Megeve, 7 juni, Fred
In Nederland zijn we er klaar mee: met exoten als de Japanse Duizendknoop. Onuitroeibaar. In Nederland wordt wanhopig geexperimenteerd. Hoe krijg je dat spul weg? Weghalen en de grond verbranden is nu de hoop. Dat is Nederland. Nu hier in de Alpen. Op weg vanuit Montaimont naar Megève was het een grote Duizendknoopparade. Hoe gaan ze die oprukkende exoten hier ooit wegkrijgen? Het heeft ook wel wat, die onuitroeibaarheid, dacht ik zo maar, afdalend met 65,3 km/u. Even later, op weg naar Ugine door weer een prachtige ‘gorge’, bedacht ik me dat wij hier ook exoten zijn. Wij fietsers. Oprukkende exoten. Zeker hier in de fraaie Haut Savoie. Streek van monumentale cols. Achter me fiets inmiddels alleen Noud. ‘Noud, is het tempo goed zo?’ ‘Ja, hoor, prima’, hoor ik achter me. We stijgen slechts 3 of 4 procent, slingeren ons over de D1212 door de kloof. Voorbijrazend verkeer. Noud had het zwaar bij de klim naar de top van de Madeleine. Al verder fietsend bedacht ik dat het thema exoot en vervreemding door deze editie2023 heen loopt. We fietsen niet alleen, we reflecteren op ons leven, op onszelf aan de hand van het boek, dit jaar ‘Leven en Lot’ van Grossman (ga dat lezen!). Iedere avond weer iemand. Geen filosofisch of ethisch non-fictie boek dus dit jaar, maar het échte leven, pijnlijk en met mededogen beschreven. Wat opvalt – ik ga niks uit die persoonlijke reflecties weergeven – is dat we onszelf af en toe exoot voelen, niet (meer) op onze plaats. We zijn duidelijk in de overgang, mensen! De één worstelt met de overgang naar de voelbare ouderdom, de ander met de overgang van een baan naar een nieuw vrij of zzp-leven en weer een ander ziet in zijn missie van verbinding zelfs eenzaamheid ontstaan. We worden ‘exoot in ons eigen leven’, of verliezen in ieder geval de wonderlijke vanzelfsprekendheid van het hebben van een baan, een relatie, of een passie. En voordat we het te zwaar maken – ‘gaat-i Noud?’ (hijg-puf-hijg-puf)– zijn we ook aan het vervreemden van ons oude ‘concept’ van fietsen4 fietsen. De oude formule – goed gezelschap, goed boek, goede route, goed doel – heeft zijn volgroeide stadium bereikt. Het piept en kraakt. We zijn op verschillende lagen enorm aan elkaar gehecht geraakt. Maar dit jaar is er niet per se een goed doel. En de route…. die moet anders. ‘Effe stoppen, Fred, even in de schaduw’, hoor ik achter me. (We zitten kort, zien Onno en Cornelis aan komen zwoegen en stappen op, Noud kan weer verder). Nadat Maurits heeft moeten afhaken door griep en gebrek aan conditie, en Peter en Jaap de Alpenreus vandaag rechts lieten liggen, nadat Onno gisteren in de bus stapte en Cornelis ook al omreed, is het duidelijk. Wij hebben een onuitroeibare vriendschap, maar zijn toe aan iets anders, want kwetsbaar als mens. Ook ik, al vloog ik met jeugdige energie de Madeleine op (en zag de steenarend). En dus is het hoge woord eruit: we gaan het volgend jaar anders doen, minder hoogtemeters, zware cols of lange etappes. Met wonderlijke vanzelfsprekendheid wordt dit ‘besloten’. Het mooie is wat blijft. Elkaar ruimte geven, bijvoorbeeld. Jaap en Peter nemen een omweg. En voor elkaar zorgen, altijd. Dat geeft meer voldoening dan elkaar eraf fietsen (wat ook leuk is). Ik rijd na de Madeleine niet keihard met Simon door naar Megève, maar neem Noud op sleeptouw. Onno doet dat met Cornelis, die last heeft van de warmte. Dat is de essentie van F4F: de transitie naar een ander leven, ruimte, zorg en diepe verbondenheid. Een andere opzet van dit wonderlijke collectief. Met waarden die gelijk blijven. Noud en ik doen een half gelukte boks als we na ruim 30 km samen fietsen arriveren bij het Novotel. Ik mag hopen dat in onze stapsgewijze vervreemding van de ons vertrouwde wereld, ons geliefde ‘concept’, deze groep mannen zich ook kenmerkt door één kwaliteit. De onuitroeibaarheid, als van de Japanse duizendknoop.
Megeve, 7 juni, Jaap
Peter en ik fietsen vandaag de milde tocht. Door het dal van eerst de rivier de Arc en daarna de Isere naar Albertville en vandaar omhoog naar Megeve. De Madeleine laten we rechts liggen, een kluif voor de anderen. Bij de splitsing van de weg, rechts de Madeleine, 15 km klimmen, links naar beneden, vraag ik aan Peter of we toch niet achter de anderen aan omhoog willen. ‘Snel!’ zegt Peter, en duikt links naar beneden het dal in, voordat het lot ons toch weer die ploert opstuurt. We maken van het dal dankbaar gebruik voor een mooi stukje tempo rijden. We wisselen wat af op de kop en gaan af en toe gewoon met 38 km/u valsplat omhoog met een briesje tegen, jonge jongens als we zijn. Van de bergen en het dal om ons heen merken we niet zoveel.
Ik moet denken aan een Frans liedje dat de hele week al in mn hoofd zit. Van Riccardo Cocciante, de Italiaanse troubadour die ook eens een plaat in het Frans heeft gemaakt. Ik kocht dit plaat toen ik 18 was, in Antwerpen. Daarna nog zelden gehoord, zeker niet meer nadat Marco Borsato een hele reeks van zijn nummers in het Nederlands ging zingen. Het nummer dat me vooral is bijgebleven heet Le Train. Over een jongeman die afscheid neemt van zn ouders die op het perron staan, afscheid neemt van zijn jeugd en de zorgeloze tijd, het grote leven vol onzekerheid tegemoet. Deze zinnen gaan in het dal steeds door mn hoofd:
Et le train va trop vite, ce grand train qui m’ emmene;
Sans se preoccuper, ni de monts ni des plaines.
Als zo’n trein knallen Peter en ik door het dal, eigenlijk te snel, zonder ons te bekreunen om de bergen en de vlakten. We zien ze niet, razen onverstoorbaar door. We zijn voor ons gevoel nog maar net op pad of 56 km later zitten we al aan de koffie in Albertville, 2/3 van de hele tocht. We hebben het ook erg getroffen stellen we vast, je zal nu toch de Madeleine op moeten fietsen.
Dat gevoel wordt alleen maar sterker als we vervolgens moeten klimmen naar Megeve. Van Albertville zo’n 30 km omhoog, met een prachtig stuk door een gorge maar wel echt klimmen. Het is niet zwaar en steil maar wel een heel eind. Voor een lekker makkelijk dagje hebben we in Megeve meer dan genoeg gedaan.
S Avonds aan het diner spreken we over de aarzelende transformatie die zich van het F4F peloton meester maakt. Niet meer de ijzeren wil of simpelweg het vermogen om elke alpencol op te willen vliegen, of t liefst twee achter elkaar. En toch weer wel, de moeite van dat moeten loslaten, er een punt achter te zetten. Maar ook de mogelijkheid om F4F om te zetten in een ander soort fietsavontuur. Samen, met de hele groep, ipv een uitvaller hier, afgesplitste ladies tour daar etc. Er is vrij veel Europa zonder Alpen of Pyreneeën bij voorbeeld, waar we met elkaar eindeloos fietspret kunnen hebben. Of toch een keer een steelride tocht met elkaar? Het gevoel van samen willen doorfietsen overheerst aan tafel, is veel sterker dan de prestatiedrang. Maar wat dat betekent voor de etappe van morgen, daar laten we ons nog niet over uit. Misschien toch nog een keer een dikke, vette alpencol, gewoon omdat het nu nog net kan met elkaar. Eerst eens kijken of we een goede nacht slaap kunnen pakken.
Ondertussen denk ik terug aan Le Train van Cocciante. Hij zingt:
Mais le train court et court tout au long de ma vie
Ma vie, comme ce train, va de plus en plus vite
Des visages surgissent et d’ autres disparaissent
Emportant avec eux ce que fut ma jeunesse.
Met een beetje goede wil kan ik de jeugd, die voor Cocciante afliep rond zn 18e vermoed ik, oprekken tot 60. Na ruim 40 jaar komen deze woorden eindelijk binnen.
Montaimont, 6 juni, Jaap
Het is iedere morgen een bijzonder bedoening als de heren van Fietsen4Fietsen zich in het lycra hijsen om weer een zware tocht te ondernemen. Om maar volkomen eerlijk te zijn: het ziet er natuurlijk niet uit. Mannen, veelal grote mannen, in uitpuilend strak lycra als ze even vergeten hun buik in te houden. Als ze allemaal zoals op de eerste dag hetzelfde pak aan zouden doen zou dat er tenminste nog een beetje op lijken. Maar die discipline vervalt altijd na een dag of twee, drie. Vandaag twee witte shirts ter ere van deze tocht, een donkerblauwe van de tocht van twee jaar geleden, een donker groen/zwart shirt van een jaar of zes geleden en een hors-categorie rood-wit-blauw shirt (wel in de goede volgorde). Hoe ouder de shirts hoe minder goed ze blijken te passen.
Het is met een woord potsierlijk. Het wekt de lachlust op. Het is dwaas, kluchtig, niet serieus te nemen. Het is een wonderlijk woord: potsierlijk. Het komt van het Duitse possierlich, een afleiding van het woord Posse dat grap of klucht betekent. Wij verbaasden ons er vroeger nog wel eens over dat we niet overal worden toegejuicht en bewonderd. In al die jaren telden we de bewonderaars op de vingers van een hand, vaak kleine kinderen die nog snel onder de indruk zijn. Vrouwelijk schoon kijkt het liefst snel weg als wij langs zoeven. We hebben het thema door de jaren heen stilletjes wat laten rusten, stilzwijgend wordt de teleurstelling gedeeld.
En toch. Als je Fred vandaag de Glandon op ziet dansen, dan zie je juist een sierlijke coureur aan wie je niet afziet hoe hard ie wel gaat. Simon fietst als een krachtige Flandrien, je moet er van houden maar kracht in overvloed. Als derde kwam ik boven, door sommigen in de groep de Stilist genoemd omdat ik zo stil zit maar inmiddels wel wat stijf in de schouders. Onno dan, een bonk explosie voor wie 25 km net even te lang is. En Noud, onnavolgbare wijdbeense stijl met sandalen op de fiets! Cornelis en Peter zijn vandaag buiten beeld, ze verkennen een andere route die hen niet over de Glandon brengt, de ladies tour naar eigen zeggen. Peter swingt op de fiets, vooral met zn rechterbeen. Cornelis fietst strak, soms genadeloos hard.
En als we dan met nog maar vier man de Glandon afdalen (Onno stapt in de bus, naar later blijkt een wijze keuze), dan voelen we vooral dat het sierlijk is. Niemand die het ziet, maar we ervaren dat we dansen, van links naar rechts in korte bochtjes. Vergeet de pakken, de buiken, de ietwat verkrampte houdingen, je ziet de oorspronkelijke sierlijkheid van de mannen van F4F er nog doorheen schemeren. Niet potsierlijk, maar post-sierlijk, dat zijn wij!
Grenoble, 5 juni, Jaap
De lengte van een blog is omgekeerd evenredig aan de zwaarte van een etappe.
Daarbij had ik het eigenlijk bij willen laten, om de vanzelfsprekendheid van de stelling te onderstrepen. Maar als de route van deze tocht niet bedriegt zou er morgen geen blog meer over zijn. Vandaag twee lange klimmen, 13 en 16 km. Maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat het de komende dagen met de Glandon en de Madeleine veel zwaarder wordt. Steiler, langer, pijnlijker. En dat belooft na vandaag nogal wat.
Het klimmen bepaalt niet alleen de lengte van een blog, maar ook de verhoudingen in het peloton. Op de eerst klim gaat Fred er als een hazewind vandoor. In voorgaande edities had ik nog wel eens zicht op wat zich daar afspeelde, maar dat zit er niet meer in. De klim was voor Fred een lekkere loper, kon een uur lang zijn wattage fietsen, geen centje pijn. Dat wordt aan gene zijde van het peloton heel anders beleefd. Ik begin rustig achterin met Cornelis, maar begin zeurderige pijntjes in mn benen te krijgen. Ik moet wat aanzetten om me beter te voelen. Dat werkt een paar kilometer. Tot het niet meer werkt. En dan is de klim nog lang. Op de Col de Bacchus steekt vervolgens de wind op, die maakt dat we snel een km/u aan snelheid verliezen. Dat maakt de tocht nog wat langer en de zeurende pijn nog wat zeurender. Na Fred komt natuurlijk onze krachtpatser Simon als tweede boven, gevolgd door Onno die diep is gegaan en Noud die zoals elk jaar toch weer sterk is. Ik pers er de laatste kilometers nog een beetje uit en ben er. Viel bepaald niet mee. Na mij komen Peter en Cornelis aan. Noud en Cornelis fietsen een wedstrijd in een wedstrijd, Noud pakt punten vandaag. Cornelis ziet de alpenreuzen de komende dagen met vrees tegemoet: ik zit nu al te stoempen op mn lichtste verzetje!
We dalen een mooi stuk tot Ben de lunch heeft opgezet een paar kilometer voor de volgende klim. De lunchplek blijkt te liggen onder de landingsroute voor kleine vliegtuigjes. Weinig gedoe met geluidsnormen zo lijkt het. Een zo’n vliegtuigje scheert zo’n 30 meter boven ons om 200 mtr verder te landen.
De tweede klim, nu door de prachtige Gorges de la Bourne. We fietsen langs en regelmatig onder indrukwekkende rotspartijen door. Nu is Simon er vandoor. Niemand heeft hem onderweg gezien, ook Ben niet die op een soort tussenplateau water aanbiedt. Hij is al boven voordat iemand het door heeft. Ik fiets met Fred, vertrouwd als altijd maar wat minder hard dan vroeger. Fred ontspannen, ik moet er hard voor werken maar dat gaat me beter af dan vanmorgen. De zeurderige pijn in de benen blijft uit. Weer aanzetten in de laatste twee kilometer. En dan boven, had niet veel langer moeten duren of de totale instorting was daar geweest. De afdaling via Tour plaats Villars de Lans is taai: harde wind tegen. We moeten hard werken om naar beneden te komen. In Grenoble is het peloton behalve Simon en Fred wel een beetje uitgepierd. De verhoudingen zijn hersteld. En de angst voor de komende dagen is ouderwets groot. De blog van morgen zal een stuk korter zijn.
Cazilhac, 2 juni, Jaap
De eerste dag van de tocht, een route die niet al te zwaar is met twee redelijke klimmen. Een heerlijk begin van de tocht ligt in het verschiet. Ik stap het bed uit en voel na vier stappen al verzuring. Vreemd, goed geslapen, ben uitgerust. Ik negeer het, het lichaam moet even wakker worden. Maar de trap omhoog na het ontbijt valt zwaar. De verzuring slaat direct toe. Dit gaat een moeizame dag worden voel ik. En ja, eenmaal op de fiets heb ik het zwaar. Kan het niet zo hoge tempo van de groep de stad uit en op de eerste heuvels nauwelijks bijhouden. Ook niet als we een stukje afdalen. Het lichaam werkt niet zoals het hoort. Iets met hartslag en bloeddruk gaat niet goed. Als ik probeer aan te zetten verzuur ik onmiddellijk. Als ik even loslaat begin ik te duizelen door de bloeddruk die lijkt weg te vallen.
Tijdens dit zwoegen bekruipt me steeds meer een gevoel van vervreemding, van disassociatie. Als de bloeddruk me laat duizelen verlies ik alle controle, alle grip op wat ik doe. Ik moet ontzettend mn best doen te blijven fietsen in het spoor van de mannen. Mn waarneming is tot een minimum beperkt, de verbinding met de omgeving verdwijnt. Het lichaam fietst op automatische piloot. Als een waas trekt de tocht aan me voorbij, alsof ik zelf niet fiets. Er gaat van alles in mn hoofd rond wat ik niet meer kan vastpakken. Eigenlijk wil ik de hele tijd stoppen om grip terug te krijgen, maar dat gaat niet. Het voelt alsof ik zweef in een wereld zonder richting en waar ik alle oriëntatie kwijt ben. Er is iets in me dat vreemd is aan mezelf, dat ik normaal niet ben en dat nu de overhand heeft. Ik moet denken aan Grossman die in Leven en Lot schrijft over de oude communist Mostovskoj die soms het vreemde in vrienden ziet en dan de vriendschap loslaat. “Maar wat kon hij doen, nu het vreemde in hemzelf was, deel van hem was? Met jezelf kun je niet breken of de vriendschap opzeggen.” Ik vecht met mezelf die ik niet meer herken in een wedstrijd die maar niet wil ophouden. Na een goede 20 km staan we even stil bij een kruis. Als we weer in beweging komen, gaan de hartkloppingen tekeer. De groep is al een stuk vooruit en ik stap af en ga in de berm liggen om het tot rust te laten komen. Af en toe stopt een auto met een bezorgde chauffeur, nee niets aan de hand, tout va bien, merci beaucoup. Ik wil geen bezorgde mensen om me heen. Een auto met een jonge vrouw stopt, nee ook niet, focus. Het duurt heel lang voor de kloppingen ineens stoppen. Ik kijk naar de wolken boven me die langzaam voorbij trekken en voel me alleen maar meer vervreemd. Ook van de groep, die weg is en niet doorheeft dat ik hier lig. De verbinding is verbroken. Totdat ze na een klimmetje om zich heen kijken en zien dat ik er niet ben. Waar ben je, moeten we terugfietsen, Ben met de bus laten komen, hoe gaat het? De reassociatie komt op gang. Ik stap weer op de fiets en klim langzaam omhoog. Klimmen maakt de duizelingen minder, maar de verzuring is er weer vol. Ik ga de hele tijd stuk op een tempo van niks. Kan ook nog niet kiezen tussen twee beide kwaden.
Ik zwoeg weer achter de groep, wordt langzaam wat rustiger en speel wat tussen duizeling en verzuring. De verzuring wint het nu. Ik klim een mooie beklimming met Fred, die zegt dat hij ook niet harder kan, yeah right. Door een lekke band van een van de maten komen we als eerste boven op de Col de la Baraque de Bral. Als we later aan de lunch zitten kan ik nauwelijks blijven zitten. Ik hang wat in het frame van mn lijf, wil liggen maar dat gaat hier niet. Na de lunch nog een klim, ik verbijt de verzuring maar de duizeling en disassociatie blijven gelukkig uit. Tot we na een plateau naar beneden schieten en een volle duizeling me al afdalend overvalt, me alle controle uit handen slaat en me tot een noodstop dwingt. Maurits is bij me gelukkig, maar dit gaat niet meer. De bus met Ben is een verlossing. Complete vervreemding van de groep die geniet van een magnifieke afdaling door een kloof. Pas op de bestemming komt het lichaam wat in balans met chips, yoghurt, drop en cola zero. Door de mist komt de werkelijkheid van de tocht en de makkers weer in beeld, met onze lol en alles wat ons samen gelukkig maakt. Iets unieks wat ons verbindt.
S avonds aan tafel komt Winton Churchill ter sprake, zoals eigenlijk elk jaar wel. Zijn quotes komen langs en ik ontdek deze: “If you are going through hell, keep going!” Morgen gewoon maar weer opstappen.
Krakow, eindtocht van onze reis dit jaar. De laatste etappe was een feest, nog een paar keer klimmen. Het begint met te bevallen, ik kan goed doortrappen. Zo goed dat ik, met Fred in mn wiel, hard rechtdoor omhoog rijd waar we linksaf hadden gemoeten. Ik zit heerlijk hard omhoog te fietsen, een mooi tempo zonder dat ik moe wordt. Fred voelt zich niet top en moet passen. Ik knal door omhoog, de mooie weg reikt zover ik kan zien voor me omhoog in het glooiende landschap. Pas na een kilometer of 3, 4 zie ik op mn Garmin dat Noud heeft gebeld. Dat is doorgaans slecht nieuws. En ja hoor, we zitten verkeerd. De heren zitten beneden bij een benzinestation. Fantastisch geklommen, de verkeerde kant op, telt niet. We krijgen er gratis een mooie afdaling van evenzovele kilometers voor terug. Bij de afslag gaat ook de goede weg gelukkig omhoog en ik trap even hard door. Dat voelt goed op de laatste dag. De anderen geloven het wel, ik voel geen strijd in de buurt. En zo tokkel ik vrolijk naar boven. Vandaar gaat het met het peloton op en neer naar Krakow. Op een grote snelweg fietsen we de stad in. Er blijkt een fietspad naast de snelweg te liggen en na enig soebatten nemen we dat maar. Een traktatie op Poolse verkeersmores, op het fietspad snelt iedereen links en rechts van elkaar. Voetgangers lopen aan alle kanten, er lijken geen regels of ze worden allom genegeerd. Er lijkt ook niet een ingesleten uitwijk reflex zoals we die in Nederland kennen. Als je een (race) fietser achter je hoort, al dan niet geholpen door bel of geschreeuw, vluchten voetgangers in Nederland standaard naar rechts. Bijna altijd dan, gaat wel eens fout, maar niet vaak. Hier niet. Men gaat naar links, blijft staan om om te kijken waar die herrie vandaan komt, probeert de weg nog wat nadrukkelijker te blokkeren. Hoe meer we de stad in komen, hoe groter de chaos. Af en toe tekent zich 50 m fietspad af, naast de tramrails of er precies op, dat vervolgens plotseling overgaat in een voetgangersgebied. Het grote plein in de oude stad voelt als een bevrijding, van de chaos maar bovenal: we zijn er!! Op een terras slaan we de aangezwollen toeristenstroom ietwat mistroostig aan, wat is het vol en druk. Sic gloria Europeae transit. Hier komt geen cruiseship aan en toch is het bomvol. Niettemin overheerst het goede gevoel: 1050 km gefietst, geen enkel ongeluk opnieuw, alles goed gegaan, fantastisch fietsen, nauwelijks slecht weer, een stukje Europa ontdekt, 8 dagen met de makkers fladderen en mooie gesprekken aan tafel. Ben, onze markante begeleider die naadloos in de groep past, stelt voor om morgen nog maar eens een fietstocht door Krakow te maken, met een Nederlands sprekende gids. We kijken wat meewarig, nog een keer fietsen? We hebben zin in op een terrasje rondhangen, gelukkig verveeld omdat we niets meer hoeven. Onze nothing-box wordt nog verder leeggeschept, Ook het fietsen wordt eruit gedonderd. Een zalig moment van leegte. Maar nee, Ben krijgt ons weer op de fiets. Met een groep jonge vrouwen uit Tilburg die hun jaarlijkse weekend uit hebben trekken we door de stad, aangespoord door een enthousiaste Poolse gids Claudia. Ze vertelt honderduit over Krakow, over wat we zien. We rollen langzaam door de stad, het verkeer geknoei van alles door elkaar voelt beter aan met deze snelheid. We komen bij het kasteel van Krakow waar Hans Frank, de gouverneur generaal van het door de Nazi’s bezette Polen zetelde. We lazen uitgebreid over hem in het boek East West Street, over zijn zoon die in het reine moet komen met wat zijn vader op zijn geweten had. Frank wilde Krakow de zuiverste stad van Polen maken, dat wil zeggen, zo veel mogelijk gezuiverd van Joden. We fietsen over het plein van de ghetto-helden, waar 68.000 Joden door de Nazi’s zijn doodgeschoten (“afgeschoten”, zegt Claudia, een woord dat wij niet gebruiken maar de werkelijkheid nog gruwelijker onder woorden brengt) of op transport gezet naar kampen. Er wonen nu nog 200 Joden in Krakow. We fietsen door naar de fabriek van Schindler, waar hij 1100 Joden redde door ze in zijn fabriek te werk te stellen, ook nadat ze naar een kamp een paar kilometer buiten de stad werden afgevoerd. Hij haalde zelfs 300 vrouwen uit Auschwitz terug die daar per ongeluk naar toegebracht waren. Bij de ingang hangen foto’s van de mensen die hij heeft gered. Zo krijgt fietsen door Krakow een heel andere lading. We zijn weer stil zoals we begonnen, onder de indruk van de heftige onmenselijkheid die hier woedde in de oorlog. Wat knaagt is dat het hier vandaag meer lijkt op een toeristenattractie, een verhaal over lang vervlogen tijden waar we fietsend, steppend, wandelend aan voorbij trekken. Het bevreemdt. Maar misschien is dat beter dan helemaal geen herinnering meer hebben aan die aller zwartste tijd. We gaan het jubileum jaar in van 75 jaar bevrijding. Laten we ons maar zoveel en zo vaak mogelijk herinneren, om ons te wapenen tegen het morele verval dat door boreale utopieen wordt aangekondigd.
Gevoel. Het is geen mannenwoord. Dat zeg ik niet vanuit een soort hovaardigheid, maar het blijft ingewikkeld om met een groep mannen over gevoel te praten. Zo niet bij ons F4F-gezelschap. Wij weten het zelfs zo te plooien – we blijven mannen – dat het ook over ‘fietsen met gevoel’ gaat. Voor u uw laptop of computer afsluit, het is ècht een thema. Fietsen met gevoel is zelfs te leren!. U kon bij Jaap lezen hoe we relatieve nieuweling Simon moesten leren hoe je met gevoel een peloton aanvoert, opdat je niet steeds verbaasd tot de conclusie komt dat je wéér alleen rijdt. Dat je niet alleen kracht moet terugnemen, of juist moet aanzetten op momenten dat je bijvoorbeeld daalt, maar ook dat je ‘de groep moet voelen’. Iets wat ook Onno, Peter en ikzelf nog wel als aandachtspunt hebben. Het is eigenlijk intuïtie. Ik ben namelijk wel een fan. Je rijdt voorop, en hoort je makkers achter je. Een vermoeden van een rij wielrenners die zich moeten aanpassen aan jouw snelheid, stuurmanskunst en ‘gevoel’. Het is dansen zonder partner, maar op wielen. Met wat profs doen in een ploegentijdrit als absolute hoogmis van het rijden in een groep. Vandaag ging het over ‘op gevoel klimmen’ dat beter zou zijn dan met de tegenwoordige gadgetmetertjes. Cornelis en zeker Noud maken daarvoor beperkt gebruik van hun metertjes. Jaap enigszins, maar ook hij geeft de voorkeur aan het goed aanvoelen wat je moet doen en niet moet doen. Wanneer je gas moet terugnemen of juist versnellen. Zelf fiets ik ook met zo’n vermaledijde Garmin op mijn stuur. Snelheid, hartslag, stijgingspercentage, alles is afleesbaar. En toch weet ik, voel ik zelf meestal hoe de vlag erbij hangt. Je ademhaling, het zuur in de benen, de pijn in je spieren, de onrust of helderheid in je hoofd, al deze dingen maken dat ik uiteindelijk op gevoel inschat dat ik op koers zit. Dat ik het ga halen, soms op mijn gemak, soms als uiterste inspanning, waarbij je soms ineens besluit vol te gaan. Als bij toverslag. Vanmorgen in alle vroegte en heerlijk weer begonnen we vanuit hotel Golden Eagle aan een klim in het gebied van Stravnické vrchy, u weet wel. De aanloop vanaf Levice was al mooi, maar de beklimming sloeg alles. Prachtig groen, bos, doorkijkjes, vogels, planten. Dan juicht het in je hart, alles lokt en roept. Je denkt aan van alles, tot aan symfonieën toe. Je wil je geluk wel uitschreeuwen en denkt niet aan hard fietsen, maar gewoon op tempo dit alles naar binnen zuigen. Tot deze idylle – die al wel een beetje op de hielen werd gezeten door het lichamelijk ongemak van de inspanning – wreed werd onderbroken door houtvesters, met motorzagen. Een contrapunt, zeg maar. Toen we onze weg vervolgden ging ik weer op zoek naar dat heerlijke gevoel. Maar in plaats van daartoe mijn gevoel te volgen, ging ik steeds harder fietsen. Sterker nog, op mijn Garmin verschenen kritische waarden. Zo bleven alleen Simon en ik als hijgende postpaarden over, op het prachtige asfalt naar een vermoedde top die ergens moest liggen. Simon gelooft niet in metertjes, rijdt op gevoel en doet dat niet ‘met mate’. We monsterden elkaar, zonder dat expliciet te maken. Zo gaat dat. Tussen het hijgen door vielen halve zinnen, of alleen woordjes. Je raakt dan langzaam aan niet alleen een beetje los van elkaar, maar ook van de bekoring van de berg. Bij mezelf merkte ik niets meer van symfonie, meer iets van hardrock of heavy metal. Op zoek naar het gevoel niet meer te kunnen verbaasde ik mezelf echter…door nog steeds wel te kunnen. Soms lukt dat. Door en door en door. Op de top van mijn kunnen is overigens niet op de top van mijn gevoel. Tot ik eindelijk boven was en in een bocht neerstreek, zwetend, ademend, maar zó voldaan. De hartslag daalde snel, het landschap begon weer te stralen en ik zag dat het goed was. En toch was er ook dat ‘normale’ prestatiegevoel – is dat wel gevoel? Eerste boven, al was het natuurlijk geen wedstrijd, toch?. Toen mijn klimcompagnon een paar minuten later naast mij remde zag ik de verbazing: ‘wat heb jij geslikt?’. Niets. Maar ook: niets mannelijks is mij vreemd: het was een heel basaal gevoel dat mij dreef. Winnen. Niets meer, niets minder. Dàt gevoel.
Wij van F4F kennen geen grenzen, maar vandaag wel. Wij gaan dwars door Europa en trekken ons van geen grens wat aan. De fiets is tenslotte het meest universele vervoersmiddel dat er bestaat. Het meest humane ook. Dus toen wij uit de barokke truttigheid van Salzburg vertrokken waren wij zo gezegd universeel en humaan. En kwetsbaar, dus. Al fietsend over de brug baden wij ons niettemin schaamteloos in die herkenbare sympathie en bewondering van de toeschouwer, die zelf is overgeleverd aan toeristisch klatergoud, of is gevangen in wafel- of Nutella-dampen. ‘De leegheid van die levens schokt me’, is het bekende Tim Krabbé citaat, dat alleen voor een renner als waarneming volstrekt begrijpelijk is.
Wij oogsten overigens alleen bewonderende blikken. De oogopslagen van hen die dit ook willen, of hadden gewild. Maar niet konden, of durfden. Dat is de confabulatie van de renner, want velen observeren ons vol afschuw, en niet alleen vanwege snelheid en fietsgedrag: ‘gekken!, idioten!, uitslovers!, of erger. Vanuit een andere wereld schrijven Jaap en ik echter de blijde boodschap van het fietsen met F4F, ieder jaar, ieder jaar weer blogjes (voor weer een boek, de vorige twee had u al bij bol.com gekocht toch?). Wat een genot! Alles doordesemd van die liefde voor de fiets. En van het avontuur om over grenzen te gaan.
En zo raasden wij na Salzburg door de vallei met toverachtige namen als Fuschl Am See, Sankt Wolfgang im Salzkammergut, Bad Ischl en Aussee. En bij Aussee ging het dus mis. Wij snelden naast een weg over één van de linke fietspaden. Verderop stond een bus. Over de rug van Onno heen zag ik mensen oversteken. Het leken parachutisten die net geland waren: gedesoriënteerd om zich heen kijkend. Toeristen! In het bijzonder: Chinezen. Met camera’s en mobieltjes de wonderen van Europa vastleggend. Gedropt in een Oostenrijks dorpje met een meer. Volstrekt in hun wereld.
Een fractie van een seconde flitste het beeld van een oud TV-programma Poets – u weet wel, met de verborgen camera – door mij heen. Een Chinees met een fiets (!) in een bos, de weg kwijt. Verbaasde maar hulpvaardige omstanders vragend: ‘Chinaglens? Chinaglens?’ Ondertussen van links naar rechts wijzend. Dat was veertig jaar geleden. Nu was er gevaar! We belden en brulden deze kluwen Chinezen-zonder-fiets tot de orde. Niks te Chinagrens! Oppassen, wegwezen van het fietspad. Huawei-spionnen! Duizend bommen en granaten, Bashi-Bezoeks! (geleend uit Kuifje in China). De totale verschrikking, verbijstering op die gezichten. Alsof ze op safari plots werden overvallen door olifanten, in dit geval natuurlijk gazellen.
Enfin, zo’n vaart liep het niet. En wij waren ook geen Kaptein Haddocks op de fiets. Nee, wij zijn beschaafde fietsers, niettemin verrast door de vervreemdende ervaring van een groep Chinezen op een fietspad ergens in Oostenrijk, die ons daar collectief in de weg stonden. Er zijn natuurlijk grenzen. En wij zijn weer op weg. Heerlijk!
De kop is eraf, F4F is weer onderweg. Een koude start vanmorgen in Salzburg, 11 graden, de mouwtjes aan bij onze dunne nieuwe shirts. En de jackies mee, want de buienradar laat regen in de buurt zien. Het plezier is groter dan de zorg om het weer en daar gaan we, fluitend door de stad waar we twee jaar geleden eindigden. Buiten de stad gaat het al snel omhoog, langs een grote weg met veel verkeer. Af en toe een stukje fietspad maar veel ook op de rijweg, waar auto’s, vrachtwagens en motoren ons voorbijscheuren. Wennen aan het gedender, dat iedere fietservaring wegvaagt. Dan maar van de weg af, een boerenweggetje dat nogal stevig omhoog gaat. ‘Dit vind ik maar niks” zegt Peter, een verhelderend commentaar. ‘Gewoon doorzetten op de weg en niet steeds die stukjes omhoog langs de weg, we moeten nog 1.000 km mannen.’ Maurits, altijd al van de onverwachte fiestpaden en doorsteekjes, gaat toch voorop. ‘Nou een keer dan, maar dat is het dan ook’ verklaart Peter, een herhaling van de Povlakte in 2017 wordt in de kiem gesmoord. Het blijkt een mooi paadje dat zelfs na een kort stukje omhoog, steil naar beneden gaat. Daar komen we allemaal goed weg. Een lekke band van Fred luidt na 45 km de koffie in, in Strobl. Buiten voor een konditorei, nog steeds wat koud maar de Kuchen smaken goed. Om nog wat bij te sterken voor de klim die komt eet ik nog maar eens een kokos-reep, heerlijk. Mn favoriete smaak, kokos. Op mn 8e mn eerste kokosijsje gegeten op Langeland in Denemarken sindsdien voor het leven verkocht. Mn vingers ruiken nog wat naar kokos en ik lik ze af. BILLENVET!!!! Ook van kokosgeur voorzien dit keer. Waarom zou dat in vredesnaam zijn, billenvet naar kokos laten ruiken? Er doemen beelden op die het fietsen niet bevorderen. Het smaakt in ieder geval niet naar kokos, weet ik nu, het smaakt bitter, blijkt, nogal. Deze bijzondere ervaring leidt enigszins af van het vooruitzicht van de klim die eraan komt. Een stevige, gemiddeld 9% over 7 km. Simon rijdt droestig voorop, ijzersterk dit jaar. Het snode plan om hem er direct de eerste klim af te rijden zodat ik de rest van de week kan ontspannen valt al na 200 m in duigen. Bijtend omhoog. T gaat best, maar t vraagt ook wat. Heb sinds vorig jaar een hartslag meter in mn apparaatje en dat behoedt voor overmoedig fietsen. Jammer eigenlijk. Onno volgt Simon sterk, Fred daar achter. Ik ben nog verder achter maar zet aan. Wat gaat dat hart te keer, zou het ook zo hard zijn gegaan zijn al die keren dat ik mn hartslag niet kende? Als een boom in het bos omvalt en er is niemand in de buurt die het hoort, maakt het dan geluid? Smaakt billenvet naar kokos als je het niet proeft? Bestaat iets alleen als het waargenomen wordt? Deze metafysische twijfel over het niet-waargenomen bestaan geeft me extra energie om naar het wiel van Fred te rijden. Wat een heerlijke klim, ik neem het waar dus het bestaat.
Je zou het bijna vergeten dat we al bijna drie maanden over Moeder Aarde fietsen. Bijna, want ze heeft zich niet alleen getoond in al haar pracht, maar van zich laten horen en voelen. De oerkracht die altijd verwondering, bewondering en bescheidenheid oproept. Zoals gisteren, bij terugkomst in onze B&B in Taormina. Onze gloednieuwe ‘Etna’-shirtjes – gekocht in een hilarische bui – nog vers in een tasje, wandelen we het dakterras op. Daar zit onze gastvrouw met een verrekijker. Ze wijst op een oranje gloed. ‘Etna is active’. Na 18 maanden een eruptie.
Eenvoud
Het begrip Moeder Aarde heeft een koesterende lading. Ze creëert leven, zorgt en corrigeert ijdele mensen. Daarbij moet ik altijd denken aan Gustave Flaubert, die na een hevige hagelbui schaterlacht over de wraak van de natuur – niet echt Moeder Aarde, maar alá – en de menselijke zelfoverschatting. Dat is niet per se waar ik aan denk. Wel ook aan de moeder die zorgt dat ze er steeds, ondanks alles, goed uit probeert te zien. Ze wast, smeert en kleedt om zichzelf en anderen te behagen. In de ruwe helderheid van het arctisch gebied was dat evident. De aarde plooit, kleurt en omspoelt zich daar op weergaloze wijze. Als je op de Noordkaap staat en tuurt in de richting van de Noordpool – de arme, slinkende Noordpool – weet je in één klap hoe zwaar ze het heeft en tegelijkertijd hoe krachtig ze is. Dat klif, die bergen die daar de immense oceaan aangrijnzen. En wat een oppervlakte, huid, ze daarna toonde in en onder het arctische. Het bergland van de hoogvlakte van de fjell tussen Skaidi en Alta, een desolate, kale hoogvlakte – waar de storm de sneeuw horizontaal deed ‘vallen’- de machtige hoge Lyngen Alpen, en de fijnzinniger Senja-archipel. Op dat laatste is moeder aarde bijna frivool, met baaien waar Toon Hermans van de weeromstuit ‘Mediterranée, zo blauw, zo blauw’ zou zingen. Waar we ook, wat ik maar ‘een walvisberg’ noem zien, die door de weerspiegeling in het gladde, koude, heldere water lag te dobberen. Noord-Noorwegen, met zijn ruwe ‘tenen’ van vasteland met daartussen het heldere, blauwe water van de fjorden, met dat noordelijke licht; je voelt je hier overrompeld door maat, schoonheid en tijd. Zeker op een fietsje van 12, 13 kilo. Noorwegen was Moeder Aarde op haar best. We hebben ons daar nooit ongemakkelijk, onveilig of ongewenst gevoeld. Integendeel. Terug naar jezelf, oer, eenvoud.
Schok
Heel veel kilometers later zitten we begin augustus in onze kamer aan de Adriatische kust. Na de ellenlange fietstocht langs de toeristische kust aldaar, waan je je heel ver van moeder aarde, van de natuur, eigenlijk van alles wat jezelf plaatst in een zuivere context. Het autovrije centro storico van vestingstadje Termoli ligt op een klein schiereilandje, is mooi, toeristiek in orde en heeft een prachtige middeleeuwse basilica. Ons kamertje kijkt uit over een pleintje waar ’s avonds – het is de avond voor de Nationale feestdag – word geflaneerd, gepraat en – vooral – geconsumeerd. En dan – plots – neemt Moeder Aarde de regie over. Jaap en ik zitten na een copieuze maaltijd wat te schrijven. Een schok. We kijken elkaar aan. Nog een schok. Het huis beweegt, wordt machteloos even heen en weer geduwd. Het feest op het plein is pardoes ten einde. Stilte. Ik zie op het plein de mannen – gek genoeg alleen mannen – opstaan, met hun armen gespreid of ze hun evenwicht houden. Stilte. Moeder aarde, wat doet ze? Ze doet even niks meer, een beetje naschokken. De aardbeving telt 4.6 op de schaal van Richter. (ik lees later: veroorzaakt door een aardschol die op het Appenijnse massief stoot. Zoiets). Hoe dan ook, Moeder Aarde suggereert hier geen veiligheid maar aanwezigheid. En het was even, heel even, toch ongemakkelijk. ‘Wat is dit nou?’, denkt het alerte brein. Een fractie van een seconde dacht ik ons trapje naar het plein te nemen. Tot ik door het raam zag dat de mannen met de gespreide armen weer gingen zitten, het gesprek hervatten en het glas pakten. Een code voor: het is over.
Spuwend
En nu zitten we dan op het mooie, nog toeristischer Taormina, met zijn Griekse arena, zijn tempels en wirwar van smalle straatjes, waar de commercie floreert. In die kermis kopen Jaap en ik twee wielershirts. We zijn al enige tijd op zoek naar gekke Italiaanse wielershirts. We vinden er twee met de Etna erop. Een witte en een rode. De vulkaan hebben wij niet gezien. Die was bij aankomst in wolken gehuld. Als we na het diner in ons B&B Belvedere House (!) aankomen zit onze gastvrouw op het immense terras. Om haar nek een verrekijker. ‘I made a special fire for you’. Ze wijst op de Etna en we zien een oranje gloed. ‘Etna is active. You are lucky’. Ik weet van opwinding niet hoe snel mijn gsm en verrekijker in handen te krijgen. Het is echt zo! Een heuse ‘notte di fuoco’ na 18 maanden relatieve Etna-rust. Precies op de dag dat wij aankomen! Na de schok van Termoli grapten wij er over. Nu doet ze het. Moeder Aarde spuugt iets van haar sputum uit over de flanken van deze grootste actieve vulkaan van Europa. En wij zien het. Met de kijker voor de ogen zie ik het magma uit het binnenste omhoog spuiten en tegelijkertijd hoe een trage oranje streep de gloed van de vloeiende lava op de vulkaantop weergeeft. Bijna op het eind van de tocht laat Moeder Aarde iets van háár binnenste zien. Niet eens dreigend – hoe spannend het er ook uit ziet – maar eerder nadrukkelijk en onmiskenbaar. Hier maak ik jullie aarde. Hier bereid ik nieuwe vruchtbare grond. Zie wat ik doe en doe daar wat mee! En misschien ook: hier walg ik van jullie arrogantie, onverschilligheid, domheid. Althans, iemand als Flaubert zou dat onmiddellijk en met veel literaire ketelmuziek beweren. Dat krijgen jullie er nou van!
Zachtmoedig
Gelukkig is Moeder Aarde hier zachtmoediger. Het is een echte uitbarsting, maar een gematigde. ‘Geen gevaar, geen angst voor de bevolking’ schrijft La Stampa ‘Solo la “normalitá” del vulcano attivo più alto d’Europa’. Wij zijn niettemin enorm opgewonden, zitten uren vanuit onze plastic tuinstoelen met onze verrekijkers te koekeloeren naar het fenomeen vulkanisme, eruptie, magma, lava, Etna. Ik voel meer dan ooit tijdens deze reis bescheidenheid. En ook enorm plezier om wat Moeder Aarde ons bij toeval toont, laat voelen en ervaren.
Aarde is wijsheid. Niets meer, niets minder (vrij naar Jorge Guillèn).