RSS feed
2023

2023

Voorwaarts en niet remmen!

TGV ergens tussen Lausanne en Parijs, 10 juni, Fred

‘We moeten door en alleen omkijken als we het niet meer weten. We moeten door met de vaart van ons hart, door om niet te vergeten. door om alleen al dat.’ Deze regels van een onbekende dichter zijn met vaart geschreven in de ‘train grand vitesse’. Mild gehamer op plastic toetsen. Spontaan. Vloeiend. Ze waren er kennelijk al. Ze verbazen me.

Gisteren fietsten we zacht en weemoedig ons laatste ritje rond het meer van Genève. Er was een ‘remincident’ dat even de gemoederen beroerde. Remmen in een peloton leidt niet zelden tot gevaar. Het liep goed af. Het is besproken. We konden en kunnen verder. Als ik dit schrijf rijden we het station van die stad Genève binnen. Op weg naar huis. Op een muur staat met blauwe letters ‘TOUSSE HETERO’ gekalkt, zonder uitleg. Allen? Hoest?  Raadsels genoeg, ook onderweg. Met de mannen van fietsen4fietsen hebben we, behalve gefietst, ook deze week weer geprobeerd ons eigen leven te ontraadselen en ontrafelen. Niet alleen door zwijgend de schittering van het landschap, de natuur te ervaren en tegelijk in gesprek met onze hersenen te zijn. Of de wonderlijke verscheidenheid aan steden en dorpen te spiegelen aan ons leven, ons verhaal. Maar ook te ontrafelen door andermaal onszelf op de proef te stellen. Nu het lichaam langzaam maar zeker in een andere staat van existentie komt. Net als de geest. We zijn er, maar we zijn er steeds anders, minder ook. Wij steken steeds meer uit in onuitstekendheid. We bespraken de worstelingen en raadselen ook in onze gesprekken en tafelredes. Die je ook confessies of bekentenissen zou mogen noemen. We worden dáár wel steeds beter in. Gisteravond aan tafel werd de veranderende kleur, diepte en schaduw van onze tafelgesprekken nog benoemd: vanaf 2010 met vooral de intellectuele reflectie op boeken – schitterende boeken, die ons stuk voor stuk dierbaar zijn – naar nu de persoonlijke verhalen, de vertwijfeling over ons leven, over onze wereld, onze kinderen, hún toekomst. Als altijd in een onbenoembare sfeer van kameraadschap, of ‘broederliefde’. Lotsverbondenheid misschien wel. Zeker in deze fase van ons leven. 

De zonsopkomst zal de zonsondergang nimmer in schoonheid overtreffen.

Zoiets. En dus was in restaurant Arcadia te Lausanne ons informele stamhoofd Jaap aan de beurt. Hij vertelde op zijn kalme, doordachte wijze een prachtverhaal dat begon met het gekozen boek Leven en Lot, en al snel zich ontpopte tot een diepe gevoelde, persoonlijke reflectie op privékwesties. Ook daar ontstond een andere kleur. Allerlei soorten van zorg en liefde, die aanspoelden op het strand van onze emoties. Een rijk gesprek volgde, wederom. Met respect, empathie, goede raad, gedeelde dilemma’s, vragen en ontroering. Ja, we worden mild en sentimenteel. Want het boek ‘Leven en Lot’ van de geplaagde Russische auteur Valery Grossman is een universum van menselijk falen, wreedheid, leed en diep, diep mededogen. Jaap’s lievelingsboek. We lezen het en zien om ons heen de wereld zelf steeds meer in Stalingrad veranderen, met een schreeuw om humaniteit. Hoe kijken wij naar ons eigen lot, onze eigen keuze’s – eigen keus of met de stroom mee? – en naar onze toekomst. De vragen die Peter ons voorschotelde, als opdracht. We zien de onoverbrugbare afstand tot het lijden in Stalingrad. En de wonderlijke humaniteit die zelfs in wanhoop kan bloeien. Onze kleine geschiedenis is daarbij vergeleken….klein. En ons toch heel dierbaar. Dat is ook weer eens uitgesproken. Op alle niveaus, van sportiviteit, kameraadschap tot werk- en privéleven is er een connectie, anders en rijker. Dat is ook wat ons de komende jaren staat te doen: voorwaarts, niet remmen, door ontwikkelen en oogsten van geluk. 

Deze bespiegelingen deinen mee met de TGV. Veel is al gezegd en moet steeds opnieuw gezegd worden. Tijdens het diner in Arcadia memoreerde ik een tekst van Mário de Andrade, de Braziliaanse schrijver, dichter en essayist, exponent van het modernisme (niet te verwarren met dat andere fenomeen Carlos Drummond de Andrade). Mário schreef, vrij en niet integraal vertaald :

“Ik weet dat ik minder te leven heb dan ik heb geleefd.

Ik voel me als een kind dat een doos chocolaatjes krijgt. Hij eet het graag en als hij ziet dat er niet veel meer over is, begint hij ze met een speciale smaak te eten.

