RSS feed
2019

Geen categorie

Fietsen door Krakow, 8 juni, door jaap

Krakow, eindtocht van onze reis dit jaar. De laatste etappe was een feest, nog een paar keer klimmen. Het begint met te bevallen, ik kan goed doortrappen. Zo goed dat ik, met Fred in mn wiel, hard rechtdoor omhoog rijd waar we linksaf hadden gemoeten. Ik zit heerlijk hard omhoog te fietsen, een mooi tempo zonder dat ik moe wordt. Fred voelt zich niet top en moet passen. Ik knal door omhoog, de mooie weg reikt zover ik kan zien voor me omhoog in het glooiende landschap. Pas na een kilometer of 3, 4 zie ik op mn Garmin dat Noud heeft gebeld. Dat is doorgaans slecht nieuws. En ja hoor, we zitten verkeerd. De heren zitten beneden bij een benzinestation. Fantastisch geklommen, de verkeerde kant op, telt niet. We krijgen er gratis een mooie afdaling van evenzovele kilometers voor terug. Bij de afslag gaat ook de goede weg gelukkig omhoog en ik trap even hard door. Dat voelt goed op de laatste dag. De anderen geloven het wel, ik voel geen strijd in de buurt. En zo tokkel ik vrolijk naar boven. Vandaar gaat het met het peloton op en neer naar Krakow. Op een grote snelweg fietsen we de stad in. Er blijkt een fietspad naast de snelweg te liggen en na enig soebatten nemen we dat maar. Een traktatie op Poolse verkeersmores, op het fietspad snelt iedereen links en rechts van elkaar. Voetgangers lopen aan alle kanten, er lijken geen regels of ze worden allom genegeerd. Er lijkt ook niet een ingesleten uitwijk reflex zoals we die in Nederland kennen. Als je een (race) fietser achter je hoort, al dan niet geholpen door bel of geschreeuw, vluchten voetgangers in Nederland standaard naar rechts. Bijna altijd dan, gaat wel eens fout, maar niet vaak. Hier niet. Men gaat naar links, blijft staan om om te kijken waar die herrie vandaan komt, probeert de weg nog wat nadrukkelijker te blokkeren. Hoe meer we de stad in komen, hoe groter de chaos. Af en toe tekent zich 50 m fietspad af, naast de tramrails of er precies op, dat vervolgens plotseling overgaat in een voetgangersgebied. Het grote plein in de oude stad voelt als een bevrijding, van de chaos maar bovenal: we zijn er!! Op een terras slaan we de aangezwollen toeristenstroom ietwat mistroostig aan, wat is het vol en druk. Sic gloria Europeae transit. Hier komt geen cruiseship aan en toch is het bomvol. Niettemin overheerst het goede gevoel: 1050 km gefietst, geen enkel ongeluk opnieuw, alles goed gegaan, fantastisch fietsen, nauwelijks slecht weer, een stukje Europa ontdekt, 8 dagen met de makkers fladderen en mooie gesprekken aan tafel. Ben, onze markante begeleider die naadloos in de groep past, stelt voor om morgen nog maar eens een fietstocht door Krakow te maken, met een Nederlands sprekende gids. We kijken wat meewarig, nog een keer fietsen? We hebben zin in op een terrasje rondhangen, gelukkig verveeld omdat we niets meer hoeven. Onze nothing-box wordt nog verder leeggeschept, Ook het fietsen wordt eruit gedonderd. Een zalig moment van leegte. Maar nee, Ben krijgt ons weer op de fiets. Met een groep jonge vrouwen uit Tilburg die hun jaarlijkse weekend uit hebben trekken we door de stad, aangespoord door een enthousiaste Poolse gids Claudia. Ze vertelt honderduit over Krakow, over wat we zien. We rollen langzaam door de stad, het verkeer geknoei van alles door elkaar voelt beter aan met deze snelheid. We komen bij het kasteel van Krakow waar Hans Frank, de gouverneur generaal van het door de Nazi’s bezette Polen zetelde. We lazen uitgebreid over hem in het boek East West Street, over zijn zoon die in het reine moet komen met wat zijn vader op zijn geweten had. Frank wilde Krakow de zuiverste stad van Polen maken, dat wil zeggen, zo veel mogelijk gezuiverd van Joden. We fietsen over het plein van de ghetto-helden, waar 68.000 Joden door de Nazi’s zijn doodgeschoten (“afgeschoten”, zegt Claudia, een woord dat wij niet gebruiken maar de werkelijkheid nog gruwelijker onder woorden brengt) of op transport gezet naar kampen. Er wonen nu nog 200 Joden in Krakow. We fietsen door naar de fabriek van Schindler, waar hij 1100 Joden redde door ze in zijn fabriek te werk te stellen, ook nadat ze naar een kamp een paar kilometer buiten de stad werden afgevoerd. Hij haalde zelfs 300 vrouwen uit Auschwitz terug die daar per ongeluk naar toegebracht waren. Bij de ingang hangen foto’s van de mensen die hij heeft gered. Zo krijgt fietsen door Krakow een heel andere lading. We zijn weer stil zoals we begonnen, onder de indruk van de heftige onmenselijkheid die hier woedde in de oorlog. Wat knaagt is dat het hier vandaag meer lijkt op een toeristenattractie, een verhaal over lang vervlogen tijden waar we fietsend, steppend, wandelend aan voorbij trekken. Het bevreemdt. Maar misschien is dat beter dan helemaal geen herinnering meer hebben aan die aller zwartste tijd. We gaan het jubileum jaar in van 75 jaar bevrijding. Laten we ons maar zoveel en zo vaak mogelijk herinneren, om ons te wapenen tegen het morele verval dat door boreale utopieen wordt aangekondigd.

Gevoel. 5 juni, door Fred

Gevoel. Het is geen mannenwoord. Dat zeg ik niet vanuit een soort hovaardigheid, maar het blijft ingewikkeld om met een groep mannen over gevoel te praten. Zo niet bij ons F4F-gezelschap. Wij weten het zelfs zo te plooien – we blijven mannen – dat het ook over ‘fietsen met gevoel’ gaat. Voor u uw laptop of computer afsluit, het is ècht een thema. Fietsen met gevoel is zelfs te leren!. U kon bij Jaap lezen hoe we relatieve nieuweling Simon moesten leren hoe je met gevoel een peloton aanvoert, opdat je niet steeds verbaasd tot de conclusie komt dat je wéér alleen rijdt. Dat je niet alleen kracht moet terugnemen, of juist moet aanzetten op momenten dat je bijvoorbeeld daalt, maar ook dat je ‘de groep moet voelen’. Iets wat ook Onno, Peter en ikzelf nog wel als aandachtspunt hebben. Het is eigenlijk intuïtie. Ik ben namelijk wel een fan. Je rijdt voorop, en hoort je makkers achter je. Een vermoeden van een rij wielrenners die zich moeten aanpassen aan jouw snelheid, stuurmanskunst en ‘gevoel’. Het is dansen zonder partner, maar op wielen. Met wat profs doen in een ploegentijdrit als absolute hoogmis van het rijden in een groep. Vandaag ging het over ‘op gevoel klimmen’ dat beter zou zijn dan met de tegenwoordige gadgetmetertjes. Cornelis en zeker Noud maken daarvoor beperkt gebruik van hun metertjes. Jaap enigszins, maar ook hij geeft de voorkeur aan het goed aanvoelen wat je moet doen en niet moet doen. Wanneer je gas moet terugnemen of juist versnellen. Zelf fiets ik ook met zo’n vermaledijde Garmin op mijn stuur. Snelheid, hartslag, stijgingspercentage, alles is afleesbaar. En toch weet ik, voel ik zelf meestal hoe de vlag erbij hangt. Je ademhaling, het zuur in de benen, de pijn in je spieren, de onrust of helderheid in je hoofd, al deze dingen maken dat ik uiteindelijk op gevoel inschat dat ik op koers zit. Dat ik het ga halen, soms op mijn gemak, soms als uiterste inspanning, waarbij je soms ineens besluit vol te gaan. Als bij toverslag. Vanmorgen in alle vroegte en heerlijk weer begonnen we vanuit hotel Golden Eagle aan een klim in het gebied van Stravnické vrchy, u weet wel. De aanloop vanaf Levice was al mooi, maar de beklimming sloeg alles. Prachtig groen, bos, doorkijkjes, vogels, planten. Dan juicht het in je hart, alles lokt en roept. Je denkt aan van alles, tot aan symfonieën toe. Je wil je geluk wel uitschreeuwen en denkt niet aan hard fietsen, maar gewoon op tempo dit alles naar binnen zuigen. Tot deze idylle – die al wel een beetje op de hielen werd gezeten door het  lichamelijk ongemak van de inspanning – wreed werd onderbroken door houtvesters, met motorzagen. Een contrapunt, zeg maar. Toen we onze weg vervolgden ging ik weer op zoek naar dat heerlijke gevoel. Maar in plaats van daartoe mijn gevoel te volgen, ging ik steeds harder fietsen. Sterker nog, op mijn Garmin verschenen kritische waarden. Zo bleven alleen Simon en ik als hijgende postpaarden over, op het prachtige asfalt naar een vermoedde top die ergens moest liggen. Simon gelooft niet in metertjes, rijdt op gevoel en doet dat niet ‘met mate’. We monsterden elkaar, zonder dat expliciet te maken. Zo gaat dat. Tussen het hijgen door vielen halve zinnen, of alleen woordjes. Je raakt dan langzaam aan niet alleen een beetje los van elkaar, maar ook van de bekoring van de berg. Bij mezelf merkte ik niets meer van symfonie, meer iets van hardrock of heavy metal. Op zoek naar het gevoel niet meer te kunnen verbaasde ik mezelf echter…door nog steeds wel te kunnen. Soms lukt dat. Door en door en door. Op de top van mijn kunnen is overigens niet op de top van mijn gevoel. Tot ik eindelijk boven was en in een bocht neerstreek, zwetend, ademend, maar zó voldaan. De hartslag daalde snel, het landschap begon weer te stralen en ik zag dat het goed was. En toch was er ook dat ‘normale’ prestatiegevoel – is dat wel gevoel? Eerste boven, al was het natuurlijk geen wedstrijd, toch?. Toen mijn klimcompagnon een paar minuten later naast mij remde zag ik de verbazing: ‘wat heb jij geslikt?’. Niets. Maar ook: niets mannelijks is mij vreemd: het was een heel basaal gevoel dat mij dreef. Winnen. Niets meer, niets minder. Dàt gevoel. 

Chinaglens, 31 mei, door Fred


Wij van F4F kennen geen grenzen, maar vandaag wel. Wij gaan dwars door Europa en trekken ons van geen grens wat aan. De fiets is tenslotte het meest universele vervoersmiddel dat er bestaat. Het meest humane ook. Dus toen wij uit de barokke truttigheid van Salzburg vertrokken waren wij zo gezegd universeel en humaan. En kwetsbaar, dus. Al fietsend over de brug baden wij ons niettemin schaamteloos in die herkenbare sympathie en bewondering van de toeschouwer, die zelf is overgeleverd aan toeristisch klatergoud, of is gevangen in wafel- of Nutella-dampen. ‘De leegheid van die levens schokt me’, is het bekende Tim Krabbé citaat, dat alleen voor een renner als waarneming volstrekt begrijpelijk is.
Wij oogsten overigens alleen bewonderende blikken. De oogopslagen van hen die dit ook willen, of hadden gewild. Maar niet konden, of durfden. Dat is de confabulatie van de renner, want velen observeren ons vol afschuw, en niet alleen vanwege snelheid en fietsgedrag: ‘gekken!, idioten!, uitslovers!, of erger. Vanuit een andere wereld schrijven Jaap en ik echter de blijde boodschap van het fietsen met F4F, ieder jaar, ieder jaar weer blogjes (voor weer een boek, de vorige twee had u al bij bol.com gekocht toch?). Wat een genot! Alles doordesemd van die liefde voor de fiets. En van het avontuur om over grenzen te gaan.
En zo raasden wij na Salzburg door de vallei met toverachtige namen als Fuschl Am See, Sankt Wolfgang im Salzkammergut, Bad Ischl en Aussee. En bij Aussee ging het dus mis. Wij snelden naast een weg over één van de linke fietspaden. Verderop stond een bus. Over de rug van Onno heen zag ik mensen oversteken. Het leken parachutisten die net geland waren: gedesoriënteerd om zich heen kijkend. Toeristen! In het bijzonder: Chinezen. Met camera’s en mobieltjes de wonderen van Europa vastleggend. Gedropt in een Oostenrijks dorpje met een meer. Volstrekt in hun wereld.
Een fractie van een seconde flitste het beeld van een oud TV-programma Poets – u weet wel, met de verborgen camera – door mij heen. Een Chinees met een fiets (!) in een bos, de weg kwijt. Verbaasde maar hulpvaardige omstanders vragend: ‘Chinaglens? Chinaglens?’ Ondertussen van links naar rechts wijzend. Dat was veertig jaar geleden. Nu was er gevaar! We belden en brulden deze kluwen Chinezen-zonder-fiets tot de orde. Niks te Chinagrens! Oppassen, wegwezen van het fietspad. Huawei-spionnen! Duizend bommen en granaten, Bashi-Bezoeks! (geleend uit Kuifje in China). De totale verschrikking, verbijstering op die gezichten. Alsof ze op safari plots werden overvallen door olifanten, in dit geval natuurlijk gazellen.
Enfin, zo’n vaart liep het niet. En wij waren ook geen Kaptein Haddocks op de fiets. Nee, wij zijn beschaafde fietsers, niettemin verrast door de vervreemdende ervaring van een groep Chinezen op een fietspad ergens in Oostenrijk, die ons daar collectief in de weg stonden. Er zijn natuurlijk grenzen. En wij zijn weer op weg. Heerlijk!

Kokos, 31 mei, door Jaap

De kop is eraf, F4F is weer onderweg. Een koude start vanmorgen in Salzburg, 11 graden, de mouwtjes aan bij onze dunne nieuwe shirts. En de jackies mee, want de buienradar laat regen in de buurt zien. Het plezier is groter dan de zorg om het weer en daar gaan we, fluitend door de stad waar we twee jaar geleden eindigden. Buiten de stad gaat het al snel omhoog, langs een grote weg met veel verkeer. Af en toe een stukje fietspad maar veel ook op de rijweg, waar auto’s, vrachtwagens en motoren ons voorbijscheuren. Wennen aan het gedender, dat iedere fietservaring wegvaagt. Dan maar van de weg af, een boerenweggetje dat nogal stevig omhoog gaat. ‘Dit vind ik maar niks” zegt Peter, een verhelderend commentaar. ‘Gewoon doorzetten op de weg en niet steeds die stukjes omhoog langs de weg, we moeten nog 1.000 km mannen.’ Maurits, altijd al van de onverwachte fiestpaden en doorsteekjes, gaat toch voorop. ‘Nou een keer dan, maar dat is het dan ook’ verklaart Peter, een herhaling van de Povlakte in 2017 wordt in de kiem gesmoord. Het blijkt een mooi paadje dat zelfs na een kort stukje omhoog, steil naar beneden gaat. Daar komen we allemaal goed weg. Een lekke band van Fred luidt na 45 km de koffie in, in Strobl. Buiten voor een konditorei, nog steeds wat koud maar de Kuchen smaken goed. Om nog wat bij te sterken voor de klim die komt eet ik nog maar eens een kokos-reep, heerlijk. Mn favoriete smaak, kokos. Op mn 8e mn eerste kokosijsje gegeten op Langeland in Denemarken sindsdien voor het leven verkocht. Mn vingers ruiken nog wat naar kokos en ik lik ze af. BILLENVET!!!! Ook van kokosgeur voorzien dit keer. Waarom zou dat in vredesnaam zijn, billenvet naar kokos laten ruiken? Er doemen beelden op die het fietsen niet bevorderen. Het smaakt in ieder geval niet naar kokos, weet ik nu, het smaakt bitter, blijkt, nogal. Deze bijzondere ervaring leidt enigszins af van het vooruitzicht van de klim die eraan komt. Een stevige, gemiddeld 9% over 7 km. Simon rijdt droestig voorop, ijzersterk dit jaar. Het snode plan om hem er direct de eerste klim af te rijden zodat ik de rest van de week kan ontspannen valt al na 200 m in duigen. Bijtend omhoog. T gaat best, maar t vraagt ook wat. Heb sinds vorig jaar een hartslag meter in mn apparaatje en dat behoedt voor overmoedig fietsen. Jammer eigenlijk. Onno volgt Simon sterk, Fred daar achter. Ik ben nog verder achter maar zet aan. Wat gaat dat hart te keer, zou het ook zo hard zijn gegaan zijn al die keren dat ik mn hartslag niet kende? Als een boom in het bos omvalt en er is niemand in de buurt die het hoort, maakt het dan geluid? Smaakt billenvet naar kokos als je het niet proeft? Bestaat iets alleen als het waargenomen wordt? Deze metafysische twijfel over het niet-waargenomen bestaan geeft me extra energie om naar het wiel van Fred te rijden. Wat een heerlijke klim, ik neem het waar dus het bestaat.

24 augustus, Moeder Aarde, door Fred

Je zou het bijna vergeten dat we al bijna drie maanden over Moeder Aarde fietsen. Bijna, want ze heeft zich niet alleen getoond in al haar pracht, maar van zich laten horen en voelen. De oerkracht die altijd verwondering, bewondering en bescheidenheid oproept. Zoals gisteren, bij terugkomst in onze B&B in Taormina. Onze gloednieuwe ‘Etna’-shirtjes – gekocht in een hilarische bui –  nog vers in een tasje, wandelen we het dakterras op. Daar zit onze gastvrouw met een verrekijker. Ze wijst op een oranje gloed. ‘Etna is active’. Na 18 maanden een eruptie.

 

Eenvoud

Het begrip Moeder Aarde heeft een koesterende lading. Ze creëert leven, zorgt en corrigeert ijdele mensen. Daarbij moet ik altijd denken aan Gustave Flaubert, die na een hevige hagelbui schaterlacht over de wraak van de natuur – niet echt Moeder Aarde, maar alá – en de menselijke zelfoverschatting. Dat is niet per se waar ik aan denk. Wel ook aan de moeder die zorgt dat ze er steeds, ondanks alles, goed uit probeert te zien. Ze wast, smeert en kleedt om zichzelf en anderen te behagen. In de ruwe helderheid van het arctisch gebied was dat evident. De aarde plooit, kleurt en omspoelt zich daar op weergaloze wijze. Als je op de Noordkaap staat en tuurt in de richting van de Noordpool – de arme, slinkende Noordpool – weet je in één klap hoe zwaar ze het heeft en tegelijkertijd hoe krachtig ze is. Dat klif, die bergen die daar de immense oceaan aangrijnzen. En wat een oppervlakte, huid, ze daarna toonde in en onder het arctische. Het bergland van de hoogvlakte van de fjell tussen Skaidi en Alta, een desolate, kale hoogvlakte – waar de storm de sneeuw horizontaal deed ‘vallen’- de machtige hoge Lyngen Alpen, en de fijnzinniger Senja-archipel. Op dat laatste is moeder aarde bijna frivool, met baaien waar Toon Hermans van de weeromstuit ‘Mediterranée, zo blauw, zo blauw’ zou zingen. Waar we ook, wat ik maar ‘een walvisberg’ noem zien, die door de weerspiegeling in het gladde, koude, heldere water lag te dobberen. Noord-Noorwegen, met zijn ruwe ‘tenen’ van vasteland met daartussen het heldere, blauwe water van de fjorden, met dat noordelijke licht; je voelt je hier overrompeld door maat, schoonheid en tijd. Zeker op een fietsje van 12, 13 kilo. Noorwegen was Moeder Aarde op haar best. We hebben ons daar nooit ongemakkelijk, onveilig of ongewenst gevoeld. Integendeel. Terug naar jezelf, oer, eenvoud.

Schok

Heel veel kilometers later zitten we begin augustus in onze kamer aan de Adriatische kust. Na de ellenlange fietstocht langs de toeristische kust aldaar, waan je je heel ver van moeder aarde, van de natuur, eigenlijk van alles wat jezelf plaatst in een zuivere context. Het autovrije centro storico van vestingstadje Termoli ligt op een klein schiereilandje, is mooi, toeristiek in orde en heeft een prachtige middeleeuwse basilica. Ons kamertje kijkt uit over een pleintje waar ’s avonds – het is de avond voor de Nationale feestdag – word geflaneerd, gepraat en – vooral – geconsumeerd. En dan – plots – neemt Moeder Aarde de regie over. Jaap en ik zitten na een copieuze maaltijd wat te schrijven. Een schok. We kijken elkaar aan. Nog een schok. Het huis beweegt, wordt machteloos even heen en weer geduwd. Het feest op het plein is pardoes ten einde. Stilte. Ik zie op het plein de mannen – gek genoeg alleen mannen – opstaan, met hun armen gespreid of ze hun evenwicht houden. Stilte. Moeder aarde, wat doet ze? Ze doet even niks meer, een beetje naschokken. De aardbeving telt 4.6 op de schaal van Richter. (ik lees later:  veroorzaakt door een aardschol die op het Appenijnse massief stoot. Zoiets). Hoe dan ook, Moeder Aarde suggereert hier geen veiligheid maar aanwezigheid. En het was even, heel even, toch ongemakkelijk. ‘Wat is dit nou?’, denkt het alerte brein. Een fractie van een seconde dacht ik ons trapje naar het plein te nemen. Tot ik door het raam zag dat de mannen met de gespreide armen weer gingen zitten, het gesprek hervatten en het glas pakten. Een code voor: het is over.

Spuwend

En nu zitten we dan op het mooie, nog toeristischer Taormina, met zijn Griekse arena, zijn tempels en wirwar van smalle straatjes, waar de commercie floreert. In die kermis kopen Jaap en ik twee wielershirts. We zijn al enige tijd op zoek naar gekke Italiaanse wielershirts. We vinden er twee met de Etna erop. Een witte en een rode. De vulkaan hebben wij niet gezien. Die was bij aankomst in wolken gehuld. Als we na het diner in ons B&B Belvedere House (!) aankomen zit onze gastvrouw op het immense terras. Om haar nek een verrekijker. ‘I made a special fire for you’. Ze wijst op de Etna en we zien een oranje gloed. ‘Etna is active. You are lucky’. Ik weet van opwinding niet hoe snel mijn gsm en verrekijker in handen te krijgen. Het is echt zo! Een heuse ‘notte di fuoco’ na 18 maanden relatieve Etna-rust. Precies op de dag dat wij aankomen! Na de schok van Termoli grapten wij er over. Nu doet ze het. Moeder Aarde spuugt iets van haar sputum uit over de flanken van deze grootste actieve vulkaan van Europa. En wij zien het. Met de kijker voor de ogen zie ik het magma uit het binnenste omhoog spuiten en tegelijkertijd hoe een trage oranje streep de gloed van de vloeiende lava op de vulkaantop weergeeft. Bijna op het eind van de tocht laat Moeder Aarde iets van háár binnenste zien. Niet eens dreigend – hoe spannend het er ook uit ziet – maar eerder nadrukkelijk en onmiskenbaar. Hier maak ik jullie aarde. Hier bereid ik nieuwe vruchtbare grond. Zie wat ik doe en doe daar wat mee! En misschien ook: hier walg ik van jullie arrogantie, onverschilligheid, domheid. Althans, iemand als Flaubert zou dat onmiddellijk en met veel literaire ketelmuziek beweren. Dat krijgen jullie er nou van!

Zachtmoedig

Gelukkig is Moeder Aarde hier zachtmoediger. Het is een echte uitbarsting, maar een gematigde. ‘Geen gevaar, geen angst voor de bevolking’ schrijft La Stampa ‘Solo la “normalitá” del vulcano attivo più alto d’Europa’. Wij zijn niettemin enorm opgewonden, zitten uren vanuit onze plastic tuinstoelen met onze verrekijkers te koekeloeren naar het fenomeen vulkanisme, eruptie, magma, lava, Etna. Ik voel meer dan ooit tijdens deze reis bescheidenheid. En ook enorm plezier om wat Moeder Aarde ons bij toeval toont, laat voelen en ervaren.

Aarde is wijsheid. Niets meer, niets minder (vrij naar Jorge Guillèn).

19 augstus, Verval, door Jaap

Vandaag een prachtige etappe van Potenza naar een mooie agriturismo boerderij voorbij Casalbuono. Het oude centrum van Potenza ligt op een heuvel, daar bivakeerden wij met een rustdag van volledig dolce far niente gister. Om die heuvel ligt een geweldige spaghettibrij van wegen en weggetjes. Op goed geluk en een beetje richtinggevoel banen we ons een weg. Als we een hoek omslaan opent zich een prachtig vergezicht van groene dalen en her en der, van een afstand net als een klodder vla op de top van een heuvel een gelig dorpje gedrapeerd. De spaghetti is spontaan vergeten, we geven ons over aan de prachtige omgeving. We klimmen en dalen, het is niet heet maar aangenaam warm, de zon doet ons vandaag goed en we hebben een geweldige fietsdag. We proberen te lunchen in een Rosticceria die warme maaltijden zou moeten serveren, maar als we daarnaar vragen is het antwoord: Oggi no, vandaag niet. Onze eerdere Monty Python ervaringen leren ons niet te vragen naar wat ze wel hebben, we wijzen gewoon een gevulde croisant, een reepje en een magnum classic aan. Ik weet niet wat Parmenides hier over zei, maar als je iets kunt zien bestaat het, en dat blijkt tenminste hier een ware uitspraak. Na deze verkwikkende lunch, slaat de afgrijselijke lelijkheid van wat hier is gebouwd weer toe. Ze hebben er echt hun best op gedaan, zo lijkt het. Zo lelijk krijg je echt niet van zelf. Veel is vervallen voordat het afgebouwd is. Verlaten huizen, wegen en bruggen in verval, af en toe ook een viaduct over een weg dat van nergens naar nergens gaat, er valt moeilijk aan te ontkomen. We kijken ook anders naar de aarbeiden-vanille-vla-geel-rode dorpjes die zo mooi ver op die heuvels liggen, maar van dichtbij ook niet om aan te zien zijn. We fietsen maar in een strak tempo door het dal en in een verfrissende onweersbui eindigen we in een agriturismo-achtige boerderij. Een grote eetzaal en boven simpele kamers. Ik zit nu in de eetzaal, tegenover me aan het eind van de zaal een grote Italiaanse familie die een lange en langzame zondagmiddagmaaltijd nuttigt en op een meter of vier naast me staat een TV klassieke Italiaanse zondagmiddag pulp over me uit te strooien. Veel muziek, applaus en meezingen. Ik hoor ineens Umberto Tozzi. Ik kijk op en zie een halfkale grijsaard enthousiast het liedje Gloria zingen dat hij in 1979 uitbracht. Dat zongen onze Italiaanse vrienden vrolijk mee in Recanati toen ik daar in 1986 was voor een huwelijk. Het houdt niet op met Tozzi, een hele serie artiesten van toen die nog even enthousiast hun oude liedjes zingen. Daar is ineens Alan Parsons, van The Year of the Cat, keurig geknipte grijze man met een stralende onderkin. Rafaella Carra komt zelfs langs, A far l’amore commincia tu, weet u nog? En het Italiaanse publiek deint vrolijk klappend mee op de tribune. Man- en vrouwmoedig, of moeten we tegenwoordig genderneutraal mensmoedig zeggen?, slaan de artiesten zich door hun verleden heen. Of zingen ze nog steeds in het verleden? Is hun heden nooit verder gekomen dan hun succes van zo’n dertig, veertig jaar geleden? Hoe zit dat met Fred en mij, grijzende, gerimpelde maar overigens nog redelijk fitte fietsers? Houden wij ook aan iets vast wat eigenlijk allang achter ons ligt? Dertig jaar geleden trok ik sprintjes op een atletiekbaan. We racen deze zomer niet maar houden een keurig herentempo aan, al 5600 km lang. We hebben ons aangepast zou je zeggen, het oude repertoire vervangen door passend nieuw materiaal. Het voelt allemaal gezond zelfs. Het stelpt in ieder geval het verval in onszelf, althans dat denken we. Waarschijnlijk niet anders dan de stroom artiesten die langs komt op TV. Met de woorden van William James: Believe that you can stop the decay and your believe will help create the fact. Gold dat ook maar voor de Italiaanse infrastructuur.

16 augustus, In een Speelfilm, door Jaap

Het is half drie s nachts en ik word draaiend en gedesorienteerd wakker. Waar ben ik, wat doe ik hier? Als een waterval klateren allerlei beelden mn bewustzijn binnen. Van de fietstocht gister, van het stadje Lucera s avonds, als de hele stad Maria Tenhemelopneming viert en flaneert over het plein voor de basiliek onder felle groen, blauw en witte feestverlichting. Ik zit op een terras en het voelt alsof ik in een set van een speelfilm rondloop waar ik zelf geen rol in speel. Alles trekt zich aan me voorbij, het hele Italiaanse volksleven waar ik geen deel van uitmaak. Op het plein is het hele stadje uitgelopen voor het feest, een grote flaneerpartij van mensen, oudjes die elkaar groeten en aanspreken en hartelijk zoenen, sommigen onvoorstelbaar klein, oudere stellen in hun zondagse goed, de man soms met een stropdas uit de jaren zeventig, de enige ooit aangeschaft en uit de kast gehaald bij begrafenissen en andere partijen, groepen jongeren die opzichtig flaneren en opgewonden zichzelf willen laten  zien en anderen willen bekijken, kinderen die even los van de ouders mogen die een praatje maken, de kleinste kinderen tot s avonds laat meegezeuld in kinderwagen of op de arm. De basiliek lijkt een middelpunt, alle deuren open. Wij gaan ook naar binnen, er is geen dienst maar iedereen haalt als het hem of haar uitkomt wat zegen op en vertrekt dan weer naar het plein. Als we gegeten hebben zet in een evenfel verlichte muziekkapel een jazzband een onwerkelijk concert in, met een flamboyante en kwetsbare jonge zangeres die op de avond van haar leven staat te stralen en alles uit de kast haalt. Langs de kant zitten op plastic stoeltjes de oudjes van de stad, keurig op een rij en naast elkaar. Het ziet er uit alsof ze er elk jaar zitten, ongeacht wat er gespeeld wordt. “Vorig jaar was beter” hoor je het ene oude besje tegen het andere zeggen.

Het gevoel van een in speelfilm beland te zijn was al eerder begonnen. De oneindige lelijke drukte langs de Adriatische kust waar we ons een paar dagen doorheen hebben geworsteld en waar Fred al over schreef. Gisterochtend het instorten van de Morandi brug in Genua en het onmiddellijke elkaar de schuld geven door politici (en Europa de schuld geven ook: als Europa niet zulke strenge begrotingsregels stelde konden wij onze infrastructuur op orde houden). En tegen middernacht een aardbeving meemaken in Termoli, het huis waarin we zaten letterlijk voelen schudden en glijden haast. De tocht naar Lucera waar we langs de kant alleen maar rotzooi zien, iedereen flikkert alles maar weg. Soms zie je zulke grote stapels dat je denkt dat huisvuil dat is opgehaald hier gewoon langs de weg wordt gedumpt. We rijden een stuk over de SS 16 en zien ineens om de paar honderd meter hoeren langs de weg flaneren. S ochtends gebracht en s avonds pas thuis komen als je wat verdiend  De meesten gunnen ons geen blik, we zien er niet uit als klandizie. Het kan allemaal niet waar zijn denk je. Dit is dus ook Italie, meer en meer hoe zuidelijker we komen. Bestaat dit echt, denken we als we door deze fatale en laveloze bende rijden waar niemand zich kennelijk voor verantwoordelijk voelt en vervolgens s avonds het theater op het plein in Lucera meemaken van het leven in een klein stadje waar iedereen elkaar kent, een betrokken sociale gemeenschap? Is dit toch niet een speelfilm en niet echt? En de vervolgvraag waar filosofen eeuwen over twisten, bestaat het allemaal niet als wij er niet doorheen fietsen en waarnemen? Of nog erger, de omgekeerde vraag die mijn partner Erik me aan de telefoon stelde, in Zweden was het: Besta jij eigenlijk wel? Hij had over Parmenides gelezen, de griekse filosoof die nog voor Socrates als rationalist de wereld probeerde te begrijpen. Het Zijn is volgens Parmenides ruimtelijk, er is geen lege ruimte mogelijk en dus ook geen beweging, want als een voorwerp zich ergens heen zou bewegen zou daar eerst een lege ruimte (een niet-zijn) moeten zijn en dat bestaat niet. Dus fietsers bestaan niet, hield Erik me voor. Ik heb zijn opmerking wekenlang verdrongen, het was existentieel bedreigend. Maar nu komt het binnen. De Italiaanse broddelwereld bestaat wel, zij vult de ruimte hier tomeloos. Alleen wij bestaan niet die er doorheen fietsen. Verklaart dat de toenemende vervreemding? We hebben helemaal niet 5400 km inmiddels gefietst, we hebben al deze tijd niet bestaan. Eerst bestonden we niet in Noorwegen, nu niet in Italie. Zo word ik wakker, u begrijpt, dit hakt er even in. Maar al schrijvend kom ik tot de geruststellende ontdekking dat ik in bed lig, ik beweeg niet, dus ik besta wel, nu wel. Iaceo ergo sum, vrij naar Descartes. Met die gedachte probeer ik maar weer wat te slapen, hoe dat morgen op de fiets moet zie ik dan wel weer.

14 augustus, Endoscopia Adriatica, door Fred

Het terrasje in Marina di San Vito is een heerlijk theater. We worden blij van de scenes, de mensen en de enorme levendigheid. Dat geeft troost na twee dagen fietsen langs de Adriatische kust. Vanaf Rimini naar Pescara rijgt een dunne strook lelijkheid, smerigheid en troep zich in een fatale omhelzing met toerisme, als een rioolprop aan elkaar. Verrotting waarin je als fietser soms bijna verzuipt. Koffie dus maar. “De infrastructuur in dit land is totaal verouderd, het hangt met touwtjes aan elkaar’, concluderen wij in onze plastic stoeltjes. Op dat moment weten we niet dat ongeveer tegelijkertijd de brug in Genua instort, met verschrikkelijke gevolgen.

Ecologie

De Adriatische kust is een labyrint voor fietsers. Waar je in Noorwegen, Duitsland en zelfs in Noord-Italië nog verrast wordt door fietswegen, is het hier ieder voor zich en God voor ons allen. Wie probeert langs de zee de ‘lungomare’ te volgen loopt steeds dood op riviermonden – met steevast foeilelijke buizenstelsels over de monding – op fabrieksterreinen, snelwegen, rangeerterreinen, ontoegankelijke strookjes natuur of gewoon op een niet (meer) bestaande weg. Je rijgt daarom maar de doorgaande ‘stradas’ aan elkaar, statales of provinciales, in de hoop dat er een strookje asfalt is waar je niet wordt aangereden door voorbijrazend verkeer. De herrie, de zuidwaarts aanzwellende hoeveelheden huisvuil, het glas op het wegdek, de stinkende kadavers van (huis)dieren en het fraai gescheurde asfalt horen bij de ecologie van deze verkeersjungle.

Cosa stai facendo?

Bij die verkeersjungle hoort dito gedrag. Veel Italianen kunnen niet autorijden. Soit. Veel gevaarlijker zijn de archetypische machos: jong èn oud. In ieder stadje of dorpje kan je ieder moment òf gesneden, òf van rechts ‘weggeduwd’ worden door een auto, die toch echt meent dat ‘la machina’ voor een fiets op een voorrangsweg gaat. ‘Cosa stai facendo?! Handgebaren. Raampje open. ‘Cazzo!’ Stronzo!’. En la vita continua. Van Noorwegen naar Italia neemt de ruimte en het respect voor de fietser navenant af. Zeker in dit soort smerige streken. Je fietst dus alert en soms gestresst verder in iets wat voelt als een goor, gevaarlijk darmstelsel (waarvan de darmflora totaal van slag is). ‘Het lijkt hier wel de endeldarm van Italië’, ontsnapt aan mijn lippen. Ik kom daar op terug.

Roetlaagje

Gisteren en vandaag hadden we ruim meer dan honderd kilometer op het programma staan. In onze naïviteit konden we hier, na Bologna, kilometers maken om naar het puntje van de laars door te stoten, dwars door het mooie Italiaanse binnenland. Door de combinatie van helse hitte, – dagelijks boven de 35 –  en vooral de stank van auto’s en steden, werd ik ook vandaag zelf soms bijna onpasselijk. Al helemaal toen we bij Civitanova Marche achter een vrachtwagen kwamen te rijden, die dwars door de stad een inhoud vervoerde die òf rottend slachtafval betrof, dan wel verrotte etenswaar, of gewoon slachtoffers van de maffia. Hoe dan ook, achter het lawaaiige bakbeest was een zure verrotting in de lucht, waardoor bij wijze van spreken álles acuut verrotte. Wijzelf incluis. Op mijn huid had zich al een minuscuul roetlaagje vastgehecht op de 50+ Ambre Solaire ‘advanced sensitive’. Van al dat verkeer. Als je dan bijna gestikt bent in deze trage, mobiele vuilnisbelt, die zich als een giftige slang langs de kust beweegt, ben je blij als er af en toe ‘een stukje groen’ is. Dan is een stukje klimmen over een groen heuveltje naast een dieselende vrachtwagen werkelijk een frisse neus halen.

Stalingrad

Al overlevend in deze jungle bekruipt je, vermoeid als je bent, de gedachte dat grote delen van deze kust beter kunnen worden weggebuldozerd. Gewoon afbreken en opnieuw beginnen en dan met kwaliteit en duurzaam. Daar moeten deze mensen toch ook gelukkiger van worden? Hopeloos idealisme natuurlijk. De Italiaan heeft zich al neergelegd bij de chaos. En waar te beginnen?  Want ook het vuilnis, de dictatuur van de auto, de perverse energieverspilling in de bouw en de zichtbare en algemene vervuiling van water en natuurgebieden geven geen hoop op een snelle kentering. Geen kantelpunt aan de Italiaanse horizon hier. Dat leert meer dan tweehonderd kilometer fietsen door dit Stalingrad van stedenbouw en toerisme. Dat maakt het ook zo erg: ook als fietstoerist draag je bij aan het instandhouden van dit langgerekte monster Adriatica. En nog erger: die arme Italianen zoeken hier massaal vertier, gevlucht uit hun oververhitte dorpen en steden. Mamma mia! Arme, gewone mensen.

Open Riool

En zo kwamen wij vanmiddag vies en moe aan in het vissersplaatsje Termoli, terwijl een hevig onweer de kust weer een beetje aan het schoonspoelen was. De prachtige burcht op het schiereilandje van Termoli schitterde tegen de donkere lucht . Wij sjokten wat in de regen en zien aan de noordkant het toeristenstrand, met lege stoeltjes in slagorde. Aan de zuidkant zien we het haventje. De zee heeft daar naar de horizon toe gek genoeg drie duidelijk afgebakende kleuren: vooraan grijsbruin, dan licht- en daarna donkerblauw. En maar één geur. Met dit open riool naar de zee hebben we de endeldarm nu ook echt gevonden.

 

P.S.: ’s avonds om 23.48 zitten we op onze kamer aan een levendig pleintje. Tot twee keer toe schudt de aarde. Het plein wordt stil. Mensen staan op. Even later neemt het leven weer zijn beloop. 4,8 op de schaal van Richter, met het epicentrum op 20 km van Termoli mag de feestvreugde niet verstoren.

1 augustus, Doping, door Fred

Geef toe, lezer, als u dit woord leest dan denkt u: wielrennen! Maar vandaag was er tijdens onze Grote Tocht van de Noordkaap naar Malta geen sprake van. En toch iets van doping, of eerder ‘dopen’. Ik moet allereerst bekennen dat ik tussendoor een weekje mijn batterij heb opgeladen – zo heet dat – met mijn lief en dochter te Genua. Het was heerlijk. Schaamteloos laven aan schoonheid, verval, geuren – of beter stank – en kleuren in bizarre, of schitterende combinaties, aan mensen – vooral dat, onbeschrijflijk mooie, lelijke, fascinerende, aandoenlijke mensen – en aan de voor- en achterkant van deze grimmige, levende stad die La Superba heet. Na ons kwartier te hebben gemaakt in Palazzo Grillo slenterden we toeristiek naar de barokke praalheerlijkheid van de opgepoetste paleizen van Via Garibaldi, langs de hoeren die in het al te smalle, donkere steegje Vico Boccanegra (zwarte mond), leunend met hun rode uitdossing tegen de gore kalkmuren je aankijken, als daar al sprake van is. Ik hoorde het zoete Spaans en zag het gulle vlees uit de decollettes gulpen als het ijs van het nabije gelatería di Martina Francesconi, dat uit de coupes steekt en over de randen druipt (ga daar naartoe!), en de verleidelijk bedoelde torenhoge hakken onhandig geprikt in de schots en scheef liggende natuurstenen bestrating van deze zwoele steeg. De hitte. Die zware hitte. Via Garibaldi dus, waar als op bestelling de langharige, besnorde en in grijs gestoken schrijver Ilja Leonard Pfeijffer op een terrasje zat te lezen, terwijl het toeristenleven in al zijn perverse veelkleurigheid aan hem voorbijtrok. U begrijpt, deze in barok sneuvelende zinnen zijn bedoeld om de schrijver van de ode aan Genua, de heerlijke roman getiteld La Superba, tot leven te roepen. En waar was ik? Oh ja, opgeladen dus, niet door het rosse, maar het mediterrane. On top of that hebben we de toerist uitgehangen in Nervi, Camogli en – ook dat nog – San Fruttuoso – wie verzint die Italiaanse namen toch? En na een smartelijk afscheid op de luchthaven van Genua ben ik weer terug op de fiets, dus. Vandaag van Munchen naar Achenkirch in Oostenrijk. En helemaal opgeladen.
Die doping, uds, of dat ‘dopen’. Onderweg gebeurde het dus (ik waarschuw u, ik ga nog even Pfeijferriaans door). Het lukte Jaap en mij zeker niet de goede cadans te vinden, in de hitte, die ’s ochtends op de Bayerischen Rundfunk werd aaangekondigd te pieken op maar liefst 38 graden. Nietsvermoedend sleepten wij ons als fietsslaven in een ijzergieterij richting de Alpen, die als onheilspellende contouren aan de horizon opdoemden. Tot Bad Tölz. Ik verafschuw meestal de anachronisctische truttigheid van dit soort Bads, opgepoetst en ingekleurd als heuse Konditoreikunst. Ook hier was het niet anders. Maar toen wij daarna onze stalen rossen over het zandpad langs de Isar, de Isar!, mochten rijden veranderde dat. Na dit Bad kwam de zegen. De prachtige blauwe stroom, omzoomd door bos en kiezelstrandjes, met af en toe heuse kiezeleilandjes in de rivier, was de betovering voorbij. Woorden schoten tekort. En woorden hadden we niet nodig. Remmen wel. Stop! Van de fietsen af. We haasten ons naar de rivier. En daar kwam dus die doping, waar ik al veel te lang geleden gewag van maakte. De onderdompeling in dit water deed mij ineens het goddelijke van dopen begrijpen. De puurheid, zuiverheid, helderheid en ook frisheid van deze stroom maakte veranderde ons terstond van slaven in ridders van het ros, in prinsen van het witte paard. De nimfen langs de kant, met hun pronte, soms gulle ontblootte borsten maakten het tafereel nog rijker. Op het randje van Arcadia, waar Schlauerhoff over dichtte : ‘Langzaam kleed zij zich uit in het loover, rilt verrukt en verlangt een rover, denkt aan nimfen en aan faunen’ (waarna het niet goed afloopt, maar ook dat gebeurt). Helaas, even verderop verstoorde een oudere man, in zijn naakte trots de betovering. Hij deed mij denken aan het oude nijlpaard Max, die in de betreurenswaardige eenzaamheid van het verstoten mannetje de oevers van de rivier de Zambezi onveilig maakte voor toeristen. Maar goed, er is altijd een contrapunt in een sprookje, zo ook hier. Ik dwaal af. Wij konden daarna, fris en verlost van zwarigheid verder op de fiets. En werkelijk, als verlost hebben we genoten van de Isar, de Walchen, de Achensee en al het andere schoons, dat het voorgeborgte is van de Alpen (in de betekenis van natuurlijke gelukzaligheid uiteraard). Enfin, het is u, die nog niet is afgehaakt, wel duidelijk. We zijn weer vol energie, nee opgeladen, begonnen aan het laatste deel van onze tocht. Er is weer energie voor onzinverhalen. En gedoopt was ik al.

10 juni, Ondertussen in Tromsø, door Jaap

Na een paar dagen in Tromsø vinden Fred en ik soepel onze weg. S ochtends naar het Riso cafe voor ontbijt, waar voormalige Vikings, omgevormd tot zachtmoedige hipsters, voortreffelijke capuccinos met next level barrista kunst serveren en omelette met honing op toast, ja inderdaad. Geen van beide lijken een sterke Noorse oosprong te hebben, we zien heel veel sterke lokale Noorse cultuur, maar dit is er ondertussen ook allemaal in Tromsø. Hoe dan ook, we blijven wat hangen en slenteren dan wat door het centrum. Een bizarre drumband van dames in de overgang (je moet wat, wij gaan fietsen, zij drummen), gevolgd door vreemd uitgedoste groepjes viert iets dat met de roeivereniging te maken heeft. Wat later zien we de groepjes terug in roeiboten die een wedstrijdje uit de haven gaan doen. Er kijken zo’n man of vijftig naar, niet duidelijk is waarom. Na wat boodschappen trek ik me terug voor mn slaapmiddag. Fred maakt mooie plaatjes, zelfs met zon erbij. S Avonds komen we terecht in het Biff Huset aan de kade, waar goed vlees wordt geserveerd, maar vooral heel veel en verschillend bier. Een Zweed die zn orientatie al behoorlijk kwijt is probeert een gesprek aan te gaan maar de woorden willen in het Engels maar niet komen. Soms komt er ineens een woord op dat hij zocht maar dan is de zin waarin het thuis hoorde allang voorbij. Hij is uit Stockholm naar Tromsø gekomen omdat hij zn leven een nieuwe wending moest geven. Hij lijkt lekker op weg. Even later schuiven twee oudere echtparen, of drie mannen en twee vrouwen, er kan hier vast van alles boven de poolcirkel, aan. Een van de mannen heeft een geel briefje mee. Hij legt me uit dat daar de biersoorten op staan die hij gister had, hij krijgt nu een nieuw plankje met vijf kleine glazen verschillende bieren. We vragen hem, zo maar, of Noorwegen deel is van Europa. We fietsen per slot heel Europa door deze zomer, van noord naar zuid. Waar gaat Europa eigenlijk over? Yes ofcourse, zegt de man. Maar onmiddellijk laat hij erop volgen, meer met handgebaren dan met woorden: maar dan wel erg aan de rand. Of misschien: niet helemaal. In ieder geval: op onze eigen manier. Verder komen we niet, het bier is op en het vijftal gaat naar boven om te eten. Wat zou dat zijn, dat deel willen uitmaken van Europa maar toch niet? Noorwegen is geen lid van de EU, twee keer in de jaren zestig stelde Frankrijk een veto (!) en in 1972 en 1994 stemde de bevolking zelf tegen. Noorwegen is wel lid van de Europese Economische Ruimte, heeft toegang tot de interne markt, betaalt daarvoor en neemt alle relevante wetgeving over. Noorwegen is ook een Schengen land. In alles deel van de EU, maar geen lid. Een deal die de Engelsen eigenlijk ook wel willen behalve dat Noorwegen het al heeft en Engeland geen deal wil die een ander al heeft. Wat verklaard dit aan de rand willen staan, een been erin, het ander erbuiten?  Gaat het om een heel basaal gevoel van tribale identiteit vertaald naar een recent fenomeen als nationaliteit?

Vanmorgen in het Poolmuseum krijgen we mogelijk een begin van een verklaring. Wat een bijzonder museum, waar het poolleven dat wordt ontdekt wordt uitgestald. Met Willem Barentsz, die Spitsbergen (Svalbard in het Noors) heeft ontdekt,  met een prachtige kaart uit 1598 die nav zijn reizen is gemaakt (met, jawel, de ‘Noort Caep’ al genoemd). Met natuurlijk Fritjov Nansen en Roald Amundsen, de vermaarde poolreizigers. De onvoorstelbare moed die deze mannen hadden, de hardheid om ellende te verduren (lig ik daar met mn bronchitisje een beetje te zwoegen), de wetenschappelijkheid om te ontdekken en vast te stellen, heel indrukwekkend. En met een grote ruimte gewijd aan de vangst van zeehonden. Als brave Hollanders van de 21e eeuw bekruipt ons een wat ingewikkeld gevoel, ja het was heroisch dat leven in de Noord, maar deze uitgebreide uitleg met foto’s waarom het belangrijk was om de baby zeeleuwtjes binnen vier weken dood te knuppelen omdat de vacht dan nog mooi wit was, is dat nog van deze tijd? Niets van onze gevoeligheden vinden we terug in de tentoonstelling. Wel deze tekst in een Engels folder: “Conditions changed drastically in the 1970s when severe restrictions were imposed by the Norwegian state through the need for hunting licenses and international agreements. Strong conservation lobbies turned the public opinion against sealing in the 1970s and the EEC prohibited the sealskins in 1973.”  De EU heeft de Noren, althans een deel van hen, een way of life afgepakt. Zou dat het zijn? We zullen de komende weken verder vragen, we hebben de tijd. Morgen gelukkig weer fietsen. De heroiek van de poolreizigers duldt geen getreuzel meer!