duim naar achter wijzend. Onbegrijpelijke mededeling. Kennelijk om te rechtvaardigen waarom hij achter was? En waratje, na mijn signaal gaat hij op kop. Dan komt de laatste senior langszij. Hij is klassiek. Op zijn rug staat Figi City en een soort Van der Valk toekan siert pontificaal zijn rug. Ook bij hem niet gespeelde afkeuring als hij ons monstert. Hij en Strava vinden elkaar. Zo ontstaat de slag op de brug. Strava en Figi City demareren en willen als eerste op de wel 25 meter hoge brug aankomen. Een prachtgevecht ontspint zich.

Theo

Wel Theo Koomen – de razende Tourreporter uit de jaren ’70 – kom er maar in!! “Dames en heren, Figi draait het grote mes, ongeloooooflijk in deze omstandigheden, het is dertig, veertig, vijfenveertig graden, onze motor plakt aan het asfalt, terwijl deze helden met hun laatste krachten om de bergprijs strijden – de brug is wel 40% steil, schat ik, en ongeveer 150, ja, HONDERDVIJFTIG! meter lang – en, wat zie ik? Ja ik zie het: Figi probeert Strava te lossen, maar Strava demareert nu over Figi City heen. Het is ongekend. Wat voor spektakel. Ik kijk naar geschiedenis! Word het Strava of Toch Figi? Nog 10 meter.  Nee, ja, nee, jaaaaa, het is Strava, jaaaajaaaaa! Wat een stunt. En als ik omkijk zie ik onze landgenoten, zwoegers, die als geslagenen het hoofd buigen. Weer geen prijs. Die tassen, he, ja die tassen. Toch wel een doorn in het oog van de ware wielerliefhebber. Terug naar de studio!!’

Giacomo

Enfin, zo hebben we een heerlijk ochtendje fietsen, met enige fantasie. ’s Middags wacht de echte beproeving. Via Ancona en de klim naar Camerano (tot 14%) en Castelfidardo (idem) naar mooi Recanati op ca 300 meter. Dan wordt het spel pas ‘oneindig’ lijden. Zoals de dichter van L’Infinito Giacomo Leopardi beschreef. Maar dan anders (daarover schrijft Jaap)