(…)

Ik wil mezelf omringen met mensen die weten hoe ze de harten van anderen kunnen raken. Die door de slagen van het lot (sic!, FS)  in staat waren om op te staan ​​​​en de zachtheid van de ziel te behouden.(…)

Ja, ik haast me, ik haast me om te leven met de intensiteit die alleen rijpheid kan geven. Ik eet al het snoep dat ik nog heb – ze zullen beter smaken dan degene die ik al heb gegeten. Ik dacht dat ik twee levens had, maar het bleek er maar één te zijn, en dat moet waardig geleefd worden.”

Het ‘rijpe’gezelschap van fietsen4fietsen schemert hier doorheen, de gesprekken ook. Met de moderne zorgen over oorlog, klimaat en ontwrichting er nog bij. Tussen Béziers en Lausanne liggen veel woorden en daden. En kilometers. En plezier. En schoonheid. Het was weer een feest. Het leven – en de fiets -moet gevierd worden. We leven het voorwaarts en beschouwen het achterwaarts. Dat we voorwaarts mogen blijven genieten. Met waardigheid. De TGV krijgt nu pas echt snelheid. Hij remt pas in Parijs. Hoop ik. 

Groepsdynamiek rond een rustdag

Evian les Bain, 8 juni, Fred

Het fenomeen is welbekend. Een rustdag is om uit te rusten, te herstellen. Toch? In de Tour – ook wel Ronde van Frankrijk genoemd – luidt het dat je ‘either love it or hate it’. Sommige renners worden slechter, andere hebben er baat bij. Dat zijn profs. Bij ons maakt het niet uit: wij worden misschien slechter, nooit beter. Maar hebben er wel baat bij. We willen er gewoon een dagje tussenuit. We zijn ook zo’n lekker stel met elkaar. Eerst kijken we vol verlangen naar de fietsweek uit. We kunnen niet wachten! Lekker fietsen, even niks. Dan kijken we na één dag nog eens goed naar het programma, door Cornelis in een fraaie presentatie gevat, inclusief hoogtemeters en klimprofielen. Dan begint de ellende. We zuchten en steunen. En preluderen al op alternatieven (‘ladiestour’). Waarom geen rustdag, zoals we ooit in Italië deden? Gisteren hebben we als groep het kantelpunt ervaren – we gaan het relaxter aan doen. Dan is dit toch logisch?. Vanmorgen bij het ontbijt was de apotheose van een onnavolgbaar besluitvormingsproces, dat Peter als ‘fascinerende groepsdynamiek’ zou betitelen. Welke route gaan we rijden?, was de leidende vraag. Op het menu voor de dag 7 stond variant 7, een rit van 120 km met drie Alpencols, waaronder de niet misselijke Col de la Colombière, naast de Aravis en de Jambaz. Gisteravond werd er al voorzichtig aan geknabbeld. Was het niet wat veel, na alles wat we al verstouwden en gezien de schade in het peloton? Stoere mannen die niet per se gebrek aan ego hebben, opperen enigszins besmuikt dat we natuurlijk ook de reeds door Cornelis voorziene 7B variant kunnen nemen. Niemand zegt dan keihard ‘ja’! Wel klinkt ineens ‘misschien’. De rekkelijken biechten op toch liever het alternatief  te doen. Noud oppert dan om er toch maar eens een nachtje over te slapen. We zitten vanmorgen dus aan het ontbijt – twee tafels binnen schootsafstand – met een gigantische olifant in de kamer. Noud legt op z’n Nouds de vraag op tafel: niet eromheen draaien, gewoon bam! ‘Zullen we 7B doen, kunnen we er alvast wennen aan een relaxter programma’, zegt hij, met de wallen onder zijn ogen, bijna verontschuldigend. Ik merk bij mezelf dat ik toch wel die Colombière zou willen doen. Maar ja. Ik mompel iets over ‘een meerderheid’. Begeleider Ben kijkt met pretoogjes. Jaap kijkt op zijn telefoon, ik kijk naar de andere tafel. Geen beweging. Noud staat op, kijkt ons aan: zullen we maar 7B doen? Ik vind het goed, Jaap met z’n bloeddrukprobleem ook. Ik kijk nog eens naar de andere tafel, hoop op een doorslaggevend signaal. Niks. Ook niet van route-ontwerper en kaartengek Peter – lid en erevoorzitter van de Commissie Kaart. Hardfietser Simon, aarzelt ook. Het is wel zijn laatste kans op eeuwige Alpenroem. Maar Peter, die toch echt moeite heeft met langere klims, blijkt verrassend voor de zware variant 7. Noud loopt naar de andere tafel en drukt door: ‘die tafel wil variant 7b, jullie ook akkoord?’. Peter stribbelt tegen, maar zonder overtuiging. En zo wordt ‘ergens’ besloten. Zeven volwassen mannen nemen bijna per ongeluk, maar geheel in lijn met de afspraak het ‘anders te gaan doen’, het besluit tot een rustig ritje. Zeg maar een rustdag. En ineens is iedereen blij en heeft er weer zin in. Oftewel: opluchting maakt zich meester van het gezelschap. De vertrektijd wordt verlaat, we hebben eigenlijk vrij. En inderdaad, de dag is een makkie. We dalen veel, mogen ons vergapen aan de Mont Blanc, dulden een corpulente verstekeling met antieke fiets (toeclips!) in ons midden en fietsen op ons dooie akkertje de Col de Jambaz op. Het is een rustdag waar niemand moe van wordt. We voelen eigenlijk de kracht waarmee je makkelijk drie cols had kunnen beklimmen. Maar daar is het nu te laat voor. 

The Road to Abeline

Evian les Bains, 8 juni, Jaap

Het voelt als The Road to Abeline vanmorgen als de groep zonder een precies moment te kunnen aanwijzen tot het kennelijke besluit komt dat we gezamenlijk een milde variant gaan fietsen vandaag, met een enkele klim. De anekdote van de Road to Abilene is een bekende in de management literatuur: hoe een groep tot een beslissing kan komen waar een meerderheid van de groep eigenlijk geen trek in heeft. In de anekdote zit een familie op de veranda een spelletje te spelen als de vader voorstelt naar Abeline te gaan voor het avondeten, 85 km verderop. Moeder zegt wat een goed idee, de dochter wil ook graag en hup daar gaan ze de auto in, voor een lange, warme, stoffige rit in de brandende hitte door de woestijn. Het eten in Abeline is net zo slecht als de autorit en als ze uiteindelijk ruime vier uur later uitgeput weer thuis zijn zegt een van hen: ik was eigenlijk veel liever thuis gebleven maar ik ging mee omdat de andere drie zo enthousiast zijn. Een ander zegt: ik ging mee om jullie en plezier te doen en de vader zegt: ik stelde het alleen maar voor omdat ik dacht dat jullie je verveelden. Samen besloten ze naar Abeline te gaan waar niemand naar toe wilde. Dit is de Abilene paradox.

Zo was het vanmorgen ook, zo lijkt het. Peter en ik dachten allebei: verdulleme, we gaan die drie cols doen vandaag, het is de laatste keer, nog een keer lijden nu het nog kan. Fred en Simon willen altijd klimmen als het kan, ook om te kijken of ze de ander eraf kunnen rijden. Onno zou het zeker hebben gedaan als Fred en Simon zouden gaan, er moet gestreden worden. Noud bikkelt zich elke col omhoog en Cornelis zou zonder meer mee zijn gegaan als alle anderen de cols op zouden gaan. Maar in plaats van bikkelen op de cols komt zonder enig gesprek het besluit tot stand dat we er een feestdag van gaan maken vandaag.

En feest wordt het. Afdalend vanuit Megeve doemt rechts het Mont Blanc massief op, groots, wit en overweldigend. De afdaling is een genot voor het fietsende wezen, ik vermoed dat het een vergelijkbare kick geeft als de e-bike aan de arme sloebers in de stad. De sensatie van snelheid zonder inspanning, moeiteloze soepelheid. Je kunt ook in afdalen de limiet opzoeken, hard trappen om nog wat harder te gaan, maar we houden het rustig vandaag. Totdat voor ons een jonge dame op de racefiets afdaalt. Peter zet machtig aan om als leider van het peloton haar als eerste te kunnen passeren, met een uiterst beminnelijk knikje naar beneden van zijn hoge ros naar de dame in kwestie. Aangespoord door deze geste sluit ze vrolijk aan achter het pot-of post-sierlijke F4F genootschap.

Na een koffie/cola op het terras van een cafe dat ons terugvoert naar de jaren 50, veel rokende mensen, armetierigheid, een soort Abeline waar je niet wilt zijn, beginnen we aan een mooie klim van de Col de Jambaz. Col is wel veel gezegd, het is een mooie klim van 13 km met weinig steils en ik zet er maar eens wat tempo in. En gelukkig gaat het systeem aan, het voelt lekker zo wat harder te gaan. Fred en Simon laten me gaan, dit is niet een beklimming die ertoe doet, en ik fladder lekker naar boven. Kan nog wel een tijdje door, maar daar staat ineens Ben in de bocht met de lunch, een kilometer of zes voor de top. Daar gaat mn kans op het als eerste boven zijn. We kunnen ook niet echt meer eten zo aan het eind van de week. Een beetje soep en yoghurt met cruesli, wat foute koffie en chocola en we gaan weer. Ik zet nog eens lekker goed aan, wil nog even goed moe worden. Onno pakt de handschoen op en samen denderen we de laatste kilometers naar boven. Dat was lekker.

En daarna weer afdalen, naar het meer van Geneve. Ons Abilene blijkt een klein paradijs, een hotelletje met zwembad in een tuin in Evian les Bains. Met s avonds een heerlijke diner vlakbij de randen van het meer, naast het Casino (de auto’s van al die sufferds die niet op de fiets naar Abilene zijn gekomen denken we maar even weg). Sommige paradoxen lossen zich gewoon op. Zo leerde Yogi Berra al als je voor een moeilijke keuze staat: If you come to the fork of the road, take it!

Een plan dat niet werkt, of toch?

Montaimont, 6 juni, Fred

Vandaag dan écht! Een alpenreus. Zo’n berg die je vreest, terwijl hij er toch al jaren ligt. De Col du Glandon in de Savoie. Zo’n 1920 m hoog, vanuit Grenoble een klim van bijna 30 km, met daarin twee korte afdalingen. In het Rocky Pop hotel stapel ik de koolhydraten bij het ontbijt: twee bakken yoghurt met muesli, een boterham met ei, een taartje en nog enige zoetigheid. Kop koffie en klaar voor vertrek. Dat geldt niet voor Peter en Cornelis, die de light-versie doen: om de Glandon heen, met alleen het venijnige stukje Madeleine naar ons hotel. Ze doen er wat besmuikt over, maar zijn ook opgelucht. Het is allemaal even te zwaar en – voor Cornelis – ook te heet. Verstandig. Onderweg appt Peter als deelnemer aan de ‘ladies tour’. Hilariteit. En lekker over het woke randje.

Vooraf leg ik Peter en Simon uit hoe ik de klim te lijf wil gaan. Het eerste deel op een vermogen dat ik heel lang kan volhouden. Dan afdalen en dan iets meer kracht erin stoppen. Na de laatste korte afdaling all out naar de top. Daarbij bedenk ik wat ik wil eten – banaantje, reepje, en wat sportvoeding – en drinken. Dat laatste omdat ik altijd te weinig drink. Net als veel andere fietsers. Ik doe een fles met wat koolhydraten en een fles met wat electrolyten. Dat zijn geen apparaten of beestjes, maar mineralen – zouten – die nodig zijn, zeker bij veel transpiratie. Vlak voordat we de echte klim aanvatten eet ik in Allemont nog een reepje, een flink stuk puddingtaart, een éclair-chocola en toch nog een banaantje. En er komen nog twee nieuwe flessen water, één wederom met electrolyten. Mijn maag rommelt bij vertrek, de darmen protesteren ook enigszins. Toch moet het.

Het eerste deel van de klim begint rustig met de altijd enthousiaste Noud en sterke Onno. Maar al snel rijden Simon en ik samen. We proberen amechtig wat te praten -wat trap jij nu?- en al snel klinkt het ‘wat een ploert, deze berg’. Zware ademhaling, toch drinken, schakelen, maar niet te vaak. Simon ademt steeds sneller. Hij krijgt ‘het ritme’ niet te pakken. Ik probeer de stangen en zuigers van mijn hart-longmachine te beheersen. Dat gaat, al is het net. Ik voel mijn benen wel werken. Voor het einde van de eerste helling rijd ik alleen. Licht, maar eigenlijk totaal niet volgens het plan. Ik rij teveel wattages, maar het gaat (net). Begeleider Ben staat langs de kant: ‘even overleggen?’. Ik wuif het weg, ik wil en kan door. De afdaling daarna is kort en snel voorbij. Weer een helling. Steil. Zeer steile stukken (12%) wisselen af met lichtere. Maar ik smijt niet uitbundig met krachten. Mijn plan ben ik eigenlijk al vergeten. Ik fiets. Ik kom vooruit. En links en rechts zie ik de meest prachtige vergezichten. Adembenemend, maar ook niet want ik hijg en puf, diep in – vol uit. Achter me zie ik niemand, al weet ik dat niet zeker. Geen idee wat er speelt. Dan een dorpje en een nieuwe afdaling. Ben met strooien hoed en rode t-shirt langs de weg, als baken. ‘Ik ga door’, zeg ik nog. Hij lijkt verbaasd. Logisch toch? Het wordt iets frisser, bij het derde deel opent zich het berglandschap: weinig bomen, veel verten. Stuwmeer, dat me aan Cherson doet denken. Drama vandaag. Ik moet nu echter door. Ik zou hier vol gaan, maar besluit alles te ondergaan: de vermoeidheid, het pijnlijke zitvlak, de andere pijntjes. Juist in zo’n strijd kan ik enorm genieten van de dingen, die in volstrekte chaos door mijn hoofd spoelen. Plantjes, vogels, asfalt, vergezichten, dalende fietsers, of het stel met volle bepakking of de fiets die ik passeer. We groeten vrolijk. Respect. Het enige constante is nu het ritme van de benen. Ik kijk om, zie niemand beneden mij rijden, geen stipjes. Ga ik wel goed? Ja. Ik moet nog 5 km. Dan 3. Dacht ik. Pardoes zie ik dat ik linksaf mag slaan. Ik ben er al! 

De foto wordt gemaakt. Ik rij naar Ben en weet dat het goed is. Vandaag, want morgen wacht de vreselijke Madeleine. Het duurt even, maar daarna komen de fietsmakkers één voor één boven. We hebben het weer gehaald. Er is weer iets van onze lijstjes afgevinkt. Want veel Alpenreuzen gaan we niet meer doen. Alhoewel: met Noud en Jaap voorop rijden we een geweldige afdaling naar ons hotel. We juichen met het stuur vast in handen. En dan – ai! – nog een pittig steil stukje Madeleine. Die morgen op het menu staat. Tijd voor een nieuw plan, dat ik niet ga uitvoeren.

Een opgehouden onweer

Grenoble, 6 juni, Fred

De titel heb ik niet zelf verzonnen. Maar zo voelde de dag van gisteren en eigenlijk ook wel vandaag. Naar het verhaal van Jacques Hamelink uit Het Plantaardig Bewind. Ik noemde het ooit al in een blogje. In blogjes mag je herhalen, anders kom je nergens. Het verhaal ging over onheil, dreiging en een noodlottige gebeurtenis. En het raadsel der natuur. Voor ons is het raadsel geen verhaal maar realiteit. Het onweer rommelt, de cumulo nimbussen sieren de lucht als kolkende watten. Donkergrijze vlakken. Steeds bleef het pandemonium ons onze carbon paardjes bespaard. Tot gisteren. Toen was ons geluk ten einde. Nadat we tussen Pont St Esprit en Crest twee  colletjes beklommen brak het los. We zaten net aan de lunch. Ineens was het opgehouden onweer niet meer opgehouden maar gewoon onweer. De hemel barstte open. Alleen arme Maurits kwam als een verzopen kat aanfietsen. Wij zagen het landschap verdwijnen in de regen. Dikke druppels. Om na een halfuurtje weer tevoorschijn te komen. Met een zonnetje. Alsof er niets was gebeurd. En wij bijna droog.

Dreiging dus. Want het opgehouden onweer in ons hoofd is niet het onweer, maar de bergtoppen die ons wachten. In de verte kondigen die zich aan. We lieten de Ventoux rechts liggen, net als de Col d’IZoard. Maar voor ons, in de verte begint het beklimmen lieflijk met de schone, sympathieke Col de Bacchus, en de fraaie, genadige Gorges de la Bourne. En dan, daar achter, daar gebeurt het. De Glandon, Madeleine, Colombière en nog zo wat. We spreken er met respect over. Delen elkaars onzekerheid. Zijn we nog wel in staat om dit te verduren? Een klim van soms bijna dertig (30!) kilometer. Stijgingspercentages, kilometerslang in de dubbele cijfers. Maurits heeft zijn conclusies al getrokken. Met de naweeën van griep in zijn lijf is het geen doen. Cornelis vreest de komende warmte en hitte in de bergen. En Peter – de koning van de Vesuvius – hij is de oudste en benoemt het, zoals een oudste het moet benoemen. Ineens tijdens de koffie: ‘het wordt voor mij wel de laatste keer over die Alpenreuzen’.  Stilte, niet eens pijnlijk, maar respectvol. Het is gezegd.

Want het echte onweer zit in onze hoofden, onze lijven, die nu toch echt wat beginnen te haperen. Ook ik. Daar helpt geen Garmin-mededeling aan. ‘Uw fitness-leeftijd is 20’. Jaja, algoritme of wat dan ook, je bent duidelijk geen mens van vlees en bloed. Deze editie is er een van het echt omarmen van de verandering, de aftakeling, de pijntjes en meer dan dat. Ik moest denken aan de podcast van Paul Santen, over een Amsterdamse fietsgroep met niet alleen Tim Krabbé (80!), maar ook andere oude vedetten. ‘Ook de dood fietst mee in ons peloton’.  Onze speeches kantelen bij de editie 2023 van fietsen4fietsen: het gaat over ‘Leven en Lot’, wat die begrippen voor ons betekenen, maar ook onze nieuwste fase. De ouderdom. We spreken dus ook steeds meer over de jeugd: ‘het gaat niet meer over ons, maar onze kinderen’.  Dan breekt de zon weer door in onze gesprekken. Onze kinderen. Het onweer verdwijnt als sneeuw voor de zon. Het leven gaat door.  Wat zeg ik? We zullen die bergreuzen nog eens wat laten zien!

Verhoudingen

Grenoble, 5 juni, Jaap

De lengte van een blog is omgekeerd evenredig aan de zwaarte van een etappe.

Daarbij had ik het eigenlijk bij willen laten, om de vanzelfsprekendheid van de stelling te onderstrepen. Maar als de route van deze tocht niet bedriegt zou er morgen geen blog meer over zijn. Vandaag twee lange klimmen, 13 en 16 km. Maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat het de komende dagen met de Glandon en de Madeleine veel zwaarder wordt. Steiler, langer, pijnlijker. En dat belooft na vandaag nogal wat.

Het klimmen bepaalt niet alleen de lengte van een blog, maar ook de verhoudingen in het peloton. Op de eerst klim gaat Fred er als een hazewind vandoor. In voorgaande edities had ik nog wel eens zicht op wat zich daar afspeelde, maar dat zit er niet meer in. De klim was voor Fred een lekkere loper, kon een uur lang zijn wattage fietsen, geen centje pijn. Dat wordt aan gene zijde van het peloton heel anders beleefd. Ik begin rustig achterin met Cornelis, maar begin zeurderige pijntjes in mn benen te krijgen. Ik moet wat aanzetten om me beter te voelen. Dat werkt een paar kilometer. Tot het niet meer werkt. En dan is de klim nog lang. Op de Col de Bacchus steekt vervolgens de wind op, die maakt dat we snel een km/u aan snelheid verliezen. Dat maakt de tocht nog wat langer en de zeurende pijn nog wat zeurender. Na Fred komt natuurlijk onze krachtpatser Simon als tweede boven, gevolgd door Onno die diep is gegaan en Noud die zoals elk jaar toch weer sterk is. Ik pers er de laatste kilometers nog een beetje uit en ben er. Viel bepaald niet mee. Na mij komen Peter en Cornelis aan. Noud en Cornelis fietsen een wedstrijd in een wedstrijd, Noud pakt punten vandaag. Cornelis ziet de alpenreuzen de komende dagen met vrees tegemoet: ik zit nu al te stoempen op mn lichtste verzetje!

We dalen een mooi stuk tot Ben de lunch heeft opgezet een paar kilometer voor de volgende klim. De lunchplek blijkt te liggen onder de landingsroute voor kleine vliegtuigjes. Weinig gedoe met geluidsnormen zo lijkt het. Een zo’n vliegtuigje scheert zo’n 30 meter boven ons om 200 mtr verder te landen.

De tweede klim, nu door de prachtige Gorges de la Bourne. We fietsen langs en regelmatig onder indrukwekkende rotspartijen door. Nu is Simon er vandoor. Niemand heeft hem onderweg gezien, ook Ben niet die op een soort tussenplateau water aanbiedt. Hij is al boven voordat iemand het door heeft. Ik fiets met Fred, vertrouwd als altijd maar wat minder hard dan vroeger. Fred ontspannen, ik moet er hard voor werken maar dat gaat me beter af dan vanmorgen. De zeurderige pijn in de benen blijft uit. Weer aanzetten in de laatste twee kilometer. En dan boven, had niet veel langer moeten duren of de totale instorting was daar geweest. De afdaling via Tour plaats Villars de Lans is taai: harde wind tegen. We moeten hard werken om naar beneden te komen. In Grenoble is het peloton behalve Simon en Fred wel een beetje uitgepierd. De verhoudingen zijn hersteld. En de angst voor de komende dagen is ouderwets groot. De blog van morgen zal een stuk korter zijn.

Le contraste social

Chabrillan, 4 juni, Jaap

We komen er weer lekker in. Eigenlijk vandaag nog een Hersteldag, ruim 100km, geen grootse beklimmingen, wel voortdurend op en neer. We genieten eindeloos. Het eerste uur zijn Fred en ik vooral bezig met het fotograferen van de bloemen langs de kant, eindeloze lavendel-velden, korenvelden met prachtige oranje bloemen (Fred weet hoe het heet), hagen vol gele brem (die weet ik dan weer wel). De geuren en kleuren spatten onze zintuigen in vanmorgen. En dat alles tegen de achtergrond van de kerncentrale van Tricastin. Geen groter contrast denkbaar. De betoverende lieflijkheid van eindeloze bloemen die ons zacht maken, die ons iets laten voelen, vervoeren, waar geen woorden voor zijn, bij vrolijkheid, bij liefde en verdriet. En de kerncentrale als doorgeschoten rationaliteit, ja je kunt zo energie maken, je kunt een technische installatie verzinnen en bouwen die dat kan, je kunt het uitrekenen en meten, je kunt risico’s berekenen, kansen van een op zoveel miljoen dat er een ramp gebeurt en rationeel een afweging maken dat het dat waard is. En dat contrast in een blik gevangen: lavendel-velden aan de voet van een kerncentrale. Betoverend en verontrustend.

En, zo vroeg ik me als stampend op een klimmetje af, is dat niet wat in de hele samenleving speelt? Ja je moet wat als de meters langzaam onder je door rollen en de zwaartekracht je. Is het contrast tussen wat we als mensen ten diepste nodig hebben en datgene wat we er met onze rationaliteit van bakken niet te groot geworden? Sommigen kunnen er prachtige boeken over schrijven met diepe analyses en inzichten, anderen voelen vooral dat het schuurt en uit het lood is. Het contrat social is afgegleden naar een contraste social. En het uit zich overal, of het nu Groningen, toeslagen, stikstof, klimaat en noem het allemaal maar op is: een rode draad (er zijn er vast meer) dat we verstrikt raken in onze rationaliteit en niet meer weten of zelfs niet meer durven menselijk te zijn. En dat uit het lood zijn, gespleten door meer en meer onoverbrugbare werkelijkheden en wensen, dat zit in ieder van ons. We worstelen met onze consumptie, we lezen van een hoop ellende op de news stream op onze telefoontjes en gaan over tot de orde van de dag, we rationaliseren erop los waarom we toch niet echt radicaal hoeven te veranderen en dat we toch maar mooi met de trein naar Zuid-Frankrijk zijn gegaan. Ook in ons is het contrast te groot geworden.

Zo zat ik te mijmeren tijdens een klim. De klim was te kort om tot een oplossing te komen. En ik bevat het ook allemaal niet. Waar moet je beginnen? Een gedachte bekruipt me op een volgend klim. Een methode om de klimaatverandering tegen te gaan is carbon capture: CO2 uit de lucht halen, koolstof scheiden van zuurstof en hergebruiken. Door de milieu- klimaatbeweging bekritiseerd omdat het niet principeel ons gedrag verandert, maar het lijkt wel te kunnen helpen bij een snelle CO2 reductie. En wat een geluk, racefietsen worden tegenwoordig allemaal van carbon gemaakt. Twee vliegen in een klap: een oplossing voor het klimaatprobleem en voor het schrijnend tekort aan nieuwe racefietsen. Waardoor ook de formule van N+1 weer betekenis krijgt voor het juiste aantal fietsen dat een fietser nodig heeft, waarbij N staat voor het huidig aantal fietsen dat de fietser bezit. We zijn eruit.

Billenparade

Pont Saint Esprit, 3 juni, Fred

In deze tijd van grensoverschrijdend gedrag en woke kan dit woord niet meer. Daar ben ik me scherp van bewust. Maar de context bepaalt de betekenis. En die context is: het peloton van F4F. Het uitzicht van de dag is vaak de krent van je kameraad. Wij kennen die sferen inmiddels goed. Van het billenvet. Vandaag was mijn studieobject de deinende derrière van mijn fietsmaten. Wat valt op aan al die halvemanen die soms vagelijk door het strak gespannen lycra heen schemeren?  Ik karakteriseer ze kort en doe dat natuurlijk niet in volgorde van leeftijd. 

Peter: een scheefkont, je reinste dansende assymetrie

Maurits: massief vlezig. Hollands achterwerk

Onno: een oerreet, die kracht en gezag uitstraalt

Cornelis: twee normale billen, eigenlijk een originele bips

Noud: een schuifkrent, robuust met wijdbeens onderstel

Jaap: atletenachterste, beheerste billen, gespierd

Simon: flinke brits van een druistig dier

Fred: geen krent om over naar huis te schrijven

Zo, nu weet u wat je als fietser allemaal te verduren krijgt aan landschap. Ondertussen fietsten we vandaag van Cazilhac naar Pont St. Esprit. De uitlopers van de Cevennen. Lieflijk, poëtisch, zeer frans, maar eigenlijk geen reet aan. Zo ontstaat een blogje als dit. Intiemer wordt het niet. 

Hersteldagje

Pont Saint Esprit, 3 juni, Jaap

Uit de mist en de vervreemding van gister rijst een nieuwe dag op. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Het opstaan wordt van een sluimerende vanzelfsprekendheid ineens een spannende aangelegenheid. Hoe voel ik me eigenlijk? Ik voel niets, he, is dat een goed teken of een slecht teken? Geen verzuring, zou het dan wel goed gaan? Een bijna-nachtelijk consult met mijn broer de cardioloog geeft richting voor de dag en het lijkt te werken, althans bij het opstaan. Fietsen moeten we nog maar zien.

We hebben een glorieus ontbijt in het park met onooglijke huisjes en daarnaast een cart-baan, waar men op de zaterdag al vroeg begint te racen. Allemaal mini-maxjes in de baan. Het park biedt geen ontbijt, dus wij verorberen op de parkeerplaats de restanten van de lunch van gister. Ieder een halve boterham en een halve banaan. Een cup-a-soup en een nescafe bakkie waar toch iedere keer de kaken van verstrakken. Cornelis houdt een mooi verhaal voor ons, over zijn keuzes, het lot en de toekomst. Aan het ontbijt, gisteravond was het te lawaaiierig in het restaurant. We stappen op. Ik voel niets, althans niets dat wijst op de ellende van gister. Langzaam, heel langzaam komen er zonnestralen door de mist van gister. De lucht klaart op, langzaam lost de cocon waarin ik gister zat op. Ik zie de makkers weer, merk weer op hoe ze fietsen, wat ze zeggen. Let weer op de koers, zelfs op de omgeving. Het blijkt een lieflijke variant van de ruigere gorges en rotsen van gister. Het glooit wat op en neer, we klimmen toch nog ruim 1300 hoogtemeters. Ik maak weer foto’s onderweg en begin weer te voelen waarom dit fietsen met de mannen telkens weer zo’n hoogtepunt in het leven is. De onbezorgdheid van het leven op de fiets, het uitzicht dat steeds verwondert, van betoverend mooi tot afgrijselijk lelijk, de dynamiek met elkaar, na al die jaren inmiddels op een heel persoonlijk niveau belandt, het spel van uitdagen, rust houden, er vol voor gaan, kalmte bewaren, het ritme van opstaan-ontbijt-fietsen-eerste koffie-doortrappen-lunch langs de weg-nog een keer aanzetten-ontspannen-douchen-hazeslaapje-eten-met een door de jaren heen steeds persoonlijker verhaal aan tafel getriggered door een goed boek. Je begrijpt eigenlijk niet waarom al die andere mensen dit niet doen.

Af en toe moet er wat geklommen worden, ook wat langere stukken. Ik blijf rustig achteraan bij Maurits, want dit is een Hersteldag. Niet er volop inknallen en kijken hoe ver je komt (een beproefde techniek), nee inhouden, ontspannen en lichtjes rijden. Het vraagt enige zelfbeheersing en herinneringen doemen op aan het boek dat we tijdens onze eerste tocht van Maastricht naar Lausanne lazen: the Happiness Hypothesis van Jonathan Haidt. Met de metafoor van de olifant en zijn berijder. De olifant in ons doet wat hij moet doen en de berijder (de stem in ons hoofd) verzint er een verhaal bij en houdt de illusie in stand dat hij de olifant de goede kant op leidt. Af en toe stampt de olifant wat tijdens de beklimmingen vandaag en de berijder moet enorm zn best doen hem te beheersen, want oh ja, dit was een Hersteldag. Maurits heeft het zwaar maar trapt onverstoorbaar door. Afzien is een echte kunst en Maurits kan het als geen ander. We zwijgen elkaar ondertussen naar boven. Een gouden gevoel, zo verbonden zonder iets te zeggen.

Het blijkt een perfecte Hersteldag. Eigenlijk nergens last van, ik ben weer deel van de groep, ik fiets weer. De olifant is ook herstelt en knalt aan het eind van de dag nog eens een paar keer een klein hellinkje op. Daar heeft de berijder niet van terug. Hij pruttelt wat in zichzelf over ‘onderdeel van het herstel’ maar de olifant laat het allemaal koud. De berijder voegt zich naar de olifant, zoals Haidt ons 13 jaar geleden al voorhield. De rest is en blijft illusie.

Deux Chevaux doe je zo

Cazilhac, 2 juni, Fred

Deux Chevaux doe je zo

Mijn jongere broer had er één: een ‘eend’. Of hoestbui of wielen genaamd. Het principe was eenvoud, mobiliteit. Iedereen een auto. Mens en machine. Niet per se een gelukkig huwelijk. Zo voelde het vandaag op weg tussen Béziers en Cazilhac: een haperende machine. U, lezer, denkt natuurlijk dat wij de eeuwige jeugd vertegenwoordigen, dat leeftijd ons niet raakt. En terecht: we zijn door godenzonen, of beter, zonen van de Galliërs uit dat kleine dorpje, vol wonderlijke kracht. Allemaal in de ketel met toverdrank gevallen. Zo zijn wij, in alle bescheidenheid. Het steekt dan ook dat het middel begint uit te werken. De hapering, meer is het niet, trok door het peloton vandaag. We leken warempel wel de horde Deux Chevaux die we onderweg tegenkwamen. Een bedrijfsuitje met speurtocht, dat de omgeving van Caussiniojouls onveilig maakte. Ook onze ‘machine’ haperde. Onze snelheid was navenant. Met knalpot Maurits, die achterin het peloton zijn raspende hoest laat horen, als van een startende 2CV. Griep. Het lijf aangetast. En dan Jaap, van wie de bougies onregelmatig vonkten. Ritmestoornissen. ‘Ik verzuur alleen maar’. ANWB bellen dus. Met deze mechanische problemen waren we er niet. De Eend had als eerste radiaalbanden. Onno heeft ook mooie banden, met dito spaken. Maar reed wel lek. De groep ontpopte zich als wegenwacht. Dan heb je alles gehad, maar het piept en kraakt. Bij Jaap rammelt er iets, zoals alles aan een eend rammelt. De navigatiehouder is kapot, maar de goeie sleutel kunnen we niet vinden. U denkt, wat zijn dit voor anti-helden? De Deux Chevaux wat te repareren met twee schroevendraaiers en drie sleutels! En dan begint het te lekken. Vanuit de hemel. Dikke druppels lekken door het dak. Was het erg? Nee, vandaag was een frans dagje. Het feest en de vrijheid van de 2CV werden gevierd. We accepteerden grootmoedig de ongemakken en pech. Fietsen4Fietsen is een groep Deux Chevaux’s op twee wielen. Het principe van eenvoud en mobiliteit maakt nog steeds gelukkig. VRoemmm!